NJB 2015/1595:Bezit. Ondubbelzinnig. Interversieverbod. Op 24 juni 1994 verkrijgt B de eigendom van een reeds door hem bewoond perceel. Reeds voordien is een achter het perceel gelegen strook grond bij de achtertuin van het perceel getrokken. HR: Het hof heeft niet geoordeeld dat de feitelijke macht die B vóór 24 juni 1994 over de strook grond uitoefende, berustte op houderschap. Het heeft slechts geoordeeld dat tot dat tijdstip geen sprake was van ondubbelzinnig bezit door B. In verband daarmee heeft het hof kunnen oordelen dat het interversieverbod van art. 3:111 BW niet in de weg staat aan het aanvaarden van bezit van B van de strook grond met ingang van 24 juni 1994