Einde inhoudsopgave
Renteaftrekbeperkingen in de VPB (FM nr. 119) 2006/8.8.3
8.8.3 Primair rendement versus tariefverlaging
Dr. J. van Strien, datum 20-10-2006
- Datum
20-10-2006
- Auteur
Dr. J. van Strien
- JCDI
JCDI:ADS589855:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Vennootschapsbelasting (V)
Ondernemingsrecht / Jaarrekeningenrecht
Vennootschapsbelasting / Winstbepaling
Dividendbelasting / Algemeen
Vennootschapsbelasting / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
Cnossen, S.; in Het verrekeningsstelsel in opmars, wat doet Nederland; Grondslagen en stelsels van vennootschapsbelasting, Kluwer, Deventer, 1979, blz. 22.
In gelijke zin Litjens, F.Pj.; Het stelsel van aftrek van primair rendement in de vennootschapsbelasting, WFR 1985/109.
Voor beursvennootschappen is dit mogelijk anders, aangezien deze veelal een ‘verplichting’ hebben om dividend uit te keren, teneinde toegang te houden tot de kapitaalmarkt.
Overigens zijn ook oplossingen denkbaar op het niveau van de dividend- of renteontvanger, vergelijk box 3.
Cnossen merkt op dat een stelsel van aftrek van primair dividend kan worden gezien als een (willekeurige) tariefverlaging, indien er aan deze aftrek geen uitdelingsverplichting wordt gekoppeld.1 Op zichzelf valt hier veel voor te zeggen. Feit blijft echter dat de achtergrond van primair rendement is niet gelegen in het wegnemen van dubbele heffing, maar in de gelijke behandeling van eigen vermogen en vreemd vermogen op het niveau van de vennootschap.2 Theoretisch past een uitdelingsverplichting mijns inziens niet bij een aftrek van primair rendement. Desalniettemin draagt dit stelsel wel het risico met zich, dat per saldo eigen vermogen wordt bevoordeeld boven vreemd vermogen, omdat rente in de regel per periode moet worden betaald (wat kan leiden tot belastingheffing), terwijl dit niet geldt voor dividend.3 Dit is mijns inziens een probleem dat verband houdt met de fiscale behandeling van de geldverstrekker, en dit zou strikt genomen ook moeten worden opgelost op dat niveau. Desgewenst kan echter een wettelijke uitdelingsverplichting worden opgenomen.4 Deze zou zo kunnen worden vormgegeven, dat slechts een aftrek van primair rendement wordt verleend voor zover er daadwerkelijk dividend wordt uitgekeerd. In vennootschappelijke verhoudingen waar de deelnemingsvrijstelling geldt, biedt de uitdelingsverplichting overigens geen soelaas. De vraag is evenwel in hoeverre er aan de andere kant daadwerkelijk een adequate heffing over rente plaatsvindt.
Hoewel aan een tariefverlaging economische voordelen zitten, geef ik vanuit fiscaal perspectief de voorkeur aan een fundamentele herziening van de fiscale behandeling van dividend en rente (zie paragraaf 8.5.5). Vooralsnog geeft de staatssecretaris de voorkeur aan een generieke tariefverlaging in combinatie met het in stand houden van het verschil in fiscale behandeling tussen eigen vermogen en vreemd vermogen, boven een meer fundamentele herziening, zoals de invoering van een stelsel van aftrek van primair rendement. Mijns inziens rust op hem de bewijslast dat de positieve economische effecten van een verlaging van het vennootschapsbelastingtarief groter zijn dan die van de gelijkschakeling van eigen vermogen en vreemd vermogen.