Hof Den Haag, 27-08-2013, nr. 13-00400
ECLI:NL:GHDHA:2013:4609
- Instantie
Hof Den Haag
- Datum
27-08-2013
- Zaaknummer
13-00400
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHDHA:2013:4609, Uitspraak, Hof Den Haag, 27‑08‑2013; (Hoger beroep, Verwijzing na Hoge Raad)
Na verwijzing door: ECLI:NL:HR:2013:BZ6822
- Vindplaatsen
Uitspraak 27‑08‑2013
Inhoudsindicatie
Wet WOZ. Verwijzingszaak HR 12 april 2013, nr. 12/02674. Kostenvergoeding in de bezwaarfase.
GERECHTSHOF DEN HAAG
Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummer BK-13/00400
Uitspraak van 27 augustus 2013
in het geding - na verwijzing - tussen:
[X] B.V., statutair gevestigd te [Z], belanghebbende,
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Hilversum, de Inspecteur,
op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 20 december 2010, nummer AWB 10/3886, betreffende de hierna vermelde beschikking en aanslag.
Beschikking, aanslag, bezwaar en geding in eerste aanleg
1.1. Bij in één geschrift opgenomen beschikkingen als bedoeld in artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) zijn de waarden van de onroerende zaken, plaatselijk bekend als [a-straat 1], [b-straat 1], [b-straat 2] en [b-straat 3] te [Q] (hierna: de woningen) voor het kalenderjaar 2010 vastgesteld. Voorts zijn daarbij aan belanghebbende voor het jaar 2010, wegens het genot krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van de woningen, aanslagen opgelegd in de onroerendezaakbelasting van de gemeente Hilversum.
1.2. Belanghebbende heeft tegen de beschikkingen en de aanslagen bezwaar gemaakt. Bij in één geschrift vervatte uitspraken heeft de Inspecteur het bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard, de waarden van de woningen op een lager bedrag vastgesteld en daarbij een vergoeding van kosten in verband met de behandeling van het bezwaar toegekend.
1.3. Belanghebbende heeft tegen de uitspraken van de Inspecteur beroep bij de rechtbank ingesteld. Een griffierecht van € 298 is geheven. De rechtbank heeft
- het beroep gegrond verklaard;
- de uitspraken van de Inspecteur vernietigd voor zover deze betrekking hebben op de aan belanghebbende toekomende proceskostenvergoeding,
- de proceskosten voor de bezwaarfase vastgesteld op € 303 en voor de beroepsfase op € 874 en
- gelast dat de Inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 298 vergoedt.
Verdere loop van het geding
2.1. Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof Amsterdam. Een griffierecht van € 448 is geheven.
2.2. Bij uitspraak van 19 april 2012, nummer 11/00025, LJN BW3801, heeft het Gerechtshof Amsterdam de uitspraak van de rechtbank bevestigd.
2.3. De Hoge Raad heeft bij arrest van 12 april 2013, nummer 12/02674, LJN BZ6822 (hierna: het verwijzingsarrest) het door belanghebbende tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam ingestelde beroep in cassatie gegrond verklaard, de hofuitspraak vernietigd en het geding verwezen naar het Gerechtshof Den Haag ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van het arrest.
2.4. Partijen hebben zich over het verwijzingsarrest uitgelaten, belanghebbende bij brief van 31 mei 2013, de Inspecteur bij brief van 23 mei 2013. Zij hebben van elkaars geschriften kunnen kennisnemen.
2.5. Partijen hebben afgezien van een mondelinge behandeling.
Verwijzingsopdracht en na verwijzing vaststaande feiten
3.
In het verwijzingsarrest is voor zover hier relevant overwogen:
"(…)
3.2.
Middel 1 komt terecht op tegen ’s Hofs beslissing om geen vergoeding toe te kennen voor de taxatiekosten. De enkele omstandigheid dat belanghebbende met de taxateur een overeenkomst op basis van “no cure no pay” heeft gesloten op grond waarvan de vergoeding die zij aan de taxateur moet betalen wordt gesteld op het bedrag dat ter zake wordt toegekend als kostenvergoeding, staat aan een vergoeding van de kosten van taxatie niet in de weg (vgl. HR 13 juli 2012, nr. 11/02035, LJN BX0904 , BNB 2012/256).
(…)
3.4.
Het derde middel komt terecht op tegen ’s Hofs beslissing dat in de bezwaarfase sprake is van vier samenhangende zaken. Het middel verbindt daaraan evenwel ten onrechte het gevolg dat sprake was van vier afzonderlijke zaken. Voor de toepassing van artikel 7:15, lid 2 , Awb en het Bpb is sprake van één bezwaar indien dit is gericht tegen meerdere op één aanslagbiljet vermelde besluiten; een andersluidende uitleg van deze bepalingen en het Bpb zou te veel afbreuk doen aan de door de wetgever om dit verband beoogde eenvoud (zie HR 13 juli 2012, nr. 11/01222, LJN BX0892 , BNB 2012/292, onderdeel 3.3.3). Hetzelfde geldt voor het bezwaar tegen in één geschrift opgenomen WOZ-beschikkingen. Wel kan de omstandigheid dat het bezwaar op meer dan één besluit betrekking heeft een rol spelen bij het bepalen van de wegingsfactor voor het gewicht van de zaak.
3.5.
Gelet op hetgeen hiervoor onder 3.2 en 3.4 is overwogen kan ’s Hofs uitspraak niet in stand blijven. Verwijzing moet volgen.
(…)"
Geschil in hoger beroep na verwijzing en standpunten van partijen
4.1. Het geschil tussen partijen spitst zich nog slechts toe op de kostenvergoeding in de bezwaarfase en met name op de vragen (i) wat de hoogte is van de vergoeding voor kosten voor inschakeling van een deskundige (taxateur) en (ii) welke wegingsfactor moet worden gehanteerd voor het gewicht van de zaak bij het bepalen van de kostenvergoeding in bezwaar, nu het bezwaar op meer dan één besluit betrekking heeft.
4.2. Voor de standpunten van partijen en de gronden waarop deze standpunten steunen verwijst het Hof naar de gedingstukken.
Beoordeling van het hoger beroep na verwijzing
5.1. Tussen partijen is niet langer in geschil dat belanghebbende recht heeft op een vergoeding voor het inschakelen van een deskundige (taxateur) in de bezwaarfase. Voorts is tussen partijen niet in geschil dat deze kosten moeten worden gewaardeerd op twee (twee taxatierapporten) x twee uur x € 50 (exclusief omzetbelasting) = (in totaal) € 238 inclusief omzetbelasting.
5.2. Met betrekking tot de voor de bezwaarfase te hanteren wegingsfactor (zwaarte van de zaak) in verband met de omstandigheid dat het bezwaar op meer dan één besluit betrekking heeft, is het Hof van oordeel dat een wegingsfactor 1,5 op zijn plaats is. Er is sprake van twee afzonderlijke feitencomplexen, te weten één feitencomplex met betrekking tot woning [a-straat 1] en één feitencomplex met betrekking tot de woningen [b-straat 1], [b-straat 2] en [b-straat 3]. In het bezwaarschrift diende op beide feitencomplexen te worden ingegaan, zodat de werkzaamheden meer complex zijn dan wanneer sprake zou zijn geweest van één feitencomplex. Anderszijds beperkt het feit dat sprake is van één bezwaarschrift de werkzaamheden van de gemachtigde.
Op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, in verbinding met het Besluit proceskosten bestuursrecht en de daarbij behorende bijlage stelt het Hof de vergoeding voor beroepsmatig verleende bijstand in de bezwaarfase vast op:
1
punt voor proceshandelingen (bezwaarschrift) x € 235 x 1,5 (wegingsfactor) = € 352,50.
5.3.
Het gerechtshof te Amsterdam heeft als kosten voor de beroepsmatig verleende bijstand in de beroepsfase bij de rechtbank een vergoeding toegekend van:
2
punten voor proceshandelingen (beroepschrift en zitting) x € 437 x 0,5 (wegingsfactor) +
€ 2,50 (kosten uittreksel) = € 439,50.
Het tegen de hantering van de wegingsfactor 0,5 gerichte cassatiemiddel is verworpen, zodat thans voor beroepsmatige verleende bijstand in de beroepsfase een vergoeding dient te worden toegekend van 2 x € 472 x 0,5 + 2,50 = € 474,50.
5.4.
Het hiervoor overwogene leidt ertoe dat belanghebbende de volgende vergoeding toekomt:
- € 238 voor het inschakelen van een deskundige in de bezwaarfase
- € 352,50 voor beroepsmatig verleende bijstand in de bezwaarfase
- € 474,50 voor beroepsmatig verleende bijstand in de beroepsfase
in totaal derhalve € 1.065.
5.5.
Aangezien de rechtbank het bedrag van de proceskosten heeft vastgesteld op € 1.177 (€ 303 voor de bezwaarfase en € 874 voor de beroepsfase) en de Inspecteur hiertegen geen incidenteel hoger beroep heeft ingesteld, zal het Hof de uitspraak van de rechtbank bevestigen.
Proceskosten
Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
Beslissing
Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
De uitspraak is vastgesteld door mrs. H.A.J. Kroon, J.J.I. Verburg en M.C.M. van Dijk, in tegenwoordigheid van de griffier mr. J.H.R. Massmann. De beslissing is op 27 augustus 2013 in het openbaar uitgesproken.
aangetekend aan
partijen verzonden:
Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1.
Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.
2.
Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
- de naam en het adres van de indiener;
- de dagtekening;
- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
- de gronden van het beroep in cassatie.
Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20.303, 2500 EH Den Haag.
De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.