Einde inhoudsopgave
Burgerlijk Wetboek Boek 7
Artikel 942 [Verjaring]
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2010
- Bronpublicatie:
20-05-2010, Stb. 2010, 205 (uitgifte: 24-06-2010, kamerstukken: 32038)
20-05-2010, Stb. 2010, 205 (uitgifte: 24-06-2010, kamerstukken: 32038)
17-12-2009, Stb. 2010, 221 (uitgifte: 30-06-2010, kamerstukken: 31518)
- Inwerkingtreding
01-07-2010
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
17-12-2009, Stb. 2010, 221 (uitgifte: 30-06-2010, kamerstukken: 31518)
11-06-2010, Stb. 2010, 206 (uitgifte: 24-06-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
17-12-2009, Stb. 2010, 221 (uitgifte: 30-06-2010, kamerstukken: 31518)
- Afhankelijke geldigheid
Treedt tegelijk in werking met de wet van 17-12-2009, Stb. 2010, 221.
- Vakgebied(en)
Verzekeringsrecht / Algemeen
1.
Een rechtsvordering tegen de verzekeraar tot het doen van een uitkering verjaart door verloop van drie jaren na de aanvang van de dag, volgende op die waarop de tot uitkering gerechtigde met de opeisbaarheid daarvan bekend is geworden.
2.
De verjaring wordt gestuit door een schriftelijke mededeling, waarbij op uitkering aanspraak wordt gemaakt. Een nieuwe verjaringstermijn van drie jaren begint te lopen met de aanvang van de dag, volgende op die waarop de verzekeraar hetzij de aanspraak erkent, hetzij ondubbelzinnig heeft medegedeeld de aanspraak af te wijzen.
3.
Bij verzekering tegen aansprakelijkheid wordt de verjaring in afwijking van lid 2, eerste zin, gestuit door iedere onderhandeling tussen de verzekeraar en de tot uitkering gerechtigde of de benadeelde. In dat geval begint een nieuwe verjaringstermijn van drie jaren te lopen met de aanvang van de dag, volgende op die waarop de verzekeraar hetzij de aanspraak erkent, hetzij ondubbelzinnig aan degene met wie hij onderhandelt en, indien deze een ander is, aan de tot uitkering gerechtigde heeft medegedeeld dat hij de onderhandelingen afbreekt.