Hof Arnhem-Leeuwarden (locatie Leeuwarden) 24 maart 2020, ECLI:NL:GHARL:2020:2500.
HR, 04-02-2022, nr. 20/02968
ECLI:NL:HR:2022:118
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
04-02-2022
- Zaaknummer
20/02968
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2022:118, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 04‑02‑2022; (Artikel 81 RO-zaken, Cassatie)
In cassatie op: ECLI:NL:GHARL:2020:2500, Bekrachtiging/bevestiging
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2021:740, Gevolgd
ECLI:NL:PHR:2021:740, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 06‑08‑2021
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2022:118, Gevolgd
- Vindplaatsen
Uitspraak 04‑02‑2022
Inhoudsindicatie
Art. 81 lid 1 RO. Vrijwaringszaak. Samenhang met hoofdzaak.
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer 20/02968
Datum 4 februari 2022
ARREST
In de zaak van
DELOITTE ACCOUNTANTS B.V.,gevestigd te Rotterdam,
EISERES tot cassatie,
hierna: Deloitte,
advocaten: J. de Bie Leuveling Tjeenk en G.J. Harryvan,
tegen
1. HARLINGEN HOLDING INDUSTRIES B.V.,gevestigd te Harlingen,
2. [verweerder 2],wonende te [woonplaats],
3. [verweerder 3],wonende te [woonplaats],
VERWEERDERS in cassatie,
hierna gezamenlijk: HHI c.s.,
niet verschenen.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
het vonnis in de zaak C/17/136561 / HA ZA 14-350 van de rechtbank Noord-Nederland van 19 juli 2017;
het arrest in de zaak 200.252.264/01 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 24 maart 2020.
Deloitte heeft tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld.
Tegen HHI c.s. is verstek verleend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal B.F. Assink strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
2. Beoordeling van het middel
De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3. Beslissing
De Hoge Raad:
- -
verwerpt het beroep;
- -
veroordeelt Deloitte in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van HHI c.s. begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren C.E. du Perron, als voorzitter, C.H. Sieburgh, A.E.B. ter Heide, F.R. Salomons en G.C. Makkink, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer H.M. Wattendorff op 4 februari 2022.
Conclusie 06‑08‑2021
Inhoudsindicatie
Vrijwaringszaak. Samenhang met 20/01901.
Partij(en)
PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer 20/02968
Zitting 6 augustus 2021
CONCLUSIE
B.F. Assink
In de zaak
Deloitte Accountants B.V.
tegen
1. Harlingen Holding Industries B.V.
2. [verweerder 2]
3. [verweerder 3]
Dit betreft een vrijwaringszaak. In de hoofdzaak, die bij de Hoge Raad aanhangig is onder zaaknummer 20/01901, heeft het hof de aansprakelijkheidsvordering van de curator van een failliete B.V. tegen de accountant afgewezen. Dat arrest houdt m.i. stand, ik verwijs naar mijn conclusie in die zaak. Daaruit volgt dat in de onderhavige zaak het cassatieberoep van de accountant (dat er slechts over klaagt dat als het arrest in de hoofdzaak wordt vernietigd, ook de (door het hof afgewezen) vordering in vrijwaring opnieuw moet worden beoordeeld) faalt. Zie ook de verwante zaak die bij de Hoge Raad aanhangig is onder zaaknummer 20/01905 waarin ik vandaag eveneens concludeer, tevens strekkende tot verwerping van het cassatieberoep.
1. De feiten
In cassatie kan worden uitgegaan van de volgende feiten, ontleend aan rov. 2.2 t/m 2.10 van het arrest van 24 maart 2020 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (hierna: het hof).1.
1.1
Harlingen Holding Industries B.V. (hierna: HHI) staat als moedervennootschap aan het hoofd van een groep vennootschappen waartoe onder meer haar dochtervennootschappen [A] B.V. (hierna: [A]) en [B] BV. (hierna: [B]) behoorden. [A] en [B] waren gevestigd in [de Industriehaven] (hierna: de Industriehaven). Zij hielden zich onder meer bezig met het uitvoeren van onderhouds-, straal-, conserverings- en reparatiewerkzaamheden aan schepen.
1.2
In een brief van 16 december 1992 heeft de Staat der Nederlanden (hierna: de Staat) [B] en [A] aansprakelijk gesteld voor de kosten van sanering van de Industriehaven. Namens de Staat is de aansprakelijkstelling herhaald en is de verjaring van de vordering tot vergoeding van de kosten van sanering gestuit.
1.3
Sinds 1 januari 2001 is [verweerder 2] (hierna: [verweerder 2]) enig statutair bestuurder van [A] en is [verweerder 3] (hierna: [verweerder 3]) als commissaris aan [A] verbonden.
1.4
Deloitte Accountants B.V. (hierna: Deloitte) is als accountant van [A] betrokken geweest bij de opstelling van de jaarrekeningen van [A] over de jaren 2000 t/m 2009.
1.5
De Staat heeft [A] en [B] gedagvaard voor de toenmalige rechtbank Leeuwarden. Op 9 november 2005 heeft de rechtbank [A] en [B] hoofdelijk veroordeeld tot betaling aan de Staat van € 1.292.215,61, vermeerderd met rente en kosten. [A] en [B] zijn van dit vonnis in hoger beroep gekomen.
1.6
In een arrest van 17 mei 2011 heeft het gerechtshof het vonnis van de rechtbank van 9 november 2005 vernietigd voor zover de vordering van de Staat was toegewezen tot meer dan € 1.196.544,08, te vermeerderen met de wettelijke rente.2.
1.7
Op 31 januari 2012 zijn [A] en [B] in staat van faillissement verklaard en is mr. D.C. Poiesz (hierna: de curator) als curator aangesteld.
1.8
De curator heeft gevorderd HHI, [verweerder 2] en [verweerder 3] (hierna, in vrouwelijk enkelvoud: HHI c.s.) en Deloitte te veroordelen tot betaling van de schade die de schuldeisers van [A] hebben geleden als gevolg van onrechtmatig handelen van HHI c.s. en Deloitte, en [verweerder 2] en [verweerder 3] te veroordelen tot betaling van het boedeltekort in het faillissement van [A] wegens onbehoorlijk bestuur.
1.9
In de hoofdzaak heeft de rechtbank Deloitte toegestaan HHI c.s. in vrijwaring op te roepen, waarna Deloitte deze procedure is gestart.
2. Het procesverloop
In eerste aanleg
2.1
Deloitte vordert dat de rechtbank, bij vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- 1. voor recht zal verklaren dat HHI c.s. onrechtmatig heeft gehandeld jegens Deloitte;
- 2. HHI c.s. hoofdelijk, des de één betalende de anderen zullen zijn gekweten, zal veroordelen, ter vrijwaring van Deloitte, tot al hetgeen waartoe Deloitte in de hoofdzaak mocht worden veroordeeld met inbegrip van de kostenveroordeling; en
- 3. HHI c.s. hoofdelijk, des de één betalende de anderen zullen zijn gekweten, zal veroordelen in de kosten van het geding: onder de bepaling (i) dat de proceskosten voldaan dienen te worden binnen veertien dagen na dagtekening van het in deze te wijzen vonnis, en (ii) voor het geval voldoening binnen deze termijn niet plaatsvindt, dat de proceskosten worden vermeerderd met de wettelijke rente, te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening, alsmede (iii) met veroordeling van HHI c.s. in de nakosten van € 131--, dan wel, indien betekening plaatsvindt, van € 199,--.
2.2
HHI c.s. voert verweer met conclusie tot niet-ontvankelijkverklaring van Deloitte in haar vordering dan wel afwijzing van deze vordering, onder veroordeling van Deloitte in de kosten van de vrijwaringsprocedure, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad voor zover de wet zulks toelaat.
2.3
Bij vonnis in vrijwaring van 19 juli 20173.wijst de rechtbank Noord-Nederland de vordering af en wordt Deloitte, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeeld in de proceskosten.
In hoger beroep
2.4
Deloitte is van het vonnis in vrijwaring in hoger beroep gekomen.
2.5
Bij arrest in vrijwaring van 24 maart 20204.(hierna: het arrest in vrijwaring) bekrachtigt het hof het vonnis van de rechtbank van 19 juli 2017, veroordeelt het hof Deloitte, uitvoerbaar bij voorraad, in de kosten van het hoger beroep, en wijst het hof het meer of anders gevorderde af. Aan deze beslissing ligt, voor zover relevant, de volgende overweging ten grondslag:
“3.3 Deloitte is van het vonnis in vrijwaring in hoger beroep gekomen voor zover door dit hof in de hoofdzaak zou worden geoordeeld dat zij wel gehouden is tot vergoeding van de door de schuldeisers van [A] geleden schade. In het arrest in de zaak tussen de curator en Deloitte van vandaag zijn de vorderingen van de curator tegen Deloitte echter afgewezen en is de curator in de proces- en nakosten van Deloitte veroordeeld. Dit leidt ertoe dat de vordering van Deloitte in deze vrijwaringszaak ook in hoger beroep wordt afgewezen.”
In cassatie
2.6
Bij procesinleiding van 24 september 2020 (en derhalve tijdig)5.heeft Deloitte cassatieberoep ingesteld van het arrest in vrijwaring. HHI c.s. is niet verschenen; tegen haar is verstek verleend. Deloitte heeft afgezien van schriftelijke toelichting.
2.7
De hoofdzaak is bij de Hoge Raad dus aanhangig onder zaaknummer 20/01901, waarin ik vandaag eveneens - tot verwerping - concludeer.
3. De bespreking van het cassatiemiddel
3.1
Het middel strekt ertoe dat voor het geval het cassatieberoep in de hoofdzaak slaagt en de Hoge Raad het arrest van het hof in de hoofdzaak vernietigt, ook het arrest in vrijwaring moet worden vernietigd nu de enige grondslag van de afwijzing door het hof van de vorderingen van Deloitte in de vrijwaringszaak was dat de vorderingen van de curator tegen Deloitte in de hoofdzaak waren afgewezen.
3.2
Zoals gezegd, strekt mijn conclusie in de hoofdzaak tot verwerping en aldus tot het in stand laten van het arrest van het hof in de hoofdzaak. Dit in aanmerking genomen, moet het onderhavige cassatieberoep m.i. (bij gebrek aan belang) worden verworpen.
4. Conclusie
De conclusie strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De Procureur-Generaal bij de
Hoge Raad der Nederlanden
A-G
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 06‑08‑2021
Hof Leeuwarden 17 mei 2011, ECLI:NL:GHLEE:2011:BQ5722, JBO 2011/39. Het tussenarrest van 21 november 2007 en het vonnis van de rechtbank van 9 november 2005 in de verontreinigingsprocedure zijn niet op rechtspraak.nl gepubliceerd.
Rb. Noord-Nederland (locatie Leeuwarden) 19 juli 2017, zaak-/rolnr. C/17/136561 / HA ZA 14-350 (niet gepubliceerd op rechtspraak.nl).
Hof Arnhem-Leeuwarden (locatie Leeuwarden) 24 maart 2020, ECLI:NL:GHARL:2020:2500.
Van toepassing is de regel van art. 402 lid 3 Rv: indien in de vorige instantie een vordering tot vrijwaring geheel of gedeeltelijk is afgewezen op grond van de afwijzing van de vordering in de hoofdzaak, staat het beroep in cassatie open tot het moment dat in de hoofdzaak in cassatie de conclusie van antwoord wordt genomen. De onderhavige procesinleiding is tegelijk met het verweerschrift in de hoofdzaak ingediend.