Einde inhoudsopgave
Protocol tot wijziging van het Enkelvoudig Verdrag inzake verdovende middelen, 1961
Artikel 2 Wijzigingen van de titel van artikel 9 van het Enkelvoudig Verdrag en van het eerste lid daarvan, alsmede toevoeging van een nieuw vierde en vijfde lid
Geldend
Geldend vanaf 08-08-1975
- Bronpublicatie:
25-03-1972, Trb. 1980, 184 (uitgifte: 27-11-1980, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
08-08-1975
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
25-03-1972, Trb. 1980, 184 (uitgifte: 27-11-1980, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Verdragenrecht
Internationaal strafrecht / Bijzondere onderwerpen
De titel van artikel 9 van het Enkelvoudig Verdrag wordt als volgt gelezen:
‘Samenstelling en werkzaamheden van het Comité’
Artikel 9, eerste lid, van het Enkelvoudig Verdrag wordt als volgt gelezen:
1
Het Comité bestaat uit dertien leden, die door de Raad als volgt worden gekozen:
- (a)
drie leden met geneeskundige, farmacologische of farmaceutische ervaring uit een door de Wereldgezondheidsorganisatie opgestelde voordracht van ten minste vijf personen;
- (b)
tien leden uit een door de Leden van de Verenigde Naties en door Partijen die geen Lid zijn van de Verenigde Naties opgestelde voordracht.
Na artikel 9, derde lid, van het Enkelvoudig Verdrag worden de volgende nieuwe leden toegevoegd:
4
In samenwerking met de Regeringen en onder voorbehoud van de voorwaarden van dit Verdrag, streeft het Comité naar beperking van de verbouw, de produktie, de vervaardiging en het gebruik van verdovende middelen tot een hoeveelheid die voldoende is voor geneeskundige en wetenschappelijke doeleinden, naar verzekering van de beschikbaarheid van verdovende middelen voor zodanige doeleinden en naar voorkoming van clandestiene verbouw, produktie en vervaardiging van, sluikhandel in en clandestien gebruik van verdovende middelen.
5
De uit hoofde van dit Verdrag door het Comité genomen maatregelen dienen volldig in overeenstemming te zijn met het doel, de samenwerking van Regeringen met het Comité te bevorderen en een instrument te bieden voor een voortdurende dialoog tussen de Regeringen en het Comité, dat aan doeltreffend nationaal optreden hulp zal bieden en dit zal vergemakkelijken ten einde de doelstellingen van dit Verdrag te bereiken. ’