RBP 2015/36
Uitvoerbaarverklaring bij voorraad. Welke criteria gelden ter beoordeling van een vordering/verzoek tot uitvoerbaarverklaring bij voorraad van de beslissing in vorige instantie?
HR 20-03-2015, ECLI:NL:HR:2015:688
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
20 maart 2015
- Magistraten
Mrs. E.J. Numann, A.M.J. van Buchem-Spapens, G. Snijders, M.V. Polak, T.H. Tanja-van den Broek
- Zaaknummer
14/04367
- Conclusie
A-G mr. F.F. Langemeijer
- JCDI
JCDI:ADS920860:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Burgerlijk procesrecht / Cassatie
Burgerlijk procesrecht / Eerste aanleg
Burgerlijk procesrecht / Hoger beroep
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2016:374, Uitspraak, Hoge Raad, 04‑03‑2016
ECLI:NL:PHR:2015:2208, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 30‑10‑2015
ECLI:NL:HR:2015:688, Uitspraak, Hoge Raad, 20‑03‑2015
ECLI:NL:PHR:2015:18, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 16‑01‑2015
Beroepschrift, Hoge Raad, 31‑10‑2014
Beroepschrift, Hoge Raad, 28‑08‑2014
- Wetingang
Essentie
Uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
Welke criteria gelden ter beoordeling van een vordering/verzoek tot uitvoerbaarverklaring bij voorraad van de beslissing in vorige instantie?
Samenvatting
In het kader van de vermogensrechtelijke afwikkeling van het huwelijk van partijen heeft het hof onder meer bepaald dat de man aan de vrouw een gebruiksvergoeding moet betalen voor het gebruik van de (voormalige) echtelijke woning van partijen. Het hof heeft zijn beschikking niet uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De vrouw verzoekt in het incident in cassatie de veroordeling tot betaling van een gebruiksvergoeding alsnog uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
HR: Indien in hoger beroep of ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.