NJB 2015/1595
Bezit. Ondubbelzinnig. Interversieverbod. Op 24 juni 1994 verkrijgt B de eigendom van een reeds door hem bewoond perceel. Reeds voordien is een achter het perceel gelegen strook grond bij de achtertuin van het perceel getrokken. HR: Het hof heeft niet geoordeeld dat de feitelijke macht die B vóór 24 juni 1994 over de strook grond uitoefende, berustte op houderschap. Het heeft slechts geoordeeld dat tot dat tijdstip geen sprake was van ondubbelzinnig bezit door B. In verband daarmee heeft het hof kunnen oordelen dat het interversieverbod van art. 3:111 BW niet in de weg staat aan het aanvaarden van bezit van B van de strook grond met ingang van 24 juni 1994
HR 04-09-2015, ECLI:NL:HR:2015:2463
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
4 september 2015
- Magistraten
Mrs. E.J. Numann, A.H.T. Heisterkamp, G. de Groot, M.V. Polak, V. van den Brink
- Zaaknummer
14/01834
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Vermogensrecht / Rechtsvorderingen
Goederenrecht / Eigendom, bezit en houderschap
Goederenrecht / Verkrijging en verlies
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2015:2463, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 04‑09‑2015
ECLI:NL:PHR:2015:505, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 17‑04‑2015
Beroepschrift, Hoge Raad, 24‑03‑2014
- Wetingang
(BW art. 3:105, 3:111, 3:306, 3:314 lid 2)
Essentie
Bezit. Ondubbelzinnig. Interversieverbod. Op 24 juni 1994 verkrijgt B de eigendom van een reeds door hem bewoond perceel. Reeds voordien is een achter het perceel gelegen strook grond bij de achtertuin van het perceel getrokken. HR: Het hof heeft niet geoordeeld dat de feitelijke macht die B vóór 24 juni 1994 over de strook grond uitoefende, berustte op houderschap. Het heeft slechts geoordeeld dat tot dat tijdstip geen sprake was van ondubbelzinnig bezit door B. In verband daarmee heeft het hof kunnen oordelen dat het interversieverbod van art. 3:111 BW niet in de weg staat aan het aanvaarden van ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.