Einde inhoudsopgave
Richtlijn (EU) 2015/849 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering
Artikel 18 bis
Geldend
Geldend van 09-07-2018 tot 10-07-2027
- Bronpublicatie:
30-05-2018, PbEU 2018, L 156 (uitgifte: 19-06-2018, regelingnummer: 2018/843)
- Inwerkingtreding
09-07-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
30-05-2018, PbEU 2018, L 156 (uitgifte: 19-06-2018, regelingnummer: 2018/843)
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen / Belastingadviseur
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
1.
Met betrekking tot zakelijke relaties of transacties die verband houden met op grond van artikel 9, lid 2, geïdentificeerde derde landen met een hoog risico, vereisen de lidstaten dat meldingsplichtige entiteiten de volgende verscherpte cliëntenonderzoeksmaatregelen toepassen:
- a)
aanvullende informatie over de cliënt en de uiteindelijk begunstigde(n) inwinnen;
- b)
aanvullende informatie over de beoogde aard van de zakelijke relatie inwinnen;
- c)
informatie over de bron van de geldmiddelen en de bron van het vermogen van de cliënt en de uiteindelijk begunstigde(n) inwinnen;
- d)
informatie over de redenen voor de beoogde of verrichte transacties inwinnen;
- e)
goedkeuring van het hoger leidinggevend personeel verkrijgen voor het aangaan of voortzetten van de zakelijke relatie;
- f)
verscherpte monitoring verrichten van de zakelijke relatie door het aantal en de frequentie van de controles te verhogen en door transactiepatronen te selecteren die nader onderzocht moeten worden.
De lidstaten kunnen verlangen dat meldingsplichtige entiteiten er in voorkomend geval voor zorgen dat de eerste betaling wordt verricht via een rekening op naam van de cliënt bij een kredietinstelling waarvoor cliëntenonderzoeksnormen gelden die niet minder streng zijn dan de in deze richtlijn vastgestelde normen.
2.
In aanvulling op de in lid 1 bedoelde maatregelen en in overeenstemming met de internationale verplichtingen van de Unie vereisen de lidstaten dat meldingsplichtige entiteiten indien van toepassing een of meer van de volgende aanvullende risicobeperkende maatregelen toepassen op personen en juridische entiteiten die transacties uitvoeren die verband houden met op grond van artikel 9, lid 2, geïdentificeerde derde landen met een hoog risico. Het gaat hierbij om een of meer van de volgende maatregelen:
- a)
de toepassing van aanvullende elementen van verscherpt cliëntenonderzoek;
- b)
de invoering van verscherpte relevante meldingsmechanismen of het systematisch melden van financiële transacties;
- c)
de beperking van zakelijke relaties of transacties met natuurlijke personen of juridische entiteiten uit op grond van artikel 9, lid 2, geïdentificeerde derde landen met een hoog risico.
3.
In aanvulling op de in lid 1 bedoelde maatregelen passen de lidstaten, indien van toepassing en met inachtneming van de internationale verplichtingen van de Unie, een of meer van de volgende maatregelen toe ten aanzien van op grond van artikel 9, lid 2, geïdentificeerde derde landen met een hoog risico:
- a)
de vestiging weigeren van dochterondernemingen, bijkantoren of vertegenwoordigingskantoren van meldingsplichtige entiteiten uit het betrokken land, of anderszins rekening houden met het feit dat de betrokken meldingsplichtige entiteit afkomstig is uit een land dat niet over adequate AML/CFT-regelingen beschikt;
- b)
meldingsplichtige entiteiten verbieden bijkantoren of vertegenwoordigingskantoren in het betrokken land te vestigen, of anderszins rekening houden met het feit dat het betrokken bijkantoor of het betrokken vertegenwoordigingskantoor zich in een land zou bevinden dat niet over adequate AML/CFT-regelingen beschikt;
- c)
verscherpt toezichtonderzoek of verscherpte vereisten inzake externe audit voorschrijven voor in het betrokken land gevestigde bijkantoren en dochterondernemingen van meldingsplichtige entiteiten;
- d)
hogere eisen inzake externe audit voorschrijven voor financiële groepen ten aanzien van hun vestigingen of dochterondernemingen in het betrokken land;
- e)
kredietinstellingen en financiële instellingen verplichten de correspondentenrelaties met respondentinstellingen in het betrokken land te herzien en te wijzigen of, indien nodig, te beëindigen.
4.
Bij het vaststellen of toepassen van de in de leden 2 en 3 vastgestelde maatregelen houden de lidstaten in voorkomend geval rekening met de relevante evaluaties, beoordelingen en rapporten die zijn opgesteld door internationale organisaties en opstellers van standaarden met bevoegdheden op het gebied van het voorkomen van witwassen en het bestrijden van terrorismefinanciering, met betrekking tot de risico’s die het afzonderlijke derde land vertegenwoordigt.
5.
De lidstaten stellen de Commissie op de hoogte alvorens de in de leden 2 en 3 vastgestelde maatregelen vast te stellen of toe te passen.