NJB 2019/2185:Overtreding van het bij de Opiumwet voorziene verbod op de invoer van ayahuasca-thee en beroep op de het recht op vrijheid van godsdienst uit art. 9 EVRM: vooropgesteld moet worden dat dit in de Opiumwet voorziene verbod strekt ter bescherming van de volksgezondheid en dat dit verbod voldoet aan de beperkingsvoorwaarden uit art. 9 lid 2 EVRM. De Hoge Raad leidt uit EHRM 6 mei 2014, nr. 28167/07 (Fränklin-Beentjes en Ceflu-Luz Da Floresta/Nederland) af dat voor de beoordeling van de noodzakelijkheid van de inbreuk in een democratische samenleving in de zin van voormelde bepaling niet steeds een afweging per situatie is vereist, maar een algemene toetsing volstaat. Het oordeel van het hof dat de toepassing van de betreffende Opiumwetbepalingen en daarmee de beperking van het recht op vrijheid van godsdienst van de verdachte in gevallen als het onderhavige in een democratische samenleving noodzakelijk is ter bescherming van de volksgezondheid, is niet onbegrijpelijk