Einde inhoudsopgave
Procesreglement bestuursrecht rechtbanken 2021
Artikel 2.4 Herstel van een verzuim en opvragen machtiging (de artikelen 6:5, 6:6, 8:24 en 8:36a van de Awb)
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2024
- Bronpublicatie:
13-09-2023, Stcrt. 2023, 32442 (uitgifte: 29-12-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
13-09-2023, Stcrt. 2023, 32442 (uitgifte: 29-12-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Fiscaal procesrecht / Algemeen
Vreemdelingenrecht / Vreemdelingenprocesrecht
Bestuursprocesrecht / Algemeen
1.
Indien sprake is van een herstelbaar verzuim als bedoeld in artikel 6:6 of 8:36a van de Awb of indien de bestuursrechter van een gemachtigde een machtiging verlangt, stelt de bestuursrechter de indiener van het beroepschrift in de gelegenheid binnen vier weken het verzuim te herstellen dan wel de machtiging in te zenden.
2.
Indien de voorzieningenrechter in een met het beroep samenhangende voorlopige-voorzieningsprocedure toepassing geeft aan het eerste lid kan de bestuursrechter aan de indiener van het beroepschrift die tevens de indiener van het verzoekschrift is, een termijn gelijk aan die in de voorlopige voorziening stellen.
3.
Niet-ontvankelijkverklaring van het beroep wegens een verzuim als bedoeld in het eerste lid vindt slechts plaats, indien:
- a.
in het geval op papier wordt geprocedeerd de uitnodiging om het verzuim te herstellen bij aangetekende brief is verzonden of anderszins vaststaat dat de uitnodiging is ontvangen,
- b.
in de uitnodiging is meegedeeld dat het beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard indien het verzuim niet binnen de gestelde termijn is hersteld en het verzuim niet verschoonbaar is, en
- c.
binnen de termijn geen herstel heeft plaatsgevonden en dit verzuim niet verschoonbaar is.
4.
Bij de toezending per gewone brief nadat de aangetekende brief is terugontvangen als bedoeld in artikel 8:38, eerste lid, van de Awb, wordt de in de aangetekende brief gestelde termijn niet verlengd.
5.
Indien een indiener niet voldoet aan de verplichting om een stuk, als bedoeld in artikel 8:36a, eerste en tweede lid, van de Awb, langs digitale weg in te dienen, stelt de bestuursrechter de desbetreffende indiener in de gelegenheid dit verzuim te herstellen door binnen één week hetzelfde stuk alsnog langs digitale weg in te dienen of bepaalt hij dat de procedure geheel of gedeeltelijk wordt voortgezet volgens de regels die gelden voor stukkenwisseling indien op papier wordt geprocedeerd. Indien deze termijn van één week eindigt voor het einde van de beroepstermijn, wordt deze termijn verlengd tot het einde van de beroepstermijn.