Besluit 2002/309/EG, Euratom betreffende de sluiting van zeven overeenkomsten met de Zwitserse Bondsstaat
Artikel 5
Geldend
Geldend vanaf 04-04-2002
- Redactionele toelichting
Het regelingnummer is gecorrigeerd via een rectificatie (PbEU 2017, L 29).
- Bronpublicatie:
04-04-2002, PbEG 2002, L 114 (uitgifte: 30-04-2002, regelingnummer: 2002/309/EG, Euratom)
- Inwerkingtreding
04-04-2002
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
04-04-2002, PbEG 2002, L 114 (uitgifte: 30-04-2002, regelingnummer: 2002/309/EG, Euratom)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Financiering
Overheidsfinanciën / Algemeen
1.
Wat de overeenkomst inzake de handel in landbouwproducten betreft, wordt de Gemeenschap in het Gemengd Landbouwcomité, ingesteld bij artikel 6, lid 1, van de overeenkomst, en in het Gemengd Veterinair Comité, ingesteld bij artikel 19, lid 1, van bijlage 11 bij de overeenkomst, vertegenwoordigd door de Commissie, bijgestaan door vertegenwoordigers van de lidstaten.
2.
Het standpunt van de Gemeenschap in het Gemengd Landbouwcomité en het Gemengd Veterinair Comité wordt vastgesteld door de Raad, op voorstel van de Commissie, overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap.
Het standpunt van de Gemeenschap inzake aangelegenheden waarover het Gemengd Landbouwcomité overeenkomstig artikel 6, lid 3, dient te besluiten wordt echter in overeenstemming met het onderstaande vastgesteld door de Commissie:
- —
volgens de procedure van artikel 18 van Richtlijn 2000/29/EG (1) voor aangelegenheden die verband houden met bijlage 4 bij de overeenkomst en de aanhangsels van die bijlage;
- —
volgens de procedure van artikel 23 van Richtlijn 70/524/EEG (2) voor aangelegenheden die verband houden met bijlage 5 bij de overeenkomst en de aanhangsels van die bijlage;
- —
volgens de procedure van artikel 21 van Richtlijn 66/400/EEG (3)of de daarmee overeenstemmende bepalingen van andere richtlijnen van de Raad voor de sector zaden voor aangelegenheden die verband houden met bijlage 6 bij de overeenkomst en de aanhangsels van die bijlage;
- —
volgens de procedure van artikel 75 van Verordening (EG) nr. 1493/99 (4) voor aangelegenheden die verband houden met bijlage 7 bij de overeenkomst en de aanhangsels van die bijlage;
- —
volgens de procedure van artikel 14 of 15 van Verordening (EEG) nr. 1576/89 (5) of van artikel 13 of 14 van Verordening (EEG) nr. 1601/91 (6) voor aangelegenheden die verband houden met bijlage 8 bij de overeenkomst en de aanhangsels van die bijlage;
- —
volgens de procedure van artikel 14 van Verordening (EEG) nr. 2092/91 (7) voor aangelegenheden die verband houden met bijlage 9 bij de overeenkomst en de aanhangsels van die bijlage;
- —
volgens de procedure van artikel 46 van Verordening (EG) nr. 2200/96 (8) voor aangelegenheden die verband houden met bijlage 10 bij de overeenkomst en de aanhangsels van die bijlage.
3.
Onverminderd het bepaalde in lid 6 stelt de Commissie als volgt de maatregelen vast die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de overeenkomst:
- —
wat de uitvoering betreft van de tariefconcessies vervat in bijlage 2 en bijlage 3 van de overeenkomst alsmede de wijzigingen en technische aanpassingen, noodzakelijk in verband met wijzigingen van de gecombineerde nomenclatuur en de Taric-codes: volgens de procedure van artikel 23 van Verordening (EEG) nr. 1766/92 (9) of de daarmee overeenstemmende bepalingen van andere verordeningen betreffende de gemeenschappelijke ordening van markten, of volgens de procedure van lid 2;
- —
wat de uitvoering betreft van bijlage 4: volgens de procedure van artikel 18 van Richtlijn 2000/29/EG van de Raad;
- —
wat de uitvoering betreft van bijlage 5: volgens de procedure van artikel 23 van Richtlijn 70/524/EEG;
- —
wat de uitvoering betreft van bijlage 6: volgens de procedure van artikel 21 van Richtlijn 66/400/EEG of de daarmee overeenstemmende bepalingen van andere richtlijnen voor de sector zaden;
- —
wat de uitvoering betreft van titel III van bijlage 7: volgens de procedure van artikel 75 van Verordening (EG) nr. 1493/99;
- —
wat de uitvoering betreft van artikel 14 van bijlage 8: volgens de procedure van artikel 14 van Verordening (EEG) nr. 1576/89 of van artikel 13 van Verordening (EEG) nr. 1601/91;
- —
wat de uitvoering betreft van bijlage 9: volgens de procedure van artikel 14 van Verordening (EEG) nr. 2092/91;
- —
wat de uitvoering betreft van bijlage 10: volgens de procedure van artikel 46 van Verordening (EEG) nr. 2200/96;
- —
wat de uitvoering betreft van bijlage 11: volgens artikel 30 van Richtlijn 72/462/EEG (10).
4.
In voorkomend geval kunnen de in lid 3, eerste streepje, bedoelde noodzakelijke maatregelen worden aangenomen volgens de hierna beschreven procedures.
De Commissie wordt bijgestaan door het bij artikel 248 bis van Verordening (EG) nr. 2913/92 (11) ingestelde Comité Douanewetboek.
Wanneer naar dit lid wordt verwezen zijn de artikelen 4 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing.
De in artikel 4, lid 3, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op één maand.
5.
Het Comité Douanewetboek kan elk vraagstuk in verband met de toepassing van tariefcontingenten bespreken dat door de voorzitter op eigen initiatief of op verzoek van een lidstaat aan de orde wordt gesteld.
6.
De Commissie stelt, op verzoek van een lidstaat of op eigen initiatief, de nodige maatregelen vast overeenkomstig artikel 10 van de overeenkomst, artikel 29 van bijlage 7, artikel 16 van bijlage 8, artikel 9 van bijlage 9 en artikel 5 van bijlage 10 bij de overeenkomst. De Raad en de lidstaten worden van dergelijke besluiten in kennis gesteld. Ontvangt de Commissie een verzoek van een lidstaat, dan neemt zij een besluit binnen drie werkdagen na de ontvangst van dit verzoek. Iedere lidstaat mag het besluit van de Commissie aan de Raad voorleggen binnen drie werkdagen na de dag waarop die lidstaat van dat besluit in kennis is gesteld. De Raad komt onverwijld bijeen. Met gekwalificeerde meerderheid kan de Raad, binnen dertig dagen na de datum waarop het besluit van de Commissie aan hem is voorgelegd, een andersluidend besluit nemen.
Voetnoten
PB L 169 van 10.7.2000, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2001/33/EG van de Commissie (PB L 127 van 9.5.2001, blz. 42).
PB L 270 van 14.12.1970, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2205/2001 van de Commissie (PB L 297 van 15.11.2001, blz. 3).
PB L 125 van 11.7.1966, blz. 2290. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 98/96/EG van de Raad (PB L 25 van 1.2.1999, blz. 27).
PB L 179 van 14.7.1999, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2585/2001 van de Raad (PB L 345 van 29.11.2001, blz. 10).
PB L 160 van 12.6.1989, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 3378/94 van de Raad (PB L 366 van 31.12.1994, blz. 1).
PB L 149 van 14.6.1991, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2061/96 van de Raad (PB L 277 van 30.10.1996, blz. 1).
PB L 198 van 22.7.1991, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2491/2001 van de Commissie (PB L 337 van 20.12.2001, blz. 9).
PB L 297 van 21.11.1996, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 911/2001 van de Commissie (PB L 129 van 11.5.2001, blz. 3).
PB L 181 van 1.7.1992, blz. 21. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1666/2000 van de Raad (PB L 193 van 29.7.2000, blz. 1).
PB L 302 van 31.12.1972, blz. 28. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 1452/2001/EG van de Raad (PB L 198 van 21.7.2001, blz. 11).
PB L 302 van 19.10.1992, blz. 11. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2700/2000 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 311 van 12.12.2000, blz. 17).