Procestaal: Roemeens.
HvJ EU, 22-12-2022, nr. C-332/21
ECLI:EU:C:2022:1031
- Instantie
Hof van Justitie van de Europese Unie
- Datum
22-12-2022
- Magistraten
D. Gratsias, M. Ilešič, I. Jarukaitis
- Zaaknummer
C-332/21
- Conclusie
A. collins
- Roepnaam
Quadrant Amroq Beverages
- Vakgebied(en)
Europees belastingrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:EU:C:2022:1031, Uitspraak, Hof van Justitie van de Europese Unie, 22‑12‑2022
ECLI:EU:C:2022:589, Conclusie, Hof van Justitie van de Europese Unie, 14‑07‑2022
Uitspraak 22‑12‑2022
Inhoudsindicatie
Prejudiciële verwijzing — Harmonisatie van de belastingwetgeving — Richtlijn 92/83/EEG — Harmonisatie van de structuur van de accijns op alcohol en alcoholhoudende dranken — Accijnzen — Ethylalcohol — Vrijstellingen — Artikel 27, lid 1, onder e) — Productie van aroma's voor de bereiding van levensmiddelen of niet-alcoholhoudende dranken met een alcoholvolumegehalte van niet meer dan 1,2 % vol — Werkingssfeer — Evenredigheidsbeginsel en doeltreffendheidsbeginsel
D. Gratsias, M. Ilešič, I. Jarukaitis
Partij(en)
In zaak C-332/21,*
betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door de Tribunal Bucureşti (rechter in eerste aanleg Boekarest, Roemenië) bij beslissing van 9 december 2020, ingekomen bij het Hof op 27 mei 2021, in de procedure
Quadrant Amroq Beverages SRL
tegen
Agenția Națională de Administrare Fiscală — Direcția Generală de Administrare a Marilor Contribuabili,
wijst
HET HOF (Tiende kamer),
samengesteld als volgt: D. Gratsias, kamerpresident, M. Ilešič (rapporteur) en I. Jarukaitis, rechters,
advocaat-generaal: A. M. Collins,
griffier: A. Calot Escobar,
gezien de stukken,
gelet op de opmerkingen van:
- —
Quadrant Amroq Beverages SRL, vertegenwoordigd door D.-D. Dascălu, avocat,
- —
de Roemeense regering, vertegenwoordigd door E. Gane en A. Rotăreanu als gemachtigden,
- —
Ierland, vertegenwoordigd door M. Browne, A. Joyce en M. Tierney als gemachtigden,
- —
de Poolse regering, vertegenwoordigd door B. Majczyna als gemachtigde,
- —
de Europese Commissie, vertegenwoordigd door A. Armenia en C. Perrin als gemachtigden,
gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 14 juli 2022,
het navolgende
Arrest
1
Het verzoek om een prejudiciële beslissing heeft betrekking op de uitlegging van artikel 27, lid 1, onder e), van richtlijn 92/83/EEG van de Raad van 19 oktober 1992 betreffende de harmonisatie van de structuur van de accijns op alcohol en alcoholhoudende dranken (PB 1992, L 316, blz. 21) en van het evenredigheids- en doeltreffendheidsbeginsel.
2
Dit verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen Quadrant Amroq Beverages SRL en Agenţia Naţională de Administrare Fiscală — Direcţia Generală a Marilor Contribuabili (nationale belastingdienst — directoraat-generaal grote belastingplichtigen; hierna: ‘bevoegde belastingdienst’) over de teruggaaf van accijns die deze vennootschap heeft betaald op ethylalcohol.
Toepasselijke bepalingen
Unierecht
Richtlijn 92/83
3
De tweeëntwintigste overweging van richtlijn 92/83 luidt:
‘[o]verwegende dat de lidstaten over de middelen dienen te beschikken om eventuele fraude, ontduiking of misbruik die zich op het gebied van de vrijstellingen kunnen voordoen, te bestrijden’.
4
Artikel 19, lid 1, van die richtlijn bepaalt:
‘De lidstaten heffen accijns op ethylalcohol overeenkomstig deze richtlijn.’
5
Artikel 20, eerste streepje, van deze richtlijn bepaalt:
‘In deze richtlijn wordt onder ‘ethylalcohol’ verstaan:
- —
alle producten van de GN-codes 2207 en 2208 met een effectief alcoholvolumegehalte van meer dan 1,2 % vol, ook wanneer deze producten bestanddeel zijn van een product dat valt onder een ander hoofdstuk van de gecombineerde nomenclatuur [opgenomen in bijlage I bij verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB 1987, L 256, blz. 1), zoals gewijzigd bij uitvoeringsverordening (EU) 2015/1754 van de Commissie van 6 oktober 2015 (PB 2015, L 285, blz. 1) (hierna: ‘GN’)]’.
6
Artikel 27, lid 1, onder e), en lid 2, onder d), van deze richtlijn luidt als volgt:
- ‘1.
De lidstaten verlenen voor de onder deze richtlijn vallende producten vrijstelling van de geharmoniseerde accijns op de voorwaarden die zij vaststellen voor de juiste en eenvoudige toepassing van deze vrijstellingen en ter voorkoming van fraude, ontwijking of misbruik:
[…]
- e)
wanneer zij gebruikt worden voor de productie van aroma's voor de bereiding van levensmiddelen en niet-alcoholhoudende dranken met een alcoholvolumegehalte van niet meer dan 1,2 % vol;
[…]
- 2.
De onder deze richtlijn vallende producten kunnen door de lidstaten van de geharmoniseerde accijns worden vrijgesteld op de voorwaarden die zij bepalen voor de juiste en eenvoudige toepassing van deze vrijstellingen en ter voorkoming van fraude, ontwijking of misbruik:
[…]
- d)
wanneer zij worden gebruikt bij productieprocessen, mits het eindproduct geen alcohol bevat’.
Richtlijn 92/12
7
Artikel 24 van richtlijn 92/12/EEG van de Raad van 25 februari 1992 betreffende de algemene regeling voor accijnsproducten, het voorhanden hebben en het verkeer daarvan en de controles daarop (PB 1992, L 76, blz. 1), zoals gewijzigd bij richtlijn (EG) nr. 807/2003 van de Raad van 14 april 2003 (PB 2003, L 122, blz. 36), bepaalde:
- ‘1.
De [Europese] Commissie wordt bijgestaan door het ‘Accijnscomité’.
[…]
- 4.
Naast de in lid 2 genoemde maatregelen bestudeert het comité de kwesties die door de voorzitter worden voorgelegd op diens eigen initiatief of op verzoek van de vertegenwoordiger van een lidstaat, en die betrekking hebben op de toepassing van de communautaire bepalingen inzake accijnzen.
[…]’
Richtlijn 2008/118
8
Overweging 2 van richtlijn 2008/118/EG van de Raad van 16 december 2008 houdende een algemene regeling inzake accijns en houdende intrekking van richtlijn 92/12 (PB 2009, L 9, blz. 12), preciseert:
‘Ter wille van de goede werking van de interne markt moeten de voorwaarden waaronder accijns wordt geheven op de goederen die onder richtlijn [92/12] vallen, hierna ‘accijnsgoederen’ genoemd, geharmoniseerd blijven.’
9
Artikel 1, lid 1, onder b), van richtlijn 2008/118 bepaalt het volgende:
‘Bij deze richtlijn wordt de algemene regeling vastgesteld ter zake van de directe of indirecte heffing van accijns op het verbruik van de volgende goederen, hierna ‘accijnsgoederen’ genoemd:
[…]
- b)
alcohol en alcoholhoudende dranken die vallen onder de richtlijnen [92/83] en 92/84/EEG [van de Raad van 19 oktober 1992 betreffende de onderlinge aanpassing van de accijnstarieven op alcohol en alcoholhoudende dranken (PB 1992, L 316, blz. 29)].’
10
Artikel 4, punten 1 en 9, van richtlijn 2008/118 luidt:
‘In deze richtlijn en de desbetreffende uitvoeringsmaatregelen wordt verstaan onder:
- 1.
‘erkend entrepothouder’: de natuurlijke of rechtspersoon die door de bevoegde autoriteiten van een lidstaat gemachtigd is om bij de bedrijfsuitoefening accijnsgoederen onder een accijnsschorsingsregeling in een belastingentrepot te produceren, te verwerken, voorhanden te hebben, te ontvangen en te verzenden;
[…]
- 9.
‘geregistreerde geadresseerde’: een natuurlijke of rechtspersoon die door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van bestemming, onder de door die autoriteiten vastgestelde voorwaarden, gemachtigd is om bij de bedrijfsuitoefening accijnsgoederen in ontvangst te nemen die vanuit een andere lidstaat onder een accijnsschorsingsregeling worden overgebracht’.
11
Artikel 7, leden 1 en 2, van deze richtlijn bepaalt:
- ‘1.
De accijns wordt verschuldigd op het tijdstip en in de lidstaat van de uitslag tot verbruik.
- 2.
Voor de toepassing van deze richtlijn wordt onder ‘uitslag tot verbruik’ verstaan:
- a)
het aan een accijnsschorsingsregeling onttrekken, daaronder begrepen het onregelmatig onttrekken, van accijnsgoederen;
- b)
het voorhanden hebben van een accijnsgoed buiten een accijnsschorsingsregeling wanneer over dat goed geen accijns is geheven overeenkomstig de toepasselijke bepalingen van het gemeenschapsrecht en de nationale wetgeving;
- c)
de productie, met inbegrip van onregelmatige productie, van accijnsgoederen buiten een accijnsschorsingsregeling;
- d)
de invoer, met inbegrip van onregelmatige invoer, van accijnsgoederen die niet onmiddellijk bij invoer onder een accijnsschorsingsregeling worden geplaatst.’
GN
12
Hoofdstuk 22 van de GN bevat de posten 2207 en 2208, die luiden als volgt:
GN-code | Omschrijving |
---|---|
[…] | […] |
2207 | Ethylalcohol, niet gedenatureerd, met een alcoholvolumegehalte van 80 % vol of meer; ethylalcohol en gedistilleerde dranken, gedenatureerd, ongeacht het gehalte; |
[…] | […] |
2208 | Ethylalcohol, niet gedenatureerd, met een alcoholvolumegehalte van minder dan 80 % vol; gedistilleerde dranken, likeuren en andere dranken die gedistilleerde alcohol bevatten |
13
GN-hoofdstuk 33 bevat de volgende post:
GN-code | Omschrijving |
---|---|
[…] | […] |
3302 | Mengsels van reukstoffen en mengsels (oplossingen in alcohol daaronder begrepen) op basis van een of meer van deze zelfstandigheden met andere stoffen, van de soort gebruikt als grondstof voor de industrie; andere bereidingen op basis van reukstoffen, van de soort gebruikt voor de vervaardiging van dranken |
[…] | […] |
Richtsnoeren die zijn vastgesteld tijdens de bijeenkomst van 12, 13 en 14 november 2003
14
Volgens punt 1 van het document van het Accijnscomité met het opschrift ‘Richtsnoeren vastgesteld tijdens de vergadering van 12, 13 en 14 november 2003’ (CED nr. 458 van 19 november 2003) ‘[stellen] [d]e delegaties […] zich vrijwel unaniem op het standpunt dat aroma's die onder de op het tijdstip van vaststelling van deze richtsnoeren geldige versie van de GN-codes 1302, 1930, 2106, 9020 en 3302 vallen, vanaf het tijdstip van vervaardiging of invoer ervan in aanmerking komen voor de vrijstelling van artikel 27, lid 1, punt e), van richtlijn [92/83]’.
Roemeens recht
15
Artikel 20658, lid 1, onder e), van Lege nr. 571/2003 privind Codul fiscal (wet nr. 571/2003 houdende het belastingwetboek) van 22 december 2003 (Monitorul Oficial al României, deel I, nr. 927 van 23 december 2003; hierna: ‘belastingwetboek 2003’), dat van kracht was tot en met 31 december 2015, bepaalde:
‘Ethylalcohol en andere in artikel 2062, onder a), bedoelde alcoholhoudende producten zijn vrijgesteld van accijns wanneer zij:
[…]
- e)
worden gebruikt voor de productie van voedingsaroma's voor de bereiding van levensmiddelen of niet-alcoholhoudende dranken met een alcoholvolumegehalte van niet meer dan 1,2 % vol’.
16
De bewoordingen van deze bepaling werden overgenomen in artikel 397, lid 1, van Lege nr. 227/2015 privind Codul fiscal (wet nr. 227/2015 houdende het belastingwetboek) van 8 september 2015 (Monitorul Oficial al României, deel I, nr. 688 van 10 september 2015; hierna: ‘belastingwetboek 2015’), dat in werking is getreden op 1 januari 2016.
17
De toepassingsmodaliteiten van artikel 20658 van het belastingwetboek 2003 luidden als volgt:
‘[…]
- 13.
In alle in artikel 20658, lid 1, van het belastingwetboek [2003] bedoelde gevallen wordt de accijnsvrijstelling uitsluitend verleend aan de gebruiker, op voorwaarde dat de bevoorrading rechtstreeks bij een belastingentrepot geschiedt.
- 14.
Wanneer een gebruiker intracommunautaire verwervingen van ethylalcohol verricht met de bedoeling om deze te gebruiken voor de in artikel 20658, lid 1, onder b) tot en met i), van het belastingwetboek genoemde doeleinden, moet die gebruiker tevens een geregistreerde geadresseerde zijn.
[…]
- 16.
Een vrijstelling wordt rechtstreeks verleend:
- a)
in de gevallen bedoeld in artikel 20658, lid 1, onder d), f), g) en h), van het belastingwetboek [2003];
- b)
in de gevallen bedoeld in artikel 20658, lid 1, onder a), b), c) en e), van het belastingwetboek [2003], voor erkende entrepothouders die binnen een geïntegreerd systeem werken. Onder ‘geïntegreerd systeem’ wordt verstaan het gebruik van ethylalcohol en andere alcoholhoudende producten door entrepothouders voor de vervaardiging van eindproducten die bestemd zijn om als zodanig te worden verbruikt, zonder verder te worden gewijzigd.
[…]
- 17.
In alle gevallen van rechtstreekse vrijstelling wordt de vrijstelling op basis van een vergunning aan de eindgebruiker verleend. Deze vergunning wordt afgegeven aan alle gebruikers die van accijns vrijgestelde producten aanschaffen.
[…]
- 34.
In alle gevallen van rechtstreekse vrijstelling zijn de prijzen voor de levering van de producten exclusief accijns, en in het verkeer moeten die producten vergezeld gaan van een gedrukte versie van het elektronisch administratief document zoals bedoeld in punt 91.
[…]
- 37.
In de gevallen bedoeld in artikel 20658, lid 1, onder a), b), c), e) en i), van het belastingwetboek [2003] wordt een indirecte vrijstelling verleend. De prijzen voor de levering van de producten zijn inclusief accijns, waarna de marktdeelnemers die gebruikers zijn, op grond van de bepalingen van de [Cod de procedură fiscală (wetboek fiscaal procesrecht)] om verrekening of teruggaaf van de accijns kunnen verzoeken.
- 38.
Voor de teruggaaf van accijns dient de gebruiker maandelijks, uiterlijk op de vijfentwintigste dag van de maand volgend op die waarvoor om teruggaaf wordt verzocht, bij de territoriaal bevoegde belastingautoriteit een verzoek om teruggaaf van de accijns in, vergezeld van:
- a)
een afschrift van de factuur voor de aanschaf van ethylalcohol en/of andere alcoholhoudende producten, waarop de accijns afzonderlijk is gespecificeerd;
- b)
een bewijs dat de accijns aan de leverancier is betaald, te weten een betalingsbewijs dat is bevestigd door de bank waarbij de gebruiker een rekening heeft geopend;
- c)
het bewijs van de gebruikte hoeveelheid waarvoor de vrijstelling wordt verleend, te weten een overzicht van de werkelijk gebruikte hoeveelheden en de daarop betrekking hebbende documenten’.
18
De toepassingsmodaliteiten van artikel 397 van het belastingwetboek 2015 bepalen:
‘[…]
- 81.
- 1.
In gevallen van rechtstreekse vrijstelling wordt voor de in artikel 397, lid 1, van het belastingwetboek [2015] bedoelde producten de vrijstelling van accijns uitsluitend verleend aan de gebruiker, op voorwaarde dat de levering rechtstreeks uit een belastingentrepot, uit de eigen intracommunautaire verwervingen van de gebruiker of uit de eigen invoertransacties van de gebruiker plaatsvindt.
- 2.
In gevallen van indirecte vrijstelling wordt voor de in artikel 397, lid 1, van het belastingwetboek [2015] bedoelde producten slechts vrijstelling van accijns verleend aan de gebruiker op voorwaarde dat de levering rechtstreeks plaatsvindt bij een belastingentrepot of bij een geregistreerde ontvanger of door middel van eigen invoerhandelingen. Een geregistreerde geadresseerde die producten levert die bestemd zijn om voor een van accijns vrijgesteld doel te worden gebruikt, specificeert op de factuur het overeenkomstige bedrag aan accijns dat aan de staat is afgedragen.
- 3.
Wanneer een gebruiker intracommunautaire verwervingen van ethylalcohol verricht met de bedoeling om deze voor de in artikel 397, lid 1, onder b) tot en met i), van het belastingwetboek [2015] genoemde doeleinden te gebruiken, moet die gebruiker tevens een geregistreerde geadresseerde zijn.
- 4.
Wanneer ethylalcohol uit een derde land wordt ingevoerd met de bedoeling om deze voor de in artikel 397, lid 1, onder b) tot en met i), van het belastingwetboek [2015] genoemde doeleinden te gebruiken, moet de importeur tevens gebruiker van de grondstof zijn.
- 82.
- 1.
Een vrijstelling van accijns wordt rechtstreeks verleend:
- a)
in de in artikel 397, lid 1, onder d) en f), van het belastingwetboek [2015] bedoelde gevallen;
- b)
in het in artikel 397, lid 1, onder b), van het belastingwetboek [2015] bedoelde geval, uitsluitend voor de productie van desinfectiealcohol;
- c)
in de in artikel 397, lid 1, onder a), c) en e), van het belastingwetboek [2015] bedoelde gevallen.
- 2.
De in lid 1, onder b) en c), bedoelde rechtstreekse vrijstelling is uitsluitend mogelijk voor erkende entrepothouders die binnen een geïntegreerd systeem werken. Wordt begrepen onder ‘geïntegreerd systeem’: het gebruik van ethylalcohol en andere alcoholhoudende producten in het belastingentrepot waarin die producten zijn vervaardigd, voor de vervaardiging van eindproducten die bestemd zijn om als zodanig te worden verbruikt, zonder verder te worden gewijzigd.
- 3.
In alle gevallen van rechtstreekse vrijstelling wordt de vrijstelling op basis van een vergunning aan de eindgebruiker verleend.’
Iers recht
19
Artikel 27, lid 1, onder e), van richtlijn 92/83 is omgezet in Iers recht bij artikel 77, onder a), iii), van de Finance Act 2003 (wet inzake financiën 2003). Dit artikel luidt als volgt:
‘Onverminderd andere mogelijk toepasselijke accijnsvrijstellingen en behoudens de voorwaarden die de Commissioners [(belastingbestuur, Ierland)] kan voorschrijven of anderszins kan opleggen, wordt een vrijstelling van belasting op alcoholhoudende producten verleend voor alcoholhoudende producten waarvan ten genoegen van de Commissioners is aangetoond dat zij:
- a)
bestemd zijn om te worden gebruikt of reeds gebruikt zijn voor de productie van:
[…]
- iii)
aroma's voor de bereiding van levensmiddelen of dranken met een alcoholvolumegehalte van niet meer dan 1,2 % vol’.
Hoofdgeding en prejudiciële vragen
20
Concentrate Manufacturing Company Ireland Ltd (CMCI) is een Ierse dochteronderneming van PepsiCo, een multinationaal bedrijf dat voedingsmiddelen en dranken produceert. CMCI gebruikt onder GN-code 2207 vallende 100 % niet-gedenatureerde ethylalcohol om daarmee aroma's te maken die onder GN-code 3302 vallen. Deze aroma's hebben een effectief alcoholvolumegehalte van meer dan 1,2 % vol en zijn bestemd voor de bereiding van niet-alcoholhoudende dranken.
21
CMCI produceert deze aroma's in Ierland en verkoopt ze aan een andere Ierse dochteronderneming van PepsiCo, Pepsi Cola International Cork (hierna: ‘Pepsi Ierland’). Deze laatste onderneming heeft aroma's verkocht aan verzoekster in het hoofdgeding, die deze gebruikt voor het maken van frisdranken in Roemenië. CMCI levert de betrokken aroma's rechtstreeks aan verzoekster in het hoofdgeding.
22
Laatstgenoemde is geen geregistreerde geadresseerde en Pepsi Ierland heeft niet de hoedanigheid van erkend entrepothouder. CMCI daarentegen is een erkend entrepothouder.
23
Van 2011 tot en met 2014 en van januari tot en met augustus 2016 heeft verzoekster in het hoofdgeding 3 702 961 Roemeense leu (RON) (ongeveer 752 787 EUR) betaald uit hoofde van accijns op de in het hoofdgeding aan de orde zijnde aroma's. In september 2016 heeft zij om terugbetaling van dit bedrag verzocht.
24
De bevoegde belastingautoriteit heeft dit verzoek afgewezen op grond dat artikel 20658 van het belastingwetboek 2003, thans artikel 397 van het belastingwetboek 2015, enkel voorziet in de vrijstelling van accijns voor ethylalcohol en andere alcoholhoudende producten die worden gebruikt voor de productie van voedingsaroma's ter bereiding van levensmiddelen of niet-alcoholhoudende dranken met een alcoholvolumegehalte van niet meer dan 1,2 % vol. Deze belastingautoriteit is van mening dat deze vrijstelling niet kan worden toegepast, aangezien verzoekster in het hoofdgeding niet-alcoholhoudende dranken produceert op basis van voedingsaroma's die alcohol bevatten.
25
Bovendien kan volgens die autoriteit deze vrijstelling niet worden verleend omdat verzoekster in het hoofdgeding geen geregistreerde geadresseerde is en Pepsi Ierland niet de hoedanigheid van erkend entrepothouder heeft.
26
Volgens de Ierse belastingwetgeving geniet alcohol die wordt gebruikt voor de productie van aroma's voor de bereiding van levensmiddelen of dranken met een alcoholvolumegehalte van niet meer dan 1,2 % vol, de vrijstelling van artikel 77, onder a), iii), van de Finance Act 2003, waarbij artikel 27, lid 1, onder e), van richtlijn 92/83 in Iers recht is omgezet. Deze vrijstelling geldt voor de gebruikte ethylalcohol niet alleen bij de productie van deze aroma's, maar ook bij elke latere verkoop.
27
De bevoegde belastingautoriteit is echter van mening dat op deze aroma's accijns moet worden geheven.
28
Nadat de bevoegde belastingautoriteit bij besluit van 22 juni 2017 het door verzoekster in het hoofdgeding op 28 december 2016 ingediende fiscale bezwaar had afgewezen, heeft verzoekster tegen dat besluit beroep ingesteld bij de verwijzende rechter, de Tribunal Bucureşti (rechter in eerste aanleg Boekarest, Roemenië). Deze rechter vraagt zich af welke uitlegging dient te worden gegeven aan artikel 27, lid 1, onder e), en lid 2, onder d), van richtlijn 92/83.
29
Tegen deze achtergrond heeft de Tribunal București beslist de behandeling van de zaak te schorsen en het Hof te verzoeken om een prejudiciële beslissing over de volgende vragen:
- ‘1)
Moet artikel 27, lid 1, onder e), van richtlijn [92/83] aldus worden uitgelegd dat de vrijstelling van accijns enkel geldt voor ‘ethylalcoholproducten’ die worden gebruikt voor de productie van aroma's die op hun beurt zijn bestemd voor de productie van niet-alcoholhoudende dranken met een alcoholvolumegehalte van niet meer dan 1,2 % vol, of geldt deze vrijstelling ook voor ‘ethylalcoholproducten’ die reeds zijn gebruikt voor de productie van dergelijke aroma's die zijn of worden gebruikt voor de productie van niet-alcoholhoudende dranken met een alcoholvolumegehalte van niet meer dan 1,2 % vol?
- 2)
Moet artikel 27, lid 1, onder e), van richtlijn 92/83, in het licht van de doelstellingen en de algemene opzet van de richtlijn, aldus worden uitgelegd dat zodra ethylalcoholproducten die bestemd zijn om in een andere lidstaat in de handel te worden gebracht, reeds in een eerste lidstaat zijn vrijgegeven voor verbruik en worden beschouwd als vrijgesteld van accijns omdat zij worden gebruikt voor de vervaardiging van aroma's voor de productie van niet-alcoholhoudende dranken met een alcoholvolumegehalte van niet meer dan 1,2 % vol, de lidstaat van bestemming deze producten op zijn grondgebied op dezelfde wijze moet behandelen?
- 3)
Moeten artikel 27, lid 1, onder e), en lid 2, onder d), van richtlijn 92/83 en [de] beginselen van doeltreffendheid en [evenredigheid] aldus worden uitgelegd dat zij een lidstaat toestaan om de vrijstelling te onderwerpen aan de procedurele voorwaarde dat de gebruiker een geregistreerde geadresseerde is en de verkoper van de accijnsgoederen een erkend entrepothouder is, ook al verplicht de lidstaat waar de producten zijn gekocht de marktdeelnemer die deze in de handel brengt niet om houder van een belastingentrepot te zijn?
- 4)
Staan de beginselen van evenredigheid en doeltreffendheid, in samenhang met artikel 27, lid 1, onder e), van richtlijn 92/83 en in het licht van de doelstellingen en de algemene opzet van de richtlijn, eraan in de weg dat de vrijstelling waarin deze bepalingen voorzien, wordt geweigerd aan een belastingplichtige van een lidstaat van bestemming die ethylalcoholproducten heeft ontvangen en die zich heeft gebaseerd op de omstandigheid dat deze producten als vrijgesteld zijn beschouwd op grond van een officiële uitlegging van deze bepalingen van de richtlijn die door de belastingautoriteiten van de lidstaat van herkomst gedurende lange tijd constant is toegepast, en in nationale regelgeving is omgezet en in de praktijk is toegepast maar later onjuist is gebleken, terwijl fraude of accijnsontduiking in de gegeven omstandigheden is uitgesloten?’
Ontvankelijkheid van het verzoek om een prejudiciële beslissing
30
De Roemeense regering betwist de ontvankelijkheid van het verzoek om een prejudiciële beslissing op grond dat de verwijzende rechter het Hof niet de door artikel 94, onder c), van het Reglement voor de procesvoering van het Hof vereiste informatie heeft verstrekt.
31
Volgens vaste rechtspraak van het Hof is de in artikel 267 VWEU geregelde procedure een instrument voor de samenwerking tussen het Hof en de nationale rechterlijke instanties, waarmee het Hof de nationale rechterlijke instanties de elementen betreffende de uitlegging van het Unierecht verschaft die zij nodig hebben voor de beslechting van het bij hen aanhangige geding (arresten van 20 juni 2013, Impacto Azul, C-186/12, EU:C:2013:412 punt 26 en aldaar aangehaalde rechtspraak, en 1 augustus 2022, Vyriausioji tarnybinės etikos komisija, C-184/20, EU:C:2022:601, punt 47 en aldaar aangehaalde rechtspraak).
32
In dit verband moet eraan worden herinnerd dat het uitsluitend een zaak is van de nationale rechter aan wie het geschil is voorgelegd en die de verantwoordelijkheid draagt voor de te geven rechterlijke beslissing om, gelet op de bijzonderheden van het geval, zowel de noodzaak van een prejudiciële beslissing voor het wijzen van zijn vonnis, als de relevantie van de vragen die hij aan het Hof voorlegt te beoordelen. Wanneer de vragen betrekking hebben op de uitlegging van Unierecht, is het Hof derhalve in beginsel verplicht daarop te antwoorden. Op vragen die het Unierecht betreffen, rust bijgevolg een vermoeden van relevantie. Het Hof kan een verzoek van een nationale rechter dan ook enkel afwijzen wanneer duidelijk blijkt dat de gevraagde uitlegging van het Unierecht geen verband houdt met een reëel geschil of met het voorwerp van het hoofdgeding, wanneer het vraagstuk van hypothetische aard is of wanneer het Hof niet beschikt over de gegevens, feitelijk en rechtens, die noodzakelijk zijn om een zinvol antwoord te geven op de gestelde vragen (arrest van 3 juni 2021, BalevBio, C-76/20, EU:C:2021:441, punt 46 en aldaar aangehaalde rechtspraak).
33
Het is tevens vaste rechtspraak dat de nationale rechter wegens het vereiste om tot een voor hem nuttige uitlegging van het Unierecht te komen, een omschrijving dient te geven van het feitelijke en juridische kader waarin de gestelde vragen moeten worden geplaatst, of althans de feiten waarop die vragen zijn gebaseerd moet uiteenzetten. Voorts moet de verwijzingsbeslissing de precieze redenen vermelden waarom de nationale rechter twijfelt over de uitlegging van het Unierecht en het noodzakelijk acht om een prejudiciële vraag aan het Hof voor te leggen (arrest van 1 augustus 2022, Roma Multiservizi en Rekeep, C-332/20, EU:C:2022:610, punt 43 en aldaar aangehaalde rechtspraak).
34
Hoewel de verwijzingsbeslissing bepaalde leemten vertoont, is het Hof van oordeel dat de verwijzende rechter voldoende duidelijk heeft uiteengezet waarom hij twijfels heeft wat de uitlegging van bepaalde bepalingen en beginselen van het Unierecht betreft. Bovendien hebben de in de verwijzingsbeslissing vervatte gegevens de regeringen van de lidstaten en de andere belanghebbenden in staat gesteld opmerkingen te maken.
35
Bijgevolg is het verzoek om een prejudiciële beslissing ontvankelijk.
Beantwoording van de prejudiciële vragen
Eerste vraag
36
Met zijn eerste vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of artikel 27, lid 1, onder e), van richtlijn 92/83 aldus moet worden uitgelegd dat zowel ethylalcohol die wordt gebruikt voor de productie van aroma's die op hun beurt worden gebruikt voor de bereiding van niet-alcoholhoudende dranken met een alcoholvolumegehalte van niet meer dan 1,2 % vol, als ethylalcohol die reeds is gebruikt voor de productie van dergelijke aroma's, onder de in deze bepaling neergelegde vrijstelling valt.
37
Richtlijn 92/83, die de structuur van de accijns op alcohol en alcoholhoudende dranken harmoniseert, bepaalt in artikel 27, lid 1, onder e), dat de lidstaten vrijstelling verlenen voor de onder deze richtlijn vallende producten onder de voorwaarden die zij vaststellen om de juiste en eenvoudige toepassing van deze vrijstellingen te verzekeren en alle fraude, ontwijking of misbruik te voorkomen wanneer die producten worden gebruikt voor de productie van aroma's bestemd voor de bereiding van levensmiddelen en niet-alcoholhoudende dranken met een alcoholvolumegehalte van niet meer dan 1,2 % vol.
38
Volgens artikel 20, eerste streepje, van deze richtlijn ziet het begrip ‘ethylalcohol’ met name op ‘alle producten met een effectief alcoholvolumegehalte van meer dan 1,2 % vol, die onder de [posten] 2207 en 2208 [van de GN] vallen, ook indien deze producten bestanddeel zijn van een product dat onder een ander hoofdstuk van de [GN] valt’.
39
Verder zij erop gewezen dat uit de bewoordingen zelf van artikel 27 van richtlijn 92/83 volgt dat uitsluitend producten die onder deze richtlijn vallen in aanmerking komen voor de vrijstelling waarin dat artikel voorziet. Het is daarentegen niet van belang of deze producten bestanddeel zijn van een product dat als zodanig buiten de werkingssfeer van deze richtlijn valt [arrest van 7 april 2022, Y GmbH (Vanille-oleohars), C-668/20, EU:C:2022:270, punt 65 en aldaar aangehaalde rechtspraak].
40
Hieruit volgt dat alle onder de posten 2207 en 2208 van de GN in te delen producten die een effectief alcoholvolumegehalte van meer dan 1,2 % vol hebben, onder het begrip ‘ethylalcohol’ in de zin van artikel 20, eerste streepje, van richtlijn 92/83 vallen, zelfs indien zij deel zouden uitmaken van een aroma dat onder post 3302 van de GN valt. Overeenkomstig artikel 19, lid 1, van die richtlijn moet dit product dus in beginsel worden onderworpen aan de geharmoniseerde accijns waarin die richtlijn voorziet, onder voorbehoud echter van de vrijstellingen als bedoeld in artikel 27, lid 1, ervan.
41
Zoals ook de advocaat-generaal in punt 30 van zijn conclusie in wezen heeft opgemerkt, zijn de bewoordingen van artikel 27, lid 1, onder e), van richtlijn 92/83 in dit verband evenwel niet ondubbelzinnig.
42
Volgens vaste rechtspraak moet bij de uitlegging van een bepaling van Unierecht echter niet alleen rekening worden gehouden met de bewoordingen ervan, maar ook met de context van die bepaling en de doelstellingen van de regeling waarvan zij deel uitmaakt [arrest van 8 september 2022, Ministerstvo životního prostředí (Blauwe ara's), C-659/20, EU:C:2022:642, punt 37 en aldaar aangehaalde rechtspraak].
43
In die omstandigheden moeten de context van artikel 27, lid 1, onder e), van richtlijn 92/83 en de doelstellingen van deze richtlijn worden onderzocht.
44
Uit de rechtspraak blijkt dat het element dat bepalend is voor de in deze bepaling vastgestelde vrijstelling het eindgebruik van de ethylalcohol is (zie naar analogie arrest van 9 december 2010, Repertoire Culinaire, C-163/09, EU:C:2010:752, punt 49).
45
In casu bestaat dit eindgebruik ten eerste in de productie van aroma's die zelf ethylalcohol bevatten, en ten tweede in de productie van niet-alcoholhoudende dranken met een alcoholvolumegehalte van niet meer dan 1,2 % vol.
46
In deze context moet er eveneens aan worden herinnerd dat het Hof reeds heeft geoordeeld dat de vrijstelling van de in artikel 27, lid 1, van richtlijn 92/83 bedoelde producten de regel is, en de weigering van die vrijstelling de uitzondering, en dat de door deze bepaling aan de lidstaten verleende bevoegdheid om voorwaarden vast te stellen ‘voor de juiste en eenvoudige toepassing van deze vrijstellingen en ter voorkoming van fraude, ontwijking of misbruik’ niet kan afdoen aan het onvoorwaardelijke karakter van de in deze bepaling bedoelde vrijstellingsverplichting (arrest van 9 december 2010, Repertoire Culinaire, C-163/09, EU:C:2010:752, punt 51 en aldaar aangehaalde rechtspraak).
47
De vrijstellingen waarin richtlijn 92/83 voorziet, hebben met name tot doel de weerslag van de accijns op alcohol als tussenproduct in de samenstelling van andere commerciële of industriële producten te neutraliseren (arresten van 9 december 2010, Repertoire Culinaire, C-163/09, EU:C:2010:752, punt 48, en 15 oktober 2015, Biovet, C-306/14, EU:C:2015:689, punt 21).
48
In die zin geeft punt 1 van het document van het Accijnscomité, met als opschrift ‘Richtsnoeren vastgesteld tijdens de vergadering van 12, 13 en 14 november 2003’, overigens aan dat de delegaties van de lidstaten zich bijna unaniem op het standpunt stellen dat de vrijstelling van artikel 27, lid 1, onder e), van richtlijn 92/83 van toepassing is vanaf het tijdstip van de vervaardiging of de invoer van aroma's die met name onder GN-post 3302 vallen.
49
Indien de door de bevoegde belastingdienst voorgestane en de in punt 24 van het onderhavige arrest samengevatte uitlegging zou prevaleren, zou dit inhouden dat, zoals de advocaat-generaal in punt 33 van zijn conclusie heeft opgemerkt, voor de productie van dergelijke aroma's bestemde ethylalcohol van accijns is vrijgesteld, terwijl ethylalcohol die reeds in die aroma's is verwerkt dat niet is. Deze uitlegging zou tot het inconsistente resultaat leiden dat de ethylalcohol, na te zijn vrijgesteld van accijns in het stadium waarin hij is bestemd om te worden gebruikt voor de bereiding van aroma's, zodra hij is gebruikt voor de bereiding van die aroma's, opnieuw aan accijns wordt onderworpen. Met een dergelijk resultaat zou niet het doel kunnen worden bereikt van neutralisatie van de weerslag van de accijns op alcohol die wordt gebruikt voor de productie van aroma's voor de bereiding van niet-alcoholhoudende dranken met een alcoholvolumegehalte van niet meer dan 1,2 % vol.
50
Gelet op een en ander dient op de eerste vraag te worden geantwoord dat artikel 27, lid 1, onder e), van richtlijn 92/83 aldus moet worden uitgelegd dat zowel ethylalcohol die wordt gebruikt voor de productie van aroma's die op hun beurt worden gebruikt voor de bereiding van niet-alcoholhoudende dranken met een alcoholvolumegehalte van niet meer dan 1,2 % vol, als ethylalcohol die reeds is gebruikt voor de productie van dergelijke aroma's, onder de in deze bepaling neergelegde vrijstelling valt.
Tweede vraag
51
Met zijn tweede vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of artikel 27, lid 1, onder e), van richtlijn 92/83 aldus moet worden uitgelegd dat wanneer ethylalcohol die tot verbruik is uitgeslagen in een lidstaat waar hij van accijns is vrijgesteld op grond dat hij is gebruikt voor de productie van aroma's bestemd voor de bereiding van niet-alcoholhoudende dranken met een alcoholvolumegehalte van niet meer dan 1,2 % vol, vervolgens in een andere lidstaat in de handel wordt gebracht, deze lidstaat die ethylalcohol op dezelfde wijze moet behandelen.
52
Het Hof heeft reeds geoordeeld dat de uniforme toepassing van de bepalingen van richtlijn 92/83 meebrengt dat wanneer een lidstaat een product al dan niet onderwerpt aan accijns of van deze accijns vrijstelt, dit in beginsel door de andere lidstaten moet worden erkend (arrest van 9 december 2010, Repertoire Culinaire, C-163/09, EU:C:2010:752, punt 41).
53
Elke andere uitlegging zou afbreuk doen aan de verwezenlijking van het door die richtlijn nagestreefde doel en zou het vrije verkeer van goederen kunnen belemmeren (arrest van 9 december 2010, Repertoire Culinaire, C-163/09, EU:C:2010:752, punt 42).
54
Een lidstaat mag evenwel niet de in de tweeëntwintigste overweging en artikel 27 van deze richtlijn erkende bevoegdheid worden ontnomen om maatregelen te nemen ter bestrijding van eventuele gevallen van fraude, ontduiking of misbruik die zich op het gebied van de vrijstellingen kunnen voordoen en ter waarborging van de juiste en eenvoudige toepassing van deze vrijstellingen (arrest van 9 december 2010, Repertoire Culinaire, C-163/09, EU:C:2010:752, punt 43).
55
Het vaststellen van dergelijke maatregelen moet echter berusten op concrete, objectieve en controleerbare aanwijzingen (arrest van 9 december 2010, Repertoire Culinaire, C-163/09, EU:C:2010:752, punt 44).
56
Uit de voorgaande overwegingen volgt dat voor zover de in het hoofdgeding aan de orde zijnde aroma's, zoals blijkt uit het aan het Hof overgelegde dossier, tot verbruik zijn uitgeslagen — in de zin van richtlijn 2008/118 — in de lidstaat waar zij zijn geproduceerd, te weten Ierland, en voor zover die lidstaat op die aroma's de vrijstelling van artikel 77, onder a), iii), van de Finance Act 2003 — houdende omzetting van artikel 27, lid 1, onder e), van richtlijn 92/83 — heeft toegepast, de lidstaat van bestemming van die aroma's deze op dezelfde manier diende te behandelen bij binnenkomst op het grondgebied van die lidstaat, tenzij er redenen waren die de vaststelling rechtvaardigden dat die vrijstelling ten onrechte was toegepast of dat er mogelijkerwijs sprake was van fraude, ontduiking of misbruik.
57
Uit het antwoord op de eerste vraag volgt dat Ierland voornoemde vrijstelling correct heeft toegepast op de in het hoofdgeding aan de orde zijnde aroma's. Onder voorbehoud van verificatie door de verwijzende rechter, blijkt daarnaast uit het dossier waarover het Hof beschikt niet dat de weigering van de bevoegde belastingdienst om die vrijstelling op deze aroma's toe te passen, werd gerechtvaardigd door aanwijzingen van fraude, ontwijking of misbruik.
58
Gelet op de voorgaande overwegingen dient op de tweede vraag te worden geantwoord dat artikel 27, lid 1, onder e), van richtlijn 92/83 aldus moet worden uitgelegd dat wanneer ethylalcohol die tot verbruik is uitgeslagen in een lidstaat waar hij van accijns is vrijgesteld op grond dat hij is gebruikt voor de productie van aroma's bestemd voor de bereiding van niet-alcoholhoudende dranken met een alcoholvolumegehalte van niet meer dan 1,2 % vol, vervolgens in een andere lidstaat in de handel wordt gebracht, deze lidstaat die ethylalcohol op zijn grondgebied op dezelfde wijze moet behandelen wanneer de eerste lidstaat de in deze bepaling vastgestelde vrijstelling correct heeft toegepast en er geen aanwijzingen van fraude, ontwijking of misbruik zijn.
Derde vraag
59
Om te beginnen moet worden opgemerkt dat de verwijzende rechter in de derde vraag weliswaar artikel 27, lid 2, onder d), van richtlijn 92/83 vermeldt, maar dat hij in zijn verzoek om een prejudiciële beslissing niet heeft verwezen naar een eventuele nationale wettelijke regeling ter uitvoering van die bepaling, noch naar eventuele omstandigheden die de relevantie van die bepaling voor de beslechting het hoofdgeding kunnen rechtvaardigen.
60
In die omstandigheden moet worden aangenomen dat de verwijzende rechter met zijn derde vraag in wezen wenst te vernemen of artikel 27, lid 1, onder e), van richtlijn 92/83 aldus moet worden uitgelegd dat het zich verzet tegen een regeling van een lidstaat die de toekenning van de in deze bepaling neergelegde vrijstelling aan een marktdeelnemer die op zijn grondgebied producten verkoopt die hij heeft gekocht van een in een andere lidstaat gevestigde verkoper waar deze producten overeenkomstig deze bepaling werden vervaardigd, uitgeslagen tot gebruik en van accijns werden vrijgesteld, afhankelijk stelt van de voorwaarden dat deze marktdeelnemer een geregistreerde geadresseerde is en de verkoper een erkend entrepothouder is.
61
In dit verband zij eraan herinnerd dat artikel 27, lid 1, van richtlijn 92/83 bepaalt dat de lidstaten voorwaarden kunnen vaststellen voor de juiste en eenvoudige toepassing van de in deze bepaling bedoelde vrijstellingen en ter voorkoming van fraude, ontwijking of misbruik. Zoals in punt 46 van dit arrest in herinnering is gebracht, heeft het Hof reeds geoordeeld dat deze aan de lidstaten verleende bevoegdheid niet kan afdoen aan het onvoorwaardelijke karakter van de in deze bepaling bedoelde vrijstellingsverplichting (arrest van 9 december 2010, Repertoire Culinaire, C-163/09, EU:C:2010:752, punt 51 en aldaar aangehaalde rechtspraak).
62
Hieruit volgt dat de betrokken lidstaat in het kader van de uitoefening van genoemde bevoegdheid concrete, objectieve en controleerbare aanwijzingen moet aandragen voor het bestaan van een ernstig gevaar voor fraude, ontduiking of misbruik en dat de voorwaarden die deze lidstaat op grond van de hem aldus toegekende bevoegdheid vaststelt, niet verder mogen gaan dan noodzakelijk is voor het bereiken van dat doel (arrest van 9 december 2010, Repertoire Culinaire, C-163/09, EU:C:2010:752, punt 52 en aldaar aangehaalde rechtspraak).
63
Bijgevolg mogen de lidstaten de toepassing van de vrijstelling van artikel 27, lid 1, onder e), van richtlijn 92/83 niet afhankelijk stellen van de naleving van voorwaarden waarvan niet op basis van concrete, objectieve en controleerbare gegevens is aangetoond dat zij noodzakelijk zijn voor de juiste en eenvoudige toepassing van voornoemde vrijstelling en om fraude, ontduiking of misbruik te bestrijden (zie naar analogie arrest van 9 december 2010, Repertoire Culinaire, C-163/09, EU:C:2010:752, punt 53).
64
Uit de gegevens waarover het Hof beschikt lijkt te volgen dat de voorwaarden van de in het hoofdgeding aan de orde zijnde nationale regeling, namelijk dat de marktdeelnemer die op het grondgebied van de betrokken lidstaat producten verkoopt die hij van een verkoper op het grondgebied van een andere lidstaat heeft gekocht, de hoedanigheid van geregistreerde geadresseerde heeft en dat deze verkoper die van erkend entrepothouder heeft, noch noodzakelijk zijn voor de juiste en eenvoudige toepassing van de vrijstelling van artikel 27, lid 1, onder e), van richtlijn 92/83, noch om fraude, ontwijking of misbruik te vermijden.
65
De Roemeense regering heeft in haar schriftelijke opmerkingen weliswaar aangevoerd dat indien de in het hoofdgeding aan de orde zijnde aroma's buiten een accijnsschorsingsregeling zouden mogen circuleren, het risico bestaat dat zij worden verwerkt tot voor consumptie bestemde alcoholhoudende dranken waarop geen accijns is betaald.
66
Er zij evenwel aan herinnerd dat, zoals de advocaat-generaal in punt 36 van zijn conclusie heeft opgemerkt, het Accijnscomité, zoals blijkt uit document CED nr. 364 rev 1 van 22 januari 2003, heeft aangegeven dat de aroma's hoofdzakelijk worden gebruikt als concentraat om frisdranken te bereiden, dat zij relatief duur zijn en meer kosten dan de goedkoopste alcohol op de markt in de meeste lidstaten, en ten slotte dat het duur is om aroma's te zuiveren teneinde er ethylalcohol uit te winnen. Gelet op deze kenmerken is het Accijnscomité tot de slotsom gekomen dat het verlenen van de in artikel 27, lid 1, onder e), van richtlijn 92/83 vastgestelde vrijstelling op het tijdstip waarop de aroma's worden geproduceerd, geen gevaar voor belastingontduiking meebracht.
67
Deze overwegingen doen ernstige twijfels rijzen over de vraag of het door de Roemeense regering genoemde risico van omvorming van aroma's tot voor consumptie bestemde alcoholhoudende dranken werkelijk bestaat, alsook over de vraag of de voorwaarden die zijn vastgesteld in de regeling die aan de orde is in het hoofdgeding werkelijk noodzakelijk zijn om de juiste en eenvoudige toepassing van deze vrijstelling te verzekeren en om fraude, ontwijking of misbruik te voorkomen.
68
Niettemin staat het aan de verwijzende rechter bij wie het hoofdgeding aanhangig is en die de verantwoordelijkheid draagt voor de te wijzen rechterlijke beslissing, om op basis van de concrete, objectieve en controleerbare gegevens waarover hij beschikt na te gaan of de voorwaarden waarvan de Roemeense regeling de toepassing van de vrijstelling van artikel 27, lid 1, onder e), van richtlijn 92/83 afhankelijk stelt, noodzakelijk zijn om de juiste en eenvoudige toepassing van deze vrijstelling te verzekeren en om fraude, ontwijking of misbruik te voorkomen.
69
Gelet op het voorgaande dient op de derde vraag te worden geantwoord dat artikel 27, lid 1, onder e), van richtlijn 92/83 aldus moet worden uitgelegd dat het zich verzet tegen een regeling van een lidstaat die de toekenning van de in deze bepaling neergelegde vrijstelling aan een marktdeelnemer die op zijn grondgebied producten verkoopt die hij heeft gekocht van een in een andere lidstaat gevestigde verkoper waar deze producten overeenkomstig die bepaling werden vervaardigd, uitgeslagen tot verbruik en van accijns werden vrijgesteld, afhankelijk stelt van de voorwaarden dat deze marktdeelnemer een geregistreerde geadresseerde is en de verkoper een erkend entrepothouder is, tenzij uit concrete, objectieve en controleerbare aanwijzingen blijkt dat deze voorwaarden noodzakelijk zijn om de juiste en eenvoudige toepassing van deze vrijstelling te verzekeren en om fraude, ontduiking of misbruik te voorkomen.
Vierde vraag
70
De vierde vraag betreft de situatie waarin een lidstaat de vrijstelling van artikel 27, lid 1, onder e), van richtlijn 92/83 onjuist heeft toegepast.
71
Uit het antwoord op de eerste vraag blijkt echter dat Ierland deze vrijstelling in casu correct heeft toegepast op de in het hoofdgeding aan de orde zijnde aroma's. Bijgevolg hoeft de vierde vraag niet te worden beantwoord.
Kosten
72
Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de verwijzende rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.
Het Hof (Tiende kamer) verklaart voor recht:
- 1)
Artikel 27, lid 1, onder e), van richtlijn 92/83/EEG van de Raad van 19 oktober 1992 betreffende de harmonisatie van de structuur van de accijns op alcohol en alcoholhoudende dranken
moet aldus worden uitgelegd dat
zowel ethylalcohol die wordt gebruikt voor de productie van aroma's die op hun beurt worden gebruikt voor de bereiding van niet-alcoholhoudende dranken met een alcoholvolumegehalte van niet meer dan 1,2 % vol, als ethylalcohol die reeds is gebruikt voor de productie van dergelijke aroma's, onder de in deze bepaling neergelegde vrijstelling valt.
- 2)
Artikel 27, lid 1, onder e), van richtlijn 92/83
moet aldus worden uitgelegd dat
wanneer ethylalcohol die tot verbruik is uitgeslagen in een lidstaat waar hij van accijns is vrijgesteld op grond dat hij is gebruikt voor de productie van aroma's bestemd voor de bereiding van niet-alcoholhoudende dranken met een alcoholvolumegehalte van niet meer dan 1,2 % vol, vervolgens in een andere lidstaat in de handel wordt gebracht, deze lidstaat die ethylalcohol op zijn grondgebied op dezelfde wijze moet behandelen wanneer de eerste lidstaat de in deze bepaling vastgestelde vrijstelling correct heeft toegepast en er geen aanwijzingen van fraude, ontwijking of misbruik zijn.
- 3)
Artikel 27, lid 1, onder e), van richtlijn 92/83
moet aldus worden uitgelegd dat
het zich verzet tegen een regeling van een lidstaat die de toekenning van de in deze bepaling neergelegde vrijstelling aan een marktdeelnemer die op zijn grondgebied producten verkoopt die hij heeft gekocht van een in een andere lidstaat gevestigde verkoper waar deze producten overeenkomstig deze bepaling werden vervaardigd, uitgeslagen tot verbruik en van accijns werden vrijgesteld, afhankelijk stelt van de voorwaarden dat deze marktdeelnemer een geregistreerde geadresseerde is en de verkoper een erkend entrepothouder is, tenzij uit concrete, objectieve en controleerbare aanwijzingen blijkt dat deze voorwaarden noodzakelijk zijn om de juiste en eenvoudige toepassing van deze vrijstelling te verzekeren en om fraude, ontduiking of misbruik te voorkomen.
ondertekeningen
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 22‑12‑2022
Conclusie 14‑07‑2022
Inhoudsindicatie
Verzoek om een prejudiciële beslissing — Accijns — Richtlijn 92/83/EEG — Artikel 27, lid 1, onder e) — Ethylalcohol — Vrijstellingen — Productie van aroma's voor de bereiding van niet-alcoholhoudende dranken met een alcoholvolumegehalte van niet meer dan 1,2 % vol — Erkenning door de lidstaat van bestemming van een door de lidstaat van vervaardiging verleende vrijstelling — Voorwaarden opgelegd door de lidstaat van bestemming
A. collins
Partij(en)
Zaak C-332/211.
Quadrant Amroq Beverages SRL
tegen
Agenţia Naţională de Administrare Fiscală — Direcţia Generală de Administrare a Marilor Contribuabili
[verzoek van de Tribunal Bucureşti (rechter in eerste aanleg Boekarest, Roemenië) om een prejudiciële beslissing]
I. Inleiding
1.
Dit verzoek om een prejudiciële beslissing van de Tribunal Bucureşti (rechter in eerste aanleg Boekarest, Roemenië) is ingediend in het kader van een beroep van Quadrant Amroq Beverages SRL (hierna: ‘verzoekster’), strekkende tot nietigverklaring van beslissingen van de Agenția Națională de Administrare Fiscală — Direcția Generală de Administrare a Marilor Contribuabili (nationale belastingdienst, directoraat-generaal grote belastingplichtigen, Roemenië; hierna: ‘Roemeense belastingdienst’) tot afwijzing van haar verzoek om teruggaaf van accijns die is betaald op grond van de nationale regeling waarbij artikel 27, lid 1, onder e), van richtlijn 92/83/EEG2. is omgezet.
2.
Verzoekster heeft van een producent in Ierland aroma's gekocht voor gebruik bij de bereiding van frisdranken in Roemenië. Zij was in de veronderstelling dat de ethylalcohol die was gebruikt om de aroma's te produceren, in Ierland reeds tot verbruik was uitgeslagen en was vrijgesteld van accijns op grond van de Ierse wetgeving waarbij artikel 27, lid 1, onder e), van richtlijn 92/83 is omgezet. Deze Unierechtelijke bepaling stelt ethylalcohol vrij van accijns wanneer deze ‘gebruikt [wordt] voor de productie van aroma's voor de bereiding van […] niet-alcoholhoudende dranken met een alcoholvolumegehalte van niet meer dan 1,2 % vol’. Ierland verleent vrijstelling voor ethylalcohol die bestemd is voor gebruik of reeds is gebruikt bij de productie van dergelijke aroma's. Roemenië verleent alleen vrijstelling voor ethylalcohol die bestemd is voor gebruik bij de productie van aroma's.
3.
In deze conclusie wordt ingegaan op de draagwijdte van de vrijstelling van artikel 27, lid 1, onder e), van richtlijn 92/83, de omstandigheden waarin een lidstaat van bestemming een door een andere lidstaat krachtens deze bepaling verleende vrijstelling moet erkennen en de mate waarin een lidstaat waarnaar goederen worden verzonden, procedurele voorwaarden kan opleggen aan handelaren die van deze vrijstelling gebruik hebben gemaakt.
II. Toepasselijke bepalingen
A. Unierecht
1. Richtlijn 92/83
4.
Richtlijn 92/83 bevat bepalingen die gericht zijn op de harmonisatie van de structuur van de accijns op alcohol en alcoholhoudende dranken.
5.
Krachtens artikel 19, lid 1, van richtlijn 92/83 moeten de lidstaten overeenkomstig deze richtlijn accijns heffen op ethylalcohol.
6.
In artikel 20, eerste streepje, van richtlijn 92/83 wordt ethylalcohol gedefinieerd als:
‘alle producten van de GN-codes 2207 en 2208 met een effectief alcoholvolumegehalte van meer dan 1,2 % vol, ook wanneer deze producten bestanddeel zijn van een product uit een ander hoofdstuk van de gecombineerde nomenclatuur,’
7.
Artikel 27, lid 1, onder e), van richtlijn 92/83 bepaalt:
‘De lidstaten verlenen voor de onder deze richtlijn vallende producten vrijstelling van de geharmoniseerde accijns op de voorwaarden die zij vaststellen voor de juiste en eenvoudige toepassing van deze vrijstellingen en ter voorkoming van fraude, ontwijking of misbruik:
[…]
- e)
wanneer zij gebruikt worden voor de productie van aroma's voor de bereiding van levensmiddelen en niet-alcoholhoudende dranken met een alcoholvolumegehalte van niet meer dan 1,2 % vol;’
2. Richtlijn 2008/118
8.
In artikel 7, lid 1, van richtlijn 2008/118/EG3. staat:
‘De accijns wordt verschuldigd op het tijdstip en in de lidstaat van de uitslag tot verbruik.’
9.
In artikel 7, lid 2, van richtlijn 2008/118 wordt ‘uitslag tot verbruik’ als volgt gedefinieerd:
‘a) het aan een accijnsschorsingsregeling onttrekken, daaronder begrepen het onregelmatig onttrekken, van accijnsgoederen;
- b)
het voorhanden hebben van een accijnsgoed buiten een accijnsschorsingsregeling wanneer over dat goed geen accijns is geheven overeenkomstig de toepasselijke bepalingen van het gemeenschapsrecht en de nationale wetgeving;
- c)
de productie, met inbegrip van onregelmatige productie, van accijnsgoederen buiten een accijnsschorsingsregeling;
- d)
de invoer, met inbegrip van onregelmatige invoer, van accijnsgoederen die niet onmiddellijk bij invoer onder een accijnsschorsingsregeling worden geplaatst.’
B. Roemeens recht
10.
In de schriftelijke opmerkingen van de Commissie worden de volgende bepalingen van Roemeens recht weergegeven.
11.
Artikel 20658 van Legea nr. 571/2003 din 22 decembrie 2003 privind Codul fiscal (wet nr. 571/2003 van 22 december 2003 houdende het belastingwetboek)4., zoals deze wet van kracht is geweest tot 31 december 2015 van welk artikel de bewoordingen zijn overgenomen in artikel 397, lid 15., van Legea nr. 227 din 8 septembrie 2015 privind Codul fiscal (wet nr. 227 van 8 september 2015 houdende het belastingwetboek), die geldt sinds 20166. (hierna: ‘belastingwetboek’), bepaalt het volgende:
- ‘(1)
Ethylalcohol en de andere in artikel 2062, onder a), genoemde alcoholhoudende producten zijn vrijgesteld van accijns wanneer zij:
[…]
- e)
worden gebruikt voor de productie van voedingsaroma's voor de bereiding van levensmiddelen of niet-alcoholhoudende dranken met een alcoholvolumegehalte van niet meer dan 1,2 % vol;’
12.
De toepassingsmodaliteiten van artikel 20658 [van het belastingwetboek] bepalen het volgende:
‘[…]
- (13)
In alle in artikel 20658, lid 1, van het belastingwetboek bedoelde gevallen wordt de vrijstelling van accijns uitsluitend verleend aan de gebruiker, op voorwaarde dat de levering rechtstreeks uit een belastingentrepot plaatsvindt.
- (14)
Wanneer een gebruiker intracommunautaire verwervingen van ethylalcohol verricht met de bedoeling om deze te gebruiken voor de in artikel 20658, lid 1, onder b) tot en met i), van het belastingwetboek genoemde doeleinden, moet die gebruiker tevens een geregistreerde geadresseerde zijn.
[…]
- (16)
Een vrijstelling wordt rechtstreeks verleend:
- a)
in de in artikel 20658, lid 1, onder d), f), g) en h), van het belastingwetboek bedoelde gevallen;
- b)
in de in artikel 20658, lid 1), onder a), b), c) en e), van het belastingwetboek bedoelde gevallen, voor erkende entrepothouders die binnen een geïntegreerd systeem werken. ‘Geïntegreerd systeem’: het gebruik van ethylalcohol en andere alcoholhoudende producten door entrepothouders voor de vervaardiging van eindproducten die bestemd zijn om als zodanig te worden verbruikt, zonder verder te worden gewijzigd. […]
- (17)
In alle gevallen van rechtstreekse vrijstelling wordt de vrijstelling op basis van een vergunning aan de eindgebruiker verleend. Deze vergunning wordt afgegeven aan alle gebruikers die van accijns vrijgestelde producten aanschaffen.
[…]
- (34)
In alle gevallen van rechtstreekse vrijstelling zijn de prijzen voor de levering van de producten exclusief accijns, en in het verkeer moeten die producten vergezeld gaan van een gedrukte versie van het elektronisch administratief document zoals bedoeld in punt 91.
[…]
- (37)
In de in artikel 20658, lid 1, onder a), b), c), e) en i), van het belastingwetboek bedoelde gevallen wordt een indirecte vrijstelling verleend. De prijzen voor de levering van de producten zijn inclusief accijns, waarna de marktdeelnemers die gebruikers zijn, op grond van de bepalingen van de [Codul de procedură fiscală (wetboek fiscaal procesrecht)] om verrekening of teruggaaf van de accijns kunnen verzoeken.
- (38)
Voor de teruggaaf van accijns dient de gebruiker maandelijks, uiterlijk op de vijfentwintigste dag van de maand volgend op die waarvoor om teruggaaf wordt verzocht, bij de territoriaal bevoegde belastingautoriteit een verzoek om teruggaaf van de accijns in, vergezeld van:
- a)
een afschrift van de factuur voor de aanschaf van ethylalcohol en/of andere alcoholhoudende producten, waarop de accijns afzonderlijk is gespecificeerd;
- b)
een bewijs dat de accijns aan de leverancier is betaald, te weten een betalingsbewijs dat is bevestigd door de bank waarbij de gebruiker een rekening heeft geopend;
- c)
een bewijs van de hoeveelheid die is gebruikt voor het doel waarvoor de vrijstelling is verleend, te weten een overzicht van de daadwerkelijk gebruikte hoeveelheden en de daarop betrekking hebbende documenten.’
13.
De toepassingsmodaliteiten van artikel 397 van het belastingwetboek bepalen:
- ‘81.
- (1)
In gevallen van rechtstreekse vrijstelling wordt voor de in artikel 397, lid 1, van het belastingwetboek bedoelde producten de vrijstelling van accijns uitsluitend verleend aan de gebruiker, op voorwaarde dat de levering rechtstreeks uit een belastingentrepot, uit de eigen intracommunautaire verwervingen van de gebruiker of uit de eigen invoertransacties van de gebruiker plaatsvindt.
- (2)
In gevallen van rechtstreekse vrijstelling wordt voor de in artikel 397, lid 1, van het belastingwetboek bedoelde producten de vrijstelling van accijns uitsluitend verleend aan de gebruiker, op voorwaarde dat de levering rechtstreeks uit een belastingentrepot, van een geregistreerde geadresseerde of uit de eigen invoertransacties van de gebruiker plaatsvindt. Een geregistreerde geadresseerde die producten levert die bestemd zijn om voor een van accijns vrijgesteld doel te worden gebruikt, specificeert op de factuur het overeenkomstige bedrag aan accijns dat aan de staat is afgedragen.
- (3)
Wanneer een gebruiker intracommunautaire verwervingen van ethylalcohol verricht met de bedoeling om deze voor de in artikel 397, lid 1, onder b) tot en met i), van het belastingwetboek genoemde doeleinden te gebruiken, moet die gebruiker tevens een geregistreerde geadresseerde zijn.
- (4)
Wanneer ethylalcohol uit een derde land wordt ingevoerd met de bedoeling om deze voor de in artikel 397, lid 1, onder b) tot en met i), van het belastingwetboek genoemde doeleinden te gebruiken, moet de importeur tevens gebruiker van de grondstof zijn.
- 82.
- (1)
Een vrijstelling van accijns wordt rechtstreeks verleend:
- a)
in de in artikel 397, lid 1, onder d) en f), van het belastingwetboek bedoelde gevallen;
- b)
in het in artikel 397, lid 1, onder b), van het belastingwetboek bedoelde geval, uitsluitend voor de productie van desinfectiealcohol;
- c)
in de in artikel 397, lid 1, onder a), c) en e), van het belastingwetboek bedoelde gevallen.
- (2)
De in lid 1, onder b) en c), bedoelde rechtstreekse vrijstelling is uitsluitend mogelijk voor erkende entrepothouders die binnen een geïntegreerd systeem werken. ‘Geïntegreerd systeem’: het gebruik van ethylalcohol en andere alcoholhoudende producten in het belastingentrepot waarin die producten zijn vervaardigd, voor de vervaardiging van eindproducten die bestemd zijn om als zodanig te worden verbruikt, zonder verder te worden gewijzigd.
- (3)
In alle gevallen van rechtstreekse vrijstelling wordt de vrijstelling op basis van een vergunning aan de eindgebruiker verleend.’
C. Iers recht
14.
Artikel 27, lid 1, onder e), van richtlijn 92/83 is omgezet in Iers recht bij artikel 77, onder a), punt iii), van de Finance Act 2003 (wet inzake financiën 2003). Dit artikel bepaalt onder meer:
‘Onverminderd andere mogelijk toepasselijke accijnsvrijstellingen en behoudens de voorwaarden die de bevoegde autoriteit kan voorschrijven of anderszins kan opleggen, wordt een vrijstelling van belasting op alcoholhoudende producten verleend voor alcoholhoudende producten waarvan ten genoegen van de bevoegde autoriteit is aangetoond dat zij:
- (a)
bestemd zijn om te worden gebruikt of reeds gebruikt zijn voor de productie van—
[…]
- (iii)
aroma's voor de bereiding van levensmiddelen of dranken met niet meer dan 1,2 % vol.
[…]’
III. Hoofdgeding en prejudiciële vragen
15.
Op basis van de verwijzingsbeslissing, het advies over het Ierse recht dat verzoekster mocht overleggen aan de verwijzende rechter, alsmede de schriftelijke opmerkingen van verzoekster, worden de feiten en de voorgeschiedenis van het geding als volgt opgevat.
16.
Concentrate Manufacturing Company Ireland (CMCI) is een Ierse dochteronderneming van PepsiCo, een multinationaal bedrijf dat voedingsmiddelen en dranken produceert. Zij gebruikt 100 % ongedenatureerde ethylalcohol voor de productie van aroma's.7. Deze hebben een alcoholvolumegehalte tussen 15 % en 62 % vol en zijn bestemd voor de bereiding van niet-alcoholhoudende dranken. CMCI produceert de aroma's in Ierland en verkoopt ze aan een andere Ierse dochteronderneming van PepsiCo, Pepsi Ireland. Laatstgenoemde onderneming heeft aroma's verkocht aan verzoekster, die deze gebruikt voor het maken van frisdranken in Roemenië. CMCI verzendt de aroma's rechtstreeks vanuit Ierland naar verzoekster in Roemenië.
17.
Volgens het advies over het Ierse recht is CMCI een erkend entrepothouder. Zij is tevens een erkend ontvanger met een vergunning voor de ontvangst van maximaal 1 500 000 liter ongedenatureerde ethylalcohol in bulk per jaar voor de productie van frisdrankconcentraat. Zij ontvangt deze alcohol onder schorsing van rechten in haar belastingentrepot. Het verwijderen van dit product uit het belastingentrepot voor de productie van de aroma's vormt een uitslag tot verbruik.8. Voor deze uitslag tot verbruik zou accijns moeten worden betaald, ware het niet dat hiervoor de vrijstelling geldt van artikel 77, onder a), punt iii), van de Finance Act 2003, waarbij artikel 27, lid 1, onder e), van richtlijn 92/83 is omgezet.
18.
Verzoekster licht toe dat zij bij de aankoop van de aroma's van Pepsi Ireland in de veronderstelling was dat de ethylalcohol die deze bevatten in Ierland reeds tot verbruik was uitgeslagen, was vrijgesteld van accijns op grond van de Ierse wetgeving waarbij artikel 27, lid 1, onder e) van richtlijn 92/83 is omgezet en niet langer aan accijnsschorsingsregelingen of andere administratieve formaliteiten met betrekking tot accijns was onderworpen. Niettemin moest verzoekster accijns op de aroma's betalen toen deze Roemenië binnenkwamen. Zij verzocht om teruggaaf van de accijns overeenkomstig de nationale wettelijke regeling waarbij de vrijstelling van artikel 27, lid 1, onder e), van richtlijn 92/83 is omgezet. Deze teruggaaf werd op materiële en formele gronden geweigerd. In de eerste plaats had verzoekster geen ethylalcohol gekocht om aroma's te produceren, maar had zij aroma's gekocht die ethylalcohol bevatten om niet-alcoholhoudende dranken te bereiden. In de tweede plaats waren de aroma's niet uit een belastingentrepot gehaald en had verzoekster niet de hoedanigheid van geregistreerde geadresseerde (hierna: ‘procedurele voorwaarden’).
19.
Verzoekster heeft verzocht om nietigverklaring van de beslissingen van de Roemeense belastingdienst tot afwijzing van haar bezwaar en tot weigering van teruggaaf van de accijns.
20.
Om dit geding te beslechten heeft de verwijzende rechter het nodig geacht het Hof van Justitie om een prejudiciële beslissing te verzoeken over de volgende vragen:
- ‘1)
Moet artikel 27, lid 1, onder e), van [richtlijn 92/83] aldus worden uitgelegd dat de vrijstelling van accijns enkel geldt voor ethylalcoholproducten die worden gebruikt voor de productie van aroma's die op hun beurt zijn bestemd voor de productie van niet-alcoholhoudende dranken met een alcoholvolumegehalte van niet meer dan 1,2 % vol, of geldt deze vrijstelling ook voor ethylalcoholproducten die reeds zijn gebruikt voor de productie van dergelijke aroma's die zijn of worden gebruikt voor de productie van niet-alcoholhoudende dranken met een alcoholvolumegehalte van niet meer dan 1,2 % vol?
- 2)
Moet artikel 27, lid 1, onder e), van [richtlijn 92/83], in het licht van de doelstellingen en de algemene opzet van de richtlijn, aldus worden uitgelegd dat zodra ethylalcoholproducten die bestemd zijn om in een andere lidstaat in de handel te worden gebracht, reeds in een eerste lidstaat zijn vrijgegeven voor verbruik en worden beschouwd als vrijgesteld van accijns omdat zij worden gebruikt voor de vervaardiging van aroma's voor de productie van niet-alcoholhoudende dranken met een alcoholvolumegehalte van niet meer dan 1,2 % vol, de lidstaat van bestemming deze producten op zijn grondgebied op dezelfde wijze moet behandelen?
- 3)
Moeten artikel 27, lid 1, onder e), en lid 2, onder d), van [richtlijn 92/83] en [de beginselen van] doeltreffendheid en [evenredigheid] aldus worden uitgelegd dat zij een lidstaat toestaan om de vrijstelling te onderwerpen aan de procedurele voorwaarde dat de gebruiker de geregistreerde geadresseerde is en de verkoper van de accijnsgoederen erkend entrepothouder is, ook al verplicht de lidstaat waar de producten zijn gekocht de marktdeelnemer die deze in de handel brengt niet om houder van een belastingentrepot te zijn?
- 4)
Staan de beginselen van evenredigheid en doeltreffendheid, in samenhang met artikel 27, lid 1, onder e), van [richtlijn 92/83] en in het licht van de doelstellingen en de algemene opzet van de richtlijn, eraan in de weg dat de vrijstelling waarin deze bepalingen voorzien, wordt geweigerd aan een belastingplichtige van een lidstaat van bestemming die ethylalcoholproducten heeft ontvangen en die zich heeft gebaseerd op de omstandigheid dat deze producten als vrijgesteld zijn beschouwd op grond van een officiële uitlegging van deze bepalingen van de richtlijn die door de belastingautoriteiten van de lidstaat van herkomst gedurende lange tijd constant is toegepast, en in nationale regelgeving is omgezet en in de praktijk is toegepast maar later onjuist is gebleken, terwijl fraude of accijnsontduiking in de gegeven omstandigheden zijn uitgesloten?’
21.
Verzoekster, Ierland, de Republiek Polen, Roemenië en de Europese Commissie hebben schriftelijke opmerkingen ingediend.
IV. Ontvankelijkheid
22.
Roemenië betwist de ontvankelijkheid van het verzoek om een prejudiciële beslissing op grond dat de verwijzende rechter het Hof niet de door artikel 94, onder c), van het Reglement voor de procesvoering van het Hof vereiste informatie heeft verstrekt.9.
23.
Volgens vaste rechtspraak van het Hof is de procedure in artikel 267 VWEU een instrument van samenwerking tussen het Hof en de nationale rechterlijke instanties, waarmee het Hof die instanties de uitleggingsgegevens met betrekking tot het Unierecht verschaft die zij voor de oplossing van de hun voorgelegde geschillen nodig hebben.10.
24.
Het is tevens vaste rechtspraak dat de nationale rechter wegens het vereiste om tot een voor hem nuttige uitlegging van het Unierecht te komen, een omschrijving dient te geven van het feitelijke en juridische kader waarin de gestelde vragen moeten worden geplaatst, of althans de feiten moet uiteenzetten waarop die vragen zijn gebaseerd. Voorts moet de verwijzingsbeslissing de precieze redenen vermelden waarom de nationale rechter twijfelt over de uitlegging van het Unierecht en het noodzakelijk acht om een prejudiciële vraag aan het Hof voor te leggen.11.
25.
Het is juist dat de verwijzingsbeslissing verre van volmaakt is en dat de weergave van de feiten een aantal leemten en discrepanties vertoont. Zo wordt daarin bijvoorbeeld naar geen enkele relevante bepaling van Roemeens recht verwezen, hoewel deze bepalingen wel in de schriftelijke opmerkingen van de Commissie zijn opgenomen.
26.
Niettemin heeft de verwijzende rechter mijns inziens voldoende duidelijk uiteengezet om welke redenen hij vragen over de uitlegging van het Unierecht aan het Hof heeft voorgelegd. Bovendien bevat de verwijzingsbeslissing voldoende informatie om het Hof en de belanghebbenden die opmerkingen kunnen indienen, een voldoende duidelijk inzicht te verschaffen in de feitelijke en juridische context van het hoofdgeding, zoals blijkt uit het aantal deelnemers aan de schriftelijke procedure. Het gebrek aan duidelijkheid over de aard van de door de Roemeense autoriteiten opgelegde procedurele voorwaarden lijkt het Hof evenmin te beletten een nuttig antwoord op de derde vraag te geven. Ik geef het Hof derhalve in overweging het onderhavige verzoek om een prejudiciële beslissing te aanvaarden en te beantwoorden.
V. Juridische beoordeling
A. Eerste vraag
27.
Met zijn eerste vraag wenst de verwijzende rechter te vernemen of de vrijstelling in artikel 27, lid 1, onder e), van richtlijn 92/83 enkel van toepassing is op ethylalcohol die bestemd is voor gebruik bij de productie van aroma's voor de bereiding van niet-alcoholhoudende dranken met een alcoholvolumegehalte van niet meer dan 1,2 % vol, of dat deze ook van toepassing is op ethylalcohol die reeds is gebruikt voor de productie van deze aroma's.12.
28.
De Roemeense belastingdienst is van mening dat die vrijstelling alleen geldt voor ethylalcohol die is bestemd om te worden gebruikt voor de productie van aroma's voor de bereiding van niet-alcoholhoudende dranken met een alcoholvolumegehalte van niet meer dan 1,2 % vol. Op die grond heeft zij geweigerd om verzoekster de accijns terug te betalen die zij bij de invoer van de aroma's in Roemenië had betaald. Roemenië sluit zich bij dit standpunt aan. Verzoekster, Ierland, de Republiek Polen en de Commissie zijn alle van mening dat de bij artikel 27, lid 1, onder e), van richtlijn 92/83 ingevoerde vrijstelling ook geldt voor de ethylalcohol die gebruikt werd voor de bereiding van de aroma's.
29.
Artikel 20 van richtlijn 92/83 omschrijft ‘ethylalcohol’ als ‘alle producten van de GN-codes 2207 en 2208 met een effectief alcoholvolumegehalte van meer dan 1,2 % vol, ook wanneer deze producten bestanddeel zijn van een product uit een ander hoofdstuk van de gecombineerde nomenclatuur’. In het advies over het Ierse recht wordt opgemerkt dat de in de betrokken aroma's verwerkte ethylalcohol ten tijde van de vaststelling van richtlijn 92/83 moest worden ingedeeld onder GN-code 2207, terwijl de aroma's zelf onder GN-code 2208 vielen.13. De aroma's vallen onder de definitie van ethylalcohol in artikel 20, eerste streepje, van richtlijn 92/83 en zijn aan accijns onderworpen.14.
30.
Krachtens artikel 27, lid 1, onder e), van richtlijn 92/83 zijn producten die onder die richtlijn vallen vrijgesteld van geharmoniseerde accijns ‘wanneer zij gebruikt worden voor de productie van aroma's […]’.15. Het doel waarvoor de ethylalcohol wordt gebruikt, is dus bepalend voor de toepasselijkheid van de vrijstelling.16. De tekst van deze bepaling is echter niet ondubbelzinnig: hij kan worden begrepen als ‘wanneer deze bestemd is voor gebruik bij de productie van aroma's’, maar ook als ‘wanneer deze gebruikt is voor de productie van aroma's’.17.
31.
Derhalve moet worden teruggevallen op de andere uitleggingscriteria die het Hof gewoonlijk hanteert, te weten het doel en de context van de onderzochte bepaling.18.
32.
De Republiek Polen en de Commissie wijzen erop dat de vrijstellingen van artikel 27 van richtlijn 92/83 tot doel hebben de weerslag van de accijns op ethylalcohol te neutraliseren wanneer deze alcohol als tussenproduct wordt gebruikt in de samenstelling van andere commerciële of industriële producten.19. Dit product is een ‘aroma voor de bereiding van niet-alcoholhoudende dranken met een alcoholvolumegehalte van niet meer dan 1,2 % vol’.
33.
Indien de door Roemenië voorgestane uitlegging zou prevaleren, zou dit betekenen dat ethylalcohol die bestemd is voor de productie van dergelijke aroma's, van accijns is vrijgesteld, terwijl ethylalcohol die reeds in die aroma's is verwerkt, dat niet is. Deze uitlegging zou tot het absurde resultaat leiden dat de ethylalcohol, na te zijn vrijgesteld van accijns in het stadium waarin hij is bestemd om te worden gebruikt voor de bereiding van aroma's, zodra hij is gebruikt voor de bereiding van die aroma's, opnieuw aan accijns wordt onderworpen. Een dergelijk resultaat zou zeker niet het doel bereiken van neutralisatie van de weerslag van de accijns op alcohol die wordt gebruikt voor de productie van aroma's voor de bereiding van niet-alcoholhoudende dranken met een alcoholvolumegehalte van niet meer dan 1,2 % vol.
34.
Een teleologische en systematische uitlegging van artikel 27, lid 1, onder e), van richtlijn 92/83 bevestigt dus het standpunt dat wordt ingenomen door verzoekster, Ierland, de Republiek Polen en de Commissie. Dit standpunt vindt ook steun in de niet-bindende richtsnoeren van het Accijnscomité van de Commissie20., dat zich meermaals over de toepassing van de vrijstelling van artikel 27, lid 1, onder e), heeft gebogen.
35.
Het Accijnscomité stelde eerst voor dat de lidstaten de vrijstelling zouden verlenen wanneer de aroma's reeds waren gebruikt voor de bereiding van niet-alcoholhoudende dranken en waarbij de lidstaten controlemechanismen dienden vast te stellen.21. Het intracommunautaire verkeer van de aroma's zou onderworpen worden aan de bepalingen van richtlijn 92/12/EEG.22.
36.
Bij nader inzien heeft het Accijnscomité echter in aanmerking genomen dat de aroma's overwegend als concentraat worden gebruikt, om frisdranken te bereiden. Aangezien zij niet onverdund kunnen worden verbruikt, kan de alcohol als gedenatureerd worden beschouwd. De aroma's zijn relatief duur en kosten meer dan de goedkoopste alcohol die in de meeste lidstaten in de handel wordt gebracht. Ten slotte is het duur om aroma's te zuiveren teneinde er ethylalcohol uit te winnen. Gelet op deze kenmerken kon het comité redelijkerwijs tot de conclusie komen dat de verlening van de vrijstelling op het tijdstip van de productie van de aroma's geen gevaar van belastingontduiking meebracht. Het stelde daarom voor de vrijstelling van artikel 27, lid 1, onder e), van richtlijn 92/83 vanaf dat tijdstip toe te passen.23.
37.
In de richtsnoeren die het Accijnscomité tijdens zijn vergadering van 12 tot en met14 november 2003 heeft vastgesteld, heeft het geconstateerd dat nagenoeg algehele overeenstemming was bereikt over de toepassing van de vrijstelling van artikel 27, lid 1, onder e), van richtlijn 92/83 op het intracommunautaire verkeer van aroma's met de GN-codes 1302 1930, 2106 9020 en 330224. vanaf het tijdstip waarop deze producten worden geproduceerd of ingevoerd.25.
38.
De beraadslagingen van het Accijnscomité ondersteunen ook de conclusie dat de vrijstelling, anders dan Roemenië stelt, betrekking heeft op ethylalcohol die eerder al werd gebruikt voor de productie van aroma's.
39.
Gelet op het voorgaande geef ik het Hof in overweging de eerste vraag te beantwoorden als volgt:
‘Artikel 27, lid 1, onder e), van richtlijn 92/83 moet aldus worden uitgelegd dat de vrijstelling van accijns zowel betrekking heeft op ethylalcohol die bestemd is om te worden gebruikt, als op ethylalcohol die reeds is gebruikt bij de productie van aroma's die bestemd zijn voor de bereiding van niet-alcoholhoudende dranken met een alcoholvolumegehalte van niet meer dan 1,2 % vol.’
B. Tweede vraag
40.
Met zijn tweede vraag wenst de verwijzende rechter te vernemen of artikel 27, lid 1, onder e), van richtlijn 92/83 aldus moet worden uitgelegd dat, wanneer ethylalcohol in een lidstaat tot verbruik is uitgeslagen en wordt geacht te zijn vrijgesteld van accijns omdat hij is gebruikt voor de productie van aroma's voor de bereiding van niet-alcoholhoudende dranken met een alcoholvolumegehalte van niet meer dan 1,2 % vol, de andere lidstaten de ethylalcohol in deze aroma's op dezelfde wijze moeten behandelen. Verzoekster, Ierland en de Commissie zijn van mening dat een vrijstelling die wordt verleend door een lidstaat waar een product wordt vervaardigd, moet worden erkend door elke lidstaat waarnaar dit product wordt verzonden. Roemenië merkt op dat dit niet onder alle omstandigheden het geval kan zijn. De Republiek Polen heeft geen opmerkingen gemaakt over deze vraag.
41.
In het licht van het door mij voorgestelde antwoord op de eerste vraag zijn de lidstaten verplicht vrijstelling van accijns te verlenen voor ethylalcohol die reeds is gebruikt bij de productie van aroma's die zijn bestemd voor de bereiding van niet-alcoholhoudende dranken met een alcoholvolumegehalte van niet meer dan 1,2 % vol.
42.
Bovendien benadrukt het Hof in zijn rechtspraak over de uitlegging van artikel 27, lid 1, onder f), van richtlijn 92/83, die naar analogie van toepassing is op artikel 27, lid 1, onder e), dat alle lidstaten in beginsel de beslissing van een lidstaat om een product aan accijns te onderwerpen of vrij te stellen van accijns, moeten erkennen. Elke andere uitlegging zou afbreuk doen aan de verwezenlijking van het door richtlijn 92/83 nagestreefde doel en tevens het vrije verkeer van goederen belemmeren.26. Mijns inziens zou het ook in strijd zijn met het beginsel van loyale samenwerking tussen de lidstaten dat is neergelegd in artikel 4, lid 3, VEU.27.
43.
Wanneer aroma's dus in de lidstaat van vervaardiging tot verbruik zijn uitgeslagen krachtens de nationale wettelijke regeling waarbij artikel 7 van richtlijn 2008/118 is omgezet en deze lidstaat de vrijstelling op die aroma's heeft toegepast krachtens zijn regeling waarbij artikel 27, lid 1, onder e), van richtlijn 92/83 is omgezet28., moet de lidstaat van bestemming de producten bij binnenkomst op zijn grondgebied op dezelfde wijze behandelen, tenzij er gegronde redenen zijn om aan te nemen dat de vrijstelling onrechtmatig is verleend.29. Gelet op het door mij voorgestelde antwoord van het Hof op de eerste vraag is in casu niet aangetoond dat de lidstaat waar de aroma's zijn geproduceerd en tot verbruik zijn uitgeslagen, de vrijstelling van artikel 27, lid 1, onder e), van richtlijn 92/83 onjuist heeft toegepast.
44.
Ik geef het Hof derhalve in overweging de tweede vraag te beantwoorden als volgt:
‘Artikel 27, lid 1, onder e), van richtlijn 92/83 moet aldus worden uitgelegd dat wanneer ethylalcohol in een lidstaat is uitgeslagen tot verbruik en die lidstaat de accijnsvrijstelling van die bepaling juist heeft toegepast, de lidstaat van bestemming de ethylalcohol op zijn grondgebied op dezelfde wijze moet behandelen.’
C. Derde vraag
45.
Met zijn derde vraag wenst de verwijzende rechter te vernemen of artikel 27, lid 1, onder e), en artikel 27, lid 2, onder d), van richtlijn 92/83 en de beginselen van doeltreffendheid en evenredigheid het een lidstaat toestaan om procedurele voorwaarden op te leggen aan een handelaar in accijnsgoederen die in de lidstaat waarin deze goederen zijn geproduceerd en uitgeslagen tot verbruik, gebruik heeft gemaakt van een accijnsvrijstelling.
46.
Verzoekster zet uiteen dat volgens het Roemeense recht in het kader van intracommunautaire verwervingen enkel aanspraak kan worden gemaakt op de vrijstelling waarin artikel 27, lid 1, onder e), van richtlijn 92/83 voorziet, wanneer de aroma's van een erkend entrepothouder naar een geregistreerde marktdeelnemer of naar een geregistreerde ontvanger worden overgebracht. Verzoekster stelt dat zij niet aan deze voorwaarden kan voldoen, aangezien zij de aroma's heeft gekocht van een Iers bedrijf dat ze heeft doorverkocht nadat ze overeenkomstig de Ierse wetgeving tot verbruik waren uitgeslagen. Op de betrokken facturen was niet vermeld dat over de goederen accijns was betaald, noch dat daarop een accijnsschorsingsregeling van toepassing was. In het advies over het Ierse recht staat dat het Ierse bedrijf waarvan verzoekster de aroma's heeft gekocht, volgens het Ierse of het Unierecht niet verplicht was een erkend entrepothouder te zijn, aangezien zij geen accijnsgoederen in voorraad had, verwerkte, produceerde of verzond.
47.
Ierland is van mening dat in de omstandigheden die zijn geschetst in de verwijzingsbeslissing geen procedurele voorwaarden aan handelaren kunnen worden opgelegd. Volgens de Commissie kunnen procedurele voorwaarden slechts worden opgelegd in situaties die daartoe zijn erkend in de rechtspraak van het Hof. De Republiek Polen en Roemenië zijn van mening dat de betrokken procedurele voorwaarden toegestaan en gerechtvaardigd zijn, aangezien zij tot doel hebben de juiste en eenvoudige toepassing van de vrijstelling te waarborgen en fraude, ontwijking of misbruik te voorkomen. In het bijzonder is Roemenië van mening dat indien de aroma's buiten accijnsschorsingsregelingen in het verkeer kunnen worden gebracht30., het risico bestaat dat zij worden verwerkt tot alcoholhoudende dranken voor consumptie terwijl geen accijns is betaald.
48.
De eerste twee vragen betreffen enkel de uitlegging van artikel 27, lid 1, onder e), van richtlijn 92/83. Aangezien de verwijzingsbeslissing geen verdere verwijzing naar artikel 27, lid 2, onder d), bevat, noch naar de nationale wettelijke regeling waarbij die bepaling is omgezet, noch naar de omstandigheden waaronder die bepaling van toepassing zou kunnen zijn op het hoofdgeding, neem ik aan dat de derde vraag uitsluitend met betrekking tot artikel 27, lid 1, onder e), van richtlijn 92/83 kan worden beantwoord.
49.
Artikel 27, lid 1, gelezen in samenhang met de 22e overweging van richtlijn 92/83, bepaalt dat de lidstaten de voorwaarden vaststellen voor de juiste en eenvoudige toepassing van de in deze bepaling bedoelde vrijstellingen en ter voorkoming van fraude, ontwijking of misbruik. De voorwaarden die de lidstaten op grond van de aan hen toegekende bevoegdheid vaststellen, mogen niet verder gaan dan noodzakelijk is voor het bereiken van dat doel.31. In de omstandigheden die tot het geding voor de verwijzende rechter hebben geleid, lijkt de uitoefening van die bevoegdheid niet meer te omvatten dan de verificatie dat de aroma's daadwerkelijk worden gebruikt voor de bereiding van niet-alcoholhoudende dranken met een alcoholvolumegehalte van niet meer dan 1,2 % vol.
50.
Bovendien moeten de lidstaten bij de uitoefening van de hun toekomende bevoegdheid om de voorwaarden voor de in artikel 27, lid 1, onder e), van richtlijn 92/83 bedoelde vrijstelling vast te stellen, de algemene rechtsbeginselen die deel uitmaken van de rechtsorde van de Unie in acht nemen. Daartoe behoren onder meer de beginselen van evenredigheid en doeltreffendheid.32.
51.
Het evenredigheidsbeginsel vereist dat wordt onderzocht of de procedurele voorwaarden niet buiten de grenzen treden van wat geschikt en noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de legitieme doelstellingen die met artikel 27, lid 1, onder e), van richtlijn 92/83 worden nagestreefd. Wanneer een keuze mogelijk is tussen meerdere geschikte maatregelen, moet die maatregel worden gekozen die de minste belasting met zich brengt en mogen de veroorzaakte nadelen niet onevenredig zijn aan de nagestreefde doelen.33.
52.
Het doeltreffendheidsbeginsel vereist dat de nationale procesregels de uitoefening van de door het Unierecht verleende rechten niet onmogelijk of uiterst moeilijk mogen maken.34.
53.
Het staat aan de verwijzende rechter, bij wie het hoofdgeding aanhangig is en die de verantwoordelijkheid draagt voor zijn definitieve rechterlijke beslissing, om uit te maken of de regeling die de Roemeense belastingautoriteiten willen toepassen, voldoet aan de in de punten 50 tot en met 52 van deze conclusie beschreven vereisten. De volgende overwegingen kunnen de verwijzende rechter helpen bij de vervulling van die taak.
54.
Wat betreft het doel om de juiste en eenvoudige toepassing van de vrijstellingen te waarborgen en fraude, ontwijking of misbruik te voorkomen, moeten de volgende feiten in aanmerking worden genomen: i) de aroma's waren tot verbruik uitgeslagen in de lidstaat waarin zij waren geproduceerd; ii) diezelfde lidstaat had de vrijstelling correct op de aroma's toegepast; iii) het Accijnscomité heeft geoordeeld dat het verlenen van vrijstelling op het tijdstip van de productie van de aroma's geen risico van belastingontduiking doet ontstaan35., en iv) er zijn geen aanwijzingen dat verzoekster op frauduleuze wijze heeft getracht het voordeel van vrijstelling te verkrijgen.
55.
In verband met de toepassing van het evenredigheidsbeginsel en het doeltreffendheidsbeginsel zou de verwijzende rechter de stelling van verzoekster moeten onderzoeken dat zij niet aan de procedurele voorwaarden kon voldoen, aangezien beide aroma's zijn vervaardigd en in het vrije verkeer zijn gebracht in de lidstaat die de vrijstelling heeft verleend.
56.
In de omstandigheden van de bij de verwijzende rechter aanhangige zaak lijkt het zeer waarschijnlijk dat de toepassing van de procedurele voorwaarden waarop de Roemeense autoriteiten aandringen, ertoe zal leiden dat verzoekster op onrechtmatige wijze het recht wordt ontzegd om in aanmerking te komen voor een accijnsvrijstelling die door een andere lidstaat correct is toegekend. De verwijzende rechter moet in dit verband rekening houden met de rechtspraak van het Hof, volgens welke geen afbreuk kan worden gedaan aan het recht van verzoekster om in aanmerking te komen voor de verplichte vrijstelling van artikel 27, lid 1, onder e), van richtlijn 92/83, op grond dat niet is voldaan aan louter formele vereisten die niet noodzakelijk zijn om te verzekeren dat is voldaan aan de materiële voorwaarden voor het werkelijke gebruik van de betrokken producten.36.
57.
Ik geef het Hof derhalve in overweging de derde vraag te beantwoorden als volgt:
‘Artikel 27, lid 1, onder e), van richtlijn 92/83, alsmede het doeltreffendheidsbeginsel en het evenredigheidsbeginsel staan een lidstaat slechts toe om procedurele voorwaarden op te leggen aan een handelaar in accijnsgoederen die in de lidstaat waar deze goederen zijn geproduceerd en tot verbruik zijn uitgeslagen voor een accijnsvrijstelling in aanmerking is gekomen, wanneer deze procedurele voorwaarden strikt noodzakelijk zijn om een juiste en eenvoudige toepassing van de betrokken vrijstelling te verzekeren en fraude, ontwijking of misbruik te voorkomen. Bij het opleggen van dergelijke procedurele voorwaarden moeten de lidstaten de algemene beginselen van het Unierecht eerbiedigen, waaronder het evenredigheidsbeginsel en het doeltreffendheidsbeginsel.’
D. Vierde vraag
58.
De vierde vraag lijkt te zijn gebaseerd op de veronderstelling dat de lidstaat waar de aroma's zijn geproduceerd, de vrijstelling van artikel 27, lid 1, onder e), van richtlijn 92/83 onjuist heeft toegepast. Indien het Hof de eerste vraag van de verwijzende rechter op de in deze conclusie voorgestelde wijze beantwoordt, berust de vierde vraag op een onjuiste hypothese, zodat zij geen beantwoording behoeft.
VI. Conclusie
59.
Gelet op het voorgaande geef ik het Hof in overweging de vragen van de Tribunal Bucureşti te beantwoorden als volgt:
- ‘1)
Artikel 27, lid 1, onder e), van richtlijn 92/83/EEG van de Raad van 19 oktober 1992 betreffende de harmonisatie van de structuur van de accijns op alcohol en alcoholhoudende dranken moet aldus worden uitgelegd dat de vrijstelling van accijns zowel betrekking heeft op ethylalcohol die bestemd is om te worden gebruikt, als op ethylalcohol die reeds is gebruikt bij de productie van aroma's die bestemd zijn voor de bereiding van niet-alcoholhoudende dranken met een alcoholvolumegehalte van niet meer dan 1,2 % vol.
- 2)
Artikel 27, lid 1, onder e), van richtlijn 92/83 moet aldus worden uitgelegd dat wanneer ethylalcohol in een lidstaat is uitgeslagen tot verbruik en die lidstaat de accijnsvrijstelling van die bepaling juist heeft toegepast, de lidstaat van bestemming de ethylalcohol op zijn grondgebied op dezelfde wijze moet behandelen.
- 3)
Artikel 27, lid 1, onder e), van richtlijn 92/83, alsmede het doeltreffendheidsbeginsel en het evenredigheidsbeginsel staan een lidstaat slechts toe om procedurele voorwaarden op te leggen aan een handelaar in accijnsgoederen die in de lidstaat waar deze goederen zijn geproduceerd en tot verbruik zijn uitgeslagen voor een accijnsvrijstelling in aanmerking is gekomen, wanneer deze procedurele voorwaarden strikt noodzakelijk zijn om een juiste en eenvoudige toepassing van de betrokken vrijstelling te verzekeren en fraude, ontwijking of misbruik te voorkomen. Bij het opleggen van dergelijke procedurele voorwaarden moeten de lidstaten de algemene beginselen van het Unierecht eerbiedigen, waaronder het evenredigheidsbeginsel en het doeltreffendheidsbeginsel.’
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 14‑07‑2022
Oorspronkelijke taal: Engels.
Richtlijn van de Raad van 19 oktober 1992 betreffende de harmonisatie van de structuur van de accijns op alcohol en alcoholhoudende dranken (PB 1992, L 316, blz. 21).
Richtlijn van de Raad van 16 december 2008 houdende een algemene regeling inzake accijns en houdende intrekking van Richtlijn 92/12/EEG (PB 2009, L 9, blz. 12).
Monitorul Oficial al României, deel I, nr. 927 van 23 december 2003.
Deze bepalingen zijn opgenomen in het nationale dossier.
Monitorul Oficial al României, deel I, nr. 688 van 10 september 2015.
De aroma's zijn gemaakt van vruchten- of plantenextracten. Aangezien deze extracten niet in water oplosbaar zijn, worden zij opgelost in alcohol om een vloeibaar concentraat te verkrijgen. Dit concentraat wordt vervolgens in een verhouding van 1:1000 verdund met water, om frisdranken te produceren.
Zoals blijkt uit de aanbevelingen van het Hof van Justitie van de Europese Unie aan de nationale rechterlijke instanties over het aanhangig maken van prejudiciële procedures (PB 2012, C 338, blz. 1).
Zie in die zin arresten van 5 juli 2012, Geistbeck (C-509/10, EU:C:2012:416, punt 47 en aldaar aangehaalde rechtspraak, en 20 juni 2013, Impacto Azul (C-186/12, EU:C:2013:412, punt 26 en aldaar aangehaalde rechtspraak).
Arrest van 18 april 2013, Mulders (C-548/11, EU:C:2013:249, punt 28 en aldaar aangehaalde rechtspraak).
De eerste vraag heeft betrekking op ‘aroma's die zijn […] gebruikt voor de bereiding van niet-alcoholhoudende dranken met een alcoholvolumegehalte van niet meer dan 1,2 % vol’. De verwijzende rechter vermeldt echter niet of frisdranken van Ierland naar Roemenië zijn verhandeld of vervoerd.
Producten die onder GN-code 2207 vallen, zijn: ‘ethylalcohol, niet gedenatureerd, met een alcoholvolumegehalte van 80 % vol of meer; ethylalcohol en gedistilleerde dranken, gedenatureerd, ongeacht het gehalte’; producten die onder GN-code 2208 vallen, zijn: ‘ethylalcohol, niet gedenatureerd, met een alcoholvolumegehalte van minder dan 80 % vol; gedistilleerde dranken, likeuren en andere dranken die gedistilleerde alcohol bevatten; samengestelde alcoholische preparaten van de soort gebruikt voor de vervaardiging van dranken’ [verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB 1987, L 256, blz. 1)].
Zie punt 6 van deze conclusie.
Uit de verwijzingsbeslissing blijkt niet dat de verwijzende rechter twijfelt over de aard van het door verzoekster gekochte product. In de schriftelijke opmerkingen wordt evenmin betwist dat het door verzoekster verworven product een aroma is (zelf een product met een alcoholvolumegehalte van meer dan 1,2 % vol) voor de bereiding van niet-alcoholhoudende dranken met een alcoholvolumegehalte van niet meer dan 1,2 % vol.
Zie naar analogie arrest van 9 december 2010, Repertoire Culinaire (C-163/09, EU:C:2010:752, punt 49 en aldaar aangehaalde rechtspraak).
Dit geldt voor meerdere taalversies van deze richtlijn, bijvoorbeeld: EN: ‘when used for the production of’; DE: ‘zur Herstellung […] verwendet werden’; ES: ‘cuando se utilicen’; FR: ‘utilisés pour la production’; NL: ‘wanneer zij gebruikt worden’; IT: ‘impiegati per la produzione’, en PT: ‘sejam utilizados’.
‘Volgens vaste rechtspraak van het Hof moet bij de uitlegging van een bepaling van het Unierecht niet alleen rekening worden gehouden met de bewoordingen ervan, maar ook met de context ervan en de doelstellingen van de regeling waarvan zij deel uitmaakt’ [arrest van 3 september 2020, Niki Luftfahrt (C-530/19, EU:C:2020:635, punt 23 en aldaar aangehaalde rechtspraak)].
Arresten van 9 december 2010, Repertoire Culinaire (C-163/09, EU:C:2010:752, punt 48 en aldaar aangehaalde rechtspraak), en 15 oktober 2015, Biovet (C-306/14, EU:C:2015:689, punt 21 en aldaar aangehaalde rechtspraak).
Zie blz. 3 van GDB nr. 364, rev. 1, van22 januari 2003.
Richtlijn van de Raad van 25 februari 1992 betreffende de algemene regeling voor accijnsproducten, het voorhanden hebben en het verkeer daarvan en de controles daarop (PB 1992, L 76, blz. 1), zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 807/2003 van de Raad van 14 april 2003 tot aanpassing aan besluit 1999/468/EG van de bepalingen betreffende de comités die de Commissie bijstaan in de uitoefening van haar uitvoeringsbevoegdheden die zijn vastgelegd in volgens de raadplegingsprocedure (unanimiteit) goedgekeurde besluiten van de Raad (PB 2003, L 122, blz. 36).
Zie blz. 4 en 5 van GDB nr. 364, rev. 1 van 22 januari 2003.
De GN-codes verwijzen naar de gecombineerde nomenclatuur op de datum van vaststelling van de richtsnoeren, te weten van 12 tot en met 14 november 2003. Deze codes werden expliciet vermeld vanwege het feit dat de in artikel 27, lid 1, onder e), van richtlijn 92/83 genoemde aroma's niet eenduidig onder bepaalde GN-codes vallen. Dit gebrek aan eenduidigheid werd als enige bron van risico op belastingontduiking gezien (zie blz. 4 van GDB nr. 364, rev. 1, van 22 januari 2003).
Zie blz. 1 van GDB nr. 458 van 19 november 2003.
Arresten van 9 december 2010, Repertoire Culinaire (C-163/09, EU:C:2010:752, punten 41 en 42).
Zie bijvoorbeeld conclusie van advocaat-generaal Saugmandsgaard Øe in de zaak A-Rosa Flussschiff (C-620/15, EU:C:2017:12, punt 60).
Zie naar analogie arrest van 9 december 2010, Repertoire Culinaire (C-163/09, EU:C:2010:752, punten 43 en 44 en aldaar aangehaalde rechtspraak).
Roemenië verwijst naar de artikelen 17–20 van hoofdstuk IV van richtlijn 2008/118, die betrekking hebben op de overbrenging van accijnsgoederen onder schorsing van accijns.
Zie arrest van 9 december 2010, Repertoire Culinaire (C-163/09, EU:C:2010:752, punt 52).
Zie naar analogie arresten van 13 juli 2017, Vakarų Baltijos laivų statykla (C-151/16, EU:C:2017:537, punt 45 en aldaar aangehaalde rechtspraak), en 7 november 2019, Petrotel-Lukoil (C-68/18, EU:C:2019:933, punt 56 en aldaar aangehaalde rechtspraak).
Zie arrest van 9 maart 2010, ERG e.a. (C-379/08 en C-380/08, EU:C:2010:127, punt 86 en aldaar aangehaalde rechtspraak).
Zie arrest van 18 oktober 2012, Pelati(C-603/10, EU:C:2012:639, punten 23 en 25 en aldaar aangehaalde rechtspraak).
Zie de overwegingen waaraan wordt gerefereerd in punt 36 van deze conclusie.
Zie naar analogie arresten van 27 september 2007,Collée (C-146/05, EU:C:2007:549, punt 31); 13 juli 2017, Vakarų Baltijos laivų statykla (C-151/16, EU:C:2017:537, punt 46 en aldaar aangehaalde rechtspraak), en 7 november 2019, Petrotel-Lukoil (C-68/18, EU:C:2019:933, punt 59 en aldaar aangehaalde rechtspraak).