NJB 2019/2789:Het door – kort gezegd – giften, beloften, misbruik of misleiding een minderjarig persoon opzettelijk bewegen ontuchtige handelingen te plegen of te dulden, art. 248a Sr: van het in deze bepaling vereiste causaal verband is sprake als voldoende aannemelijk is dat een persoon mede onder invloed van giften, beloften, misbruik of misleiding is overgegaan tot het plegen of dulden van ontuchtige handelingen. Het opzet van de verdachte dient te zijn gericht op het bewegen ontuchtige handelingen te plegen of dulden. Indien het gaat om het door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht bewegen tot het plegen of dulden van de ontucht, kan het opzettelijk bewegen niet worden bewezenverklaard indien aannemelijk wordt dat – ook al had de verdachte feitelijk zodanig overwicht – hij zich niet ervan bewust was dat dit overwicht van invloed was op het door de betreffende persoon plegen of dulden van ontuchtige handelingen. In casu kon het hof tot een bewezenverklaring komen van het opzettelijk bewegen onder meer erop gelet dat de verdachte wist van de kwetsbaarheid van het slachtoffer en dat zij haar problemen met de verdachte, haar 22 jaar oudere handbalcoach, besprak, terwijl de verdachte tegen haar had gezegd dat hij in het Wetboek van Strafrecht had opgezocht dat zij vanaf 17 jaar seksueel meerderjarig was en hij dan niet ervoor gestraft zou kunnen worden en dat zij zich beter kon uitschrijven bij de handbal omdat hij dan niet erop aangekeken zou worden dat hij haar trainer was. P-G: anders