V-N 2019/49.20
Geen hoge handelsrentevergoeding voor te laat betaalde immateriëleschadevergoedingen, proceskosten en griffierecht
HR 11-10-2019, ECLI:NL:HR:2019:1575, m.nt. Redactie Vakstudie Nieuws
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
11 oktober 2019
- Magistraten
Koopman, Punt, Van Hilten
- Zaaknummer
18/04907
- Noot
Redactie Vakstudie Nieuws
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS89420:1
- Vakgebied(en)
Fiscaal bestuursrecht (V)
Fiscaal procesrecht / Algemeen
Fiscaal procesrecht (V)
Fiscaal procesrecht / Beroepsfase
Fiscaal procesrecht / Griffierecht
Fiscaal procesrecht / Proceskostenvergoeding
Fiscaal bestuursrecht / Bezwaarfase
Fiscaal bestuursrecht / Rente
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2019:1575, Uitspraak, Hoge Raad, 11‑10‑2019
Beroepschrift, Hoge Raad, 11‑10‑2019
- Wetingang
Essentie
De Hoge Raad oordeelt dat niet voor redelijke twijfel vatbaar is dat een immateriële schadevergoeding wegens het overschrijden van de redelijke termijn geen verband houdt met een handelsovereenkomst. Dit geldt eveneens voor de proceskostenvergoedingen en voor de vergoedingen van het griffierecht.
Samenvatting
Rechtbank Zeeland-West-Brabant en Hof ’s-Hertogenbosch hebben aan X bv een vergoeding toegekend van de door haar bij de rechtbank en het hof betaalde griffierechten. De inspecteur betaalt 2% rente (art. 6:119 BW jo 6:120 lid 1 BW) aan X bv wegens de te late betaling van de door de rechtbank vastgestelde immateriëleschadevergoeding. ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.