Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie eenheid Limburg-Noord, proces-verbaalnummer 2017135121, gesloten d.d. 20 januari 2018, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 921.
Rb. Limburg, 31-01-2019, nr. 03/659280-17 en 03/661127-18 (ter terechtzitting gevoegd)
ECLI:NL:RBLIM:2019:881, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Rechtbank Limburg
- Datum
31-01-2019
- Zaaknummer
03/659280-17 en 03/661127-18 (ter terechtzitting gevoegd)
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBLIM:2019:881, Uitspraak, Rechtbank Limburg, 31‑01‑2019; (Eerste aanleg - meervoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHSHE:2021:741, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
Uitspraak 31‑01‑2019
Inhoudsindicatie
Verdachte wordt terzake van het medeplegen van een gekwalificeerde doodslag en een diefstal in vereniging met geweld veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 jaren en de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege.
Partij(en)
RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummers: 03/659280-17 en 03/661127-18 (ter terechtzitting gevoegd)
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 31 januari 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens verdachte] ,
thans gedetineerd in de P.I. Zuid Oost, HvB Roermond te Roermond.
De verdachte wordt bijgestaan door mr. D. Nieuwenhuis, advocaat kantoorhoudend te Arnhem.
1. Het onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 17 januari 2019. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
2. De tenlastelegging
De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
parketnummer 03/659280-17
primair: op 20 augustus 2017 te Tegelen samen met een ander [slachtoffer] heeft vermoord;
subsidiair: op 20 augustus 2017 te Tegelen samen met een ander [slachtoffer] opzettelijk heeft gedood en een diefstal/afpersing heeft gepleegd, welke doodslag gepleegd is om de diefstal/afpersing voor te bereiden, gemakkelijk te maken of bij betrapping op heterdaad de vlucht mogelijk te maken dan wel het bezit van het gestolene te verzekeren;
meer subsidiair: op 20 augustus 2017 te Tegelen samen met een ander [slachtoffer] opzettelijk heeft gedood;
meest subsidiair: op 20 augustus 2017 te Tegelen samen met een ander een diefstal met geweld heeft gepleegd, welk feit de dood van [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad;
meest meest subsidiair: op 20 augustus 2017 te Tegelen samen met een ander [slachtoffer] heeft afgeperst, welke feit de dood van [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad;
parketnummer 03/661127-18
primair: op 20 augustus 2017 te Tegelen samen met een ander goederen en/of geld van
[slachtoffer] heeft weggenomen, welke diefstal werd gevolgd van geweld tegen [benadeelde partij] ;
subsidiair: op 20 augustus 2017 te Tegelen samen met een ander [slachtoffer] heeft afgeperst, waarbij het geweld bestaat uit het naar de grond trekken en/of op de grond gooien en/of omver duwen van [benadeelde partij] ;
meer subsidiair: op 20 augustus 2017 te Tegelen [benadeelde partij] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht;
meest subsidiair: op 20 augustus 2017 te Tegelen [benadeelde partij] heeft mishandeld, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad.
3. De beoordeling van het bewijs
3.1
Het standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van parketnummer 03/659280-17 heeft de officier van justitie vrijspraak gevorderd van het primair tenlastegelegde, nu niet kan worden bewezen dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] met voorbedachten rade hebben gehandeld. Wél acht de officier van justitie bewezen dat verdachte zich samen met medeverdachte [medeverdachte] heeft schuldig gemaakt aan gekwalificeerde doodslag op [slachtoffer] . Uit de verklaringen van getuigen en het verrichte telecomonderzoek is volgens de officier van justitie gebleken dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] een financieel motief hadden om contact te onderhouden met [slachtoffer] .
Op 20 augustus 2017 togen verdachte en medeverdachte [medeverdachte] met een boodschappentas met daarin een mes en een ijzeren buis naar de woning van [slachtoffer] . In de woning heeft verdachte - zo blijkt uit de verklaring van getuige [getuige 1] van achteren in een houdgreep gepakt, waarbij hij schreeuwde: ‘Als je geen geld geeft, steek ik je kapot’. In zijn andere hand hield verdachte een voorwerp - gelijkend op een mes - vast, waarmee hij [slachtoffer] in diens hals/nek stak. Toen [slachtoffer] al op de grond lag heeft verdachte hem naar eigen zeggen met een ijzeren buis meermalen geslagen. [slachtoffer] werd zwaar toegetakeld en in hulpeloze toestand achtergelaten. Daarna verlieten verdachte en medeverdachte [medeverdachte] met goederen van [slachtoffer] de woning. Deze goederen werden korte tijd later tijdens de aanhouding bij de verdachten aangetroffen. Zowel patholoog-anatoom [naam patholoog-anatoom] als forensisch radioloog [naam forensisch radioloog] heeft geconcludeerd dat het overlijden van [slachtoffer] op 22 september 2017 kan worden verklaard door extern inwerkend geweld op het hoofd.
Ten aanzien van parketnummer 03/661127-18 acht de officier van justitie diefstal met geweld bewezen. Tijdens het verlaten van de woning van [slachtoffer] heeft verdachte
[benadeelde partij] - die op het tumult afkwam - omver geduwd, waardoor zij zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken arm, heeft opgelopen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van parketnummer 03/659280-17 een integrale vrijspraak gevorderd. Evenals de officier van justitie is de raadsman van mening dat ten aanzien van het primair tenlastegelegde het bestanddeel ‘voorbedachten rade’ niet bewezen kan worden. Voorts kan de (gekwalificeerde) doodslag niet bewezen worden (subsidiair en meer subsidiair). De handelwijze van verdachte bergt niet de aanmerkelijke kans in zich dat [slachtoffer] zou komen te overlijden, nu de buis waarmee hij heeft geslagen hol en van licht metaal was. Verder is [slachtoffer] , gelet op zijn verwondingen, aan de zijkanten van zijn gezicht geslagen en niet bovenop zijn hoofd. Ook heeft verdachte niet de aanmerkelijke kans op de dood van [slachtoffer] aanvaard. De raadsman heeft verder betoogd dat de dood van [slachtoffer] niet diende om de diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, nu [slachtoffer] een weerloos slachtoffer was en hij tegenover een numerieke meerderheid stond. Verdachte en medeverdachte [medeverdachte] hadden de woning leeg kunnen halen, zonder dat [slachtoffer] daartegen iets zou kunnen beginnen. Van betrapping op heterdaad is geen sprake zodat het geweld ook niet diende om bij betrapping de vlucht mogelijk te maken of het bezit van het gestolene te verzekeren.
Voor wat betreft het meest subsidiaire tenlastegelegde (diefstal met geweld welk feit de dood tot gevolg heeft) heeft de raadsman eveneens aangevoerd dat het geweld los staat van de diefstal van de goederen, zodat niet tot een bewezenverklaring gekomen kan worden. Het meest meest subsidiaire kan niet bewezen worden, nu [slachtoffer] niet zelf geld en/of de goederen heeft afgegeven aan verdachte en medeverdachte [medeverdachte] en dit wel als onderdeel van de afpersing in de tenlastelegging is opgenomen en ook nodig is wil sprake zijn van afpersing. Voor wat betreft het onderdeel medeplegen in de tenlastelegging heeft de raadsman telkens verwezen naar de pleitnota van mr. Van der Wal (raadsman van medeverdachte [medeverdachte] ) die als integraal ingelast in zijn pleitnotities moet worden beschouwd. Van medeplegen is volgens de raadsman geen sprake. Ten aanzien van parketnummer 03/661127-18 is de raadsman van oordeel dat enkel de eenvoudige mishandeling bewezen kan worden.
3.3
Het oordeel van de rechtbank1.
parketnummer 03/659280-17
3.3.1
Inleiding
Op 20 augustus 2017, omstreeks 16:36 uur, kwam een melding van de getuige [getuige 2] binnen bij het meldcentrum van de politie eenheid Limburg. Zij deelde mede dat er bij het verzorgingshuis [naam verzorgingshuis] , gelegen aan de [adres] te Tegelen, personen met een mes binnen zouden zijn. Deze personen zouden de bewoner, [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ), bedreigen om geld af te staan.2.Daarop zijn de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] direct ter plaatse gegaan. In voornoemde woning trof verbalisant [verbalisant 2] [slachtoffer] liggend op zijn rug aan, in het midden van de kamer. Rondom [slachtoffer] lag veel bloed, met name rondom zijn hoofd. [verbalisant 2] zag dat [slachtoffer] ernstig letsel had in zijn gezicht. [slachtoffer] riep om hulp. Korte tijd later constateerde verbalisant [verbalisant 1] dat [slachtoffer] vermoedelijk een steekwond had boven zijn navel.3.
[slachtoffer] werd overgebracht naar het [naam ziekenhuis 1] te Venlo. In verband met zijn verwondingen werd hij vervolgens overgebracht naar het [naam ziekenhuis 2] te Maastricht. Op 28 augustus 2017 deelde [naam forensisch arts] , forensisch arts, met betrekking tot de gezondheidstoestand van [slachtoffer] mede dat [slachtoffer] (nog immer) comateus was en dat er een reële kans bestond dat [slachtoffer] zou komen te overlijden. Op 21 september 2017 werd [slachtoffer] vanuit het [naam ziekenhuis 2] te Maastricht overgeplaatst naar een hospice te Venlo. Daar is hij op 22 september 2017 overleden.4.Op diezelfde dag constateerde forensisch arts
[naam forensisch arts] dat [slachtoffer] een niet-natuurlijke dood was gestorven.5.Familielid [getuige 3] herkende het stoffelijk overschot als dat van [slachtoffer] .6.
Op basis van de beschikbare medische gegevens constateerde radioloog [naam forensisch radioloog] dat bij [slachtoffer] uitgebreide fracturen van het aangezicht, skelet en wekedelen zwellingen van het hoofd te zien waren. Rond de hersenen waren bloedingen. Deze letsels konden worden verklaard door stomp extern inwerkend geweld op het aangezicht en het hoofd. Verder constateerde [naam forensisch radioloog] onder meer huiddefecten en onderhuidse afwijkingen, zes in het aangezicht, een in de buik en waarschijnlijk een in de hals. Deze letsels konden worden verklaard door penetrerend geweld. De slotconclusie van [naam forensisch radioloog] luidde dat [slachtoffer] is overleden door de ziekelijke verwikkelingen ten gevolge van extern inwerkend geweld op het hoofd.7.Arts en patholoog [naam patholoog-anatoom] constateerde op basis van de breuken in het aangezicht dat er sprake was van bij leven opgetreden inwerking van heftig uitwendig mechanisch botsend geweld op het hoofd. Verder wezen het letsel in de hals en in de buik op bij leven opgetreden inwerking van uitwending mechanisch scherprandig klievend geweld (steek- of snijletsels). De dood van [slachtoffer] kon verklaard worden door verwikkelingen van zeer ernstige letsels aan/in met name het hoofd.8.
3.3.2
Incident in woning en aantreffen verdachte(n)
Getuige [getuige 1] , werkzaam als verzorgende bij [naam zorginstelling] , heeft verklaard dat [slachtoffer] hem op 20 augustus, tussen 16:20 uur en 16:25 uur, belde via zijn handzender met de mededeling dat hij naar het toilet moest. Enkele minuten later stond [getuige 1] op de galerij bij de woning van [slachtoffer] . Hij zag dat een vrouwelijk persoon de gordijnen aan de voorzijde van het appartement van [slachtoffer] dichttrok. Tegelijkertijd nam hij waar dat een manspersoon [slachtoffer] , die in zijn rolstoel zat, van achteren in een houdgreep vastpakte en schreeuwde: ‘Als je geen geld geeft, steek ik je kapot’. De man had [slachtoffer] met zijn rechterhand om zijn nek vast, terwijl hij in zijn linkerhand een voorwerp vasthield. De arm van de manspersoon was lichtelijk gebogen, waardoor het voorwerp richting het hoofd/de nek van [slachtoffer] gericht was. Getuige [getuige 1] is vervolgens hulp gaan halen. Ongeveer 10 minuten later zag [getuige 1] - terwijl hij in gesprek was met de meldkamer - twee personen lopen, die hij herkende als de personen die in de woning van [slachtoffer] waren. De vrouw droeg een blauwe tas om haar schouder.9.
Uit forensisch onderzoek met betrekking tot (de plaats) van het bloed is gebleken dat de krachtinwerking door slaan of schoppen op vloeibaar bloed zeer waarschijnlijk heeft plaatsgevonden op het moment dat het slachtoffer zich laag/liggend op de woonkamervloer bevond in een poel van bloed.10.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 20 augustus 2017 met medeverdachte [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ) naar de woning van [slachtoffer] is gegaan. Allereerst pakte verdachte het alarmkastje van [slachtoffer] af, zodat hij geen alarm kon slaan. Daarna heeft hij [slachtoffer] gestoken met een mes in de buik en hem meermalen met een ijzeren pijp, gelijkend op een stofzuigerbuis, geslagen. Verder heeft verdachte verklaard dat hij daarna tegen [medeverdachte] zei: ‘Pak alles in en we gaan weg’, waarop [medeverdachte] een aantal spullen van [slachtoffer] in een tas deed, hetgeen verdachte okay vond.11.12.
[medeverdachte] heeft verklaard dat zij op 20 augustus 2017 te 16:00 uur had afgesproken in de woning van [slachtoffer] . [medeverdachte] droeg een boodschappentas. Samen met verdachte liep [medeverdachte] naar de woning van [slachtoffer] . [medeverdachte] heeft aangebeld en [slachtoffer] deed de deur open, waarna verdachte samen met [medeverdachte] de woning is binnengegaan.13.
Uiteindelijk werden verdachte en [medeverdachte] op 20 augustus 2017, omstreeks 17:00 uur, te Tegelen op de fiets aangetroffen. Verdachte bestuurde de fiets en [medeverdachte] zat achterop en hield een blauwe tas vast. Verdachte had onder meer een kastje met drukknop in zijn zakken.14.In de blauwe draagtas bleken twee draagtassen te zitten (tas [winkel 1] en tas [winkel 2] ). In de draagtas van [winkel 1] werd onder meer een met bloed besmeurd mes aangetroffen. Verder zat in de draagtas van [winkel 2] een besmeurde metalen pijp en goederen zoals een laptop, horloge, zilveren munt en zegelring.15.De ring, de laptop en de zilveren munt werden door getuige [getuige 3] herkend als goederen die aan [slachtoffer] toebehoorden.16.Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij en [medeverdachte] zich met de fiets wilden verplaatsen naar de Maasbrug om zich daar te ontdoen van de blauwe tas.
De rechtbank leidt uit het voorgaande, bezien in samenhang met de onderzoeken van [naam forensisch radioloog] en [naam patholoog-anatoom] omtrent het letsel van [slachtoffer] , af dat verdachte samen met [medeverdachte] met een blauwe tas naar de woning van [slachtoffer] is gegaan. In de woning heeft verdachte [slachtoffer] gestoken met een mes, in zowel de buik, de hals als in het (aan)gezicht. Voorts heeft verdachte [slachtoffer] meermalen geslagen met een ijzeren pijp. Gelet op het bloedsporenonderzoek gaat de rechtbank ervan uit dat verdachte eerst met het mes heeft gestoken en dat hij - toen [slachtoffer] al bloedend op de grond lag - hem meermalen met de ijzeren pijp heeft geslagen. Uiteindelijk zijn beide verdachten er met spullen van [slachtoffer] vandoor gegaan.
3.3.3
Relatie verdachte en [medeverdachte] tot het slachtoffer
[medeverdachte] heeft verklaard dat zij op donderdag 17 augustus 2017 in gesprek raakte met [slachtoffer] nadat zij in een winkel die tweedehands spullen verkoopt een horloge en een ring te koop wilde aanbieden. [medeverdachte] vertelde dat zij in geldnood verkeerde. [slachtoffer] nam [medeverdachte] mee naar een café. Aldaar vertelde [slachtoffer] honderduit tegen [medeverdachte] , onder andere over het feit dat zijn
ex-vrouw DM 750.000,-- had gekregen na de scheiding. [slachtoffer] sloeg een arm om [medeverdachte] heen en hij gaf haar € 25,--. [medeverdachte] kreeg een kaartje met de gegevens van [slachtoffer] .17.Op vrijdagmorgen 18 augustus 2017 heeft [medeverdachte] naar [slachtoffer] gebeld.18.Verder ontving [medeverdachte] die dag sms’jes, ondertekend door respectievelijk de huurbaas en de deurwaarder omtrent mogelijke betalingsachterstanden die zij zou hebben. De sms’jes bleken gefingeerd en waren afkomstig van verdachte.19.Hierna heeft [slachtoffer] met [medeverdachte] gebeld.20.[medeverdachte] heeft verklaard dat zij op 18 augustus 2017 opnieuw afsprak met [slachtoffer] bij een café.21.Getuige [getuige 4] heeft omtrent deze afspraak verklaard dat zij, terwijl zij op het terras bij lunchroom ‘ [naam lunchroom 1] ’ te Tegelen zat, een oudere man in een rolstoel met een jonger meisje aan een tafel zagen zitten. De oudere man streelde het meisje over haar been en pakte haar om haar middel vast.22.Getuige [getuige 5] heeft verklaard dat hij op hetzelfde terras zat en zag dat een oudere man en een jong meisje aan een tafeltje zaten en dat ze elkaar omarmden, streelden en kusten.23.De serveerster bij de lunchroom, [getuige 6] zag dat de oudere man de arm om het middel van het meisje sloeg en met zijn hand over de rug van het meisje streelde.24.Zowel [getuige 4] , [getuige 5] als getuige [getuige 6] heeft verklaard dat de avances door het meisje werden toegelaten. Tijdens de afspraak heeft [medeverdachte] meermalen gebeld met verdachte.25.
Daarna heeft [medeverdachte] verklaard dat zij samen met [slachtoffer] naar zijn woning is gegaan, omdat [slachtoffer] haar vroeg om hem met de computer te helpen. In de woning van [slachtoffer] zou [medeverdachte] naar eigen zeggen door [slachtoffer] aan haar haren zijn getrokken, terwijl hij haar probeerde te zoenen. Ook betastte [slachtoffer] haar borsten. Hierna liep [medeverdachte] in paniek de woning van [slachtoffer] uit.26.’s Avonds heeft [slachtoffer] naar [medeverdachte] gebeld, waarna verdachte direct met [medeverdachte] belde. Daarna heeft [medeverdachte] om 19:23 uur een sms gestuurd naar [slachtoffer] met de tekst: ‘Dat was niet de afspraak, jij wilde me helpen, maar geen seksgerelateerde dingen. En ik kan niet uitsluiten dat dit consequenties gaat hebben. Maar vertrouwen en vriendschap is er niet meer Ajuus’. Om 20:52 uur heeft verdachte een sms naar [slachtoffer] gestuurd met de tekst: ‘Kanst politie rufen wier sint weld weit unt einde von uns treft dich zigger’.
[medeverdachte] stuurde om 21:43 uur een sms naar [slachtoffer] met als inhoud: ‘Mijn broers hebben ons zien zitten en die waren niet blij. Ik bel je morgen’.27.
Op zaterdag 19 augustus 2017 belde [medeverdachte] om 20:44 uur voor de duur van 32 minuten met [slachtoffer] .28.[medeverdachte] heeft verklaard dat [slachtoffer] ‘sorry sorry’ zei en dat hij vroeg om de dag erna nog een keer af te spreken om excuses aan te bieden.29.Op zondag 20 augustus 2017 vindt er
’s morgens driemaal telefonisch contact plaats tussen [slachtoffer] en [medeverdachte] .30.[medeverdachte] heeft verklaard dat zij zondag tussen 11:00 uur en 14:00 uur had afgesproken met [slachtoffer] bij een koffiehuis. [slachtoffer] zou daar haar hand op zijn kruis hebben gelegd en haar hebben geprobeerd te tongzoenen. [medeverdachte] trok zich los en liep naar de wc.31.Getuige [getuige 7] , medewerker van lunchroom ‘ [naam lunchroom 2] ’, heeft verklaard dat zij zag dat de oudere man over het been van het jongere meisje aan het strijken was. Zij had geen onenigheid tussen beide personen waargenomen.32.Getuige [getuige 8] , eveneens medewerker van de lunchroom, heeft verklaard dat de oudere man en het meisje elkaars hand vasthielden en dat er van beide kanten geen weerstand was.33.In de periode van 13:41 uur tot en met 15:09 uur hebben er telefonische contacten plaatsgevonden tussen [medeverdachte] en verdachte, waarbij verdachte ook sms’jes stuurde. Deze sms’jes bevatten teksten als ‘ [medeverdachte] , moet ik komen’, ‘wil weten of het goed gaat en ‘ik kom er aan’. Om 15:12 uur stuurde [medeverdachte] een sms’je naar [slachtoffer] met de inhoud: ‘Ik kom rond 16:00 uur. Beetje vergist in de tijd vergist. Tot straks’.34.[medeverdachte] heeft verklaard dat zij niet meer verwacht had dat de afspraak op 20 augustus door zou gaan. Uiteindelijk is zij toch gegaan.35.
De rechtbank leidt uit het voorgaande af dat [slachtoffer] [medeverdachte] in de periode voorafgaande aan het noodlottige voorval meermalen op een seksueel getinte wijze heeft benaderd. De rechtbank merkt op dat hoewel [medeverdachte] deed voorkomen dat zij daar niet van gediend was, getuigen verklaren dat er van beide kanten geen weerstand was. In ieder geval is [medeverdachte] , in plaats van onmiddellijk ieder contact te verbreken, contact blijven houden met [slachtoffer] . Deze handelwijze van [medeverdachte] acht de rechtbank, gelet op haar eigen verklaring omtrent de ongewenstheid van de seksuele toenaderingen, allerminst begrijpelijk en haar verklaring daarover dat zij louter zou hebben gehandeld uit medemenselijkheid, volstrekt onaannemelijk. De rechtbank gaat, mede gelet op de verklaring van getuige [getuige 1] , ervan uit dat geld, [slachtoffer] had immers met [medeverdachte] over een verdeling van de boedel gesproken van
DM 750.000,--, een motief was om contact te blijven onderhouden met [slachtoffer] . Dat ook verdachte weet had van de (mogelijk) ruime financiële middelen van [slachtoffer] en dat ook hij bijdroeg aan de instandhouding van het contact, blijkt onder meer uit de gefingeerde sms’jes omtrent betalingsachterstanden die hij naar [medeverdachte] heeft gestuurd. [medeverdachte] zou deze sms’jes, zo beredeneert de rechtbank, vervolgens aan [slachtoffer] kunnen tonen om hem te bewegen haar geld te geven. Verder is verdachte - terwijl [medeverdachte] afspraken had met [slachtoffer] - voortdurend contact blijven houden (telefonisch en per sms) met [medeverdachte] , waarschijnlijk om op afstand deze contacten mede te regisseren.
3.3.4
Juridische kwalificatie
Voorbedachten rade?
Evenals de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat niet is komen vast te staan dat verdachte met voorbedachten rade heeft gehandeld, zodat verdachte van het primair tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken.
Doodslag; opzet?
De rechtbank dient vervolgens de vraag te beantwoorden of verdachte [slachtoffer] opzettelijk heeft gedood. Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting blijkt naar het oordeel van de rechtbank niet dat verdachte uit was op de dood van [slachtoffer] .
Wél is de rechtbank van oordeel dat het handelen van verdachte, te weten het steken met een mes in de buik, het gezicht en de hals van [slachtoffer] en het meermalen met een ijzeren pijp tegen het hoofd en aangezicht van [slachtoffer] slaan terwijl hij al in een poel van bloed op de grond lag, naar uiterlijke verschijningsvorm kan worden aangemerkt als zo zeer gericht op het gevolg van het intreden van de dood dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op de dood van [slachtoffer] heeft aanvaard. Daarbij heeft de rechtbank acht geslagen op de omstandigheid dat zich in de buik, de hals en het hoofd vitale organen en/of bloedvaten bevinden. Voorts heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat voor iedereen - en dus ook voor verdachte - aanstonds duidelijk moet zijn geweest dat [slachtoffer] lichamelijk bijzonder kwetsbaar was; [slachtoffer] zat immers in een rolstoel en was halfzijdig verlamd. Concluderend is de rechtbank van oordeel dat verdachte in voorwaardelijke zin opzet had op de dood van [slachtoffer] .
Gekwalificeerde doodslag?
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachten het oogmerk hadden [slachtoffer] geld of goederen afhandig te maken. Verdachte heeft tijdens of na het steken en slaan tegen [medeverdachte] gezegd: ‘Pak alles in en we gaan weg’, waarop [medeverdachte] een aantal spullen van [slachtoffer] in een tas deed, hetgeen verdachte okay vond. Korte tijd later werden verdachte en [medeverdachte] aangetroffen met goederen van [slachtoffer] . Voorgaande kan worden aangemerkt als het medeplegen van een diefstal.
Voor een bewezenverklaring ter zake van een gekwalificeerde doodslag is vereist dat het toegepaste geweld jegens [slachtoffer] op enigerlei wijze in verband stond met de diefstal. Verdachte en [medeverdachte] hebben telkens verklaard dat zij naar [slachtoffer] gingen om hem aan te spreken op zijn ongewenste seksueel getinte gedrag. De rechtbank overweegt dat - daargelaten deze verklaring van de verdachten - zij onder subalinea 3.3.3. heeft vastgesteld dat verdachte en [medeverdachte] een financieel motief hadden om contacten te onderhouden met [slachtoffer] en dus ook om die reden naar zijn woning zijn gegaan. Dit financiële motief blijkt ook uit de verklaring van getuige [getuige 1] (subalinea 3.3.2), die heeft gehoord dat verdachte, terwijl hij met een mes in de hand [slachtoffer] van achteren vasthield, tegen [slachtoffer] zei: ‘Als je geen geld geeft, steek ik je kapot’. Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat [verdachte] en [medeverdachte] [slachtoffer] aan het afpersen waren en, toen dit niet lukte, hem hebben bestolen. De doodslag werd gepleegd met het oogmerk om het wegnemen van geld of goederen gemakkelijk te maken, zodat de gekwalificeerde doodslag bewezen kan worden. De redenering van de raadsman, inhoudende dat de doodslag niet in verband staat met de diefstal, nu verdachte en [medeverdachte] eenvoudigweg geld en/of goederen hadden kunnen wegnemen zonder dat [slachtoffer] daartegen iets zou kunnen doen, strookt naar het oordeel van de rechtbank niet met de vastgestelde feiten. Immers hebben verdachte en [medeverdachte] er juist voor gekozen om wél geweld te gebruiken tegen [slachtoffer] om hem af te persen. Toen dit niet leidde tot afgifte van goederen, hebben zij goederen gestolen. De rechtbank verwerpt derhalve het verweer van de raadsman.
Medeplegen?
Vervolgens dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of sprake is van medeplegen.
De Hoge Raad heeft in een overzichtsarrest van 2 december 2014 (ECLI:NL:HR:2014:3474) aandachtspunten geformuleerd omtrent de deelnemingsvorm medeplegen. De kwalificatie medeplegen is slechts dan gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde - intellectuele en/of materiële - bijdrage aan het delict van de verdachte van voldoende gewicht is geweest. Indien het medeplegen - zoals in dit geval - niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering, zal de rechter bij de beoordeling van de al dan niet nauwe en bewuste samenwerking rekening moeten houden met de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
De rechtbank kan niet vaststellen dat [medeverdachte] een rol heeft gehad bij het toepassen van het geweld dat de dood van [slachtoffer] tot gevolg heeft gehad. Haar rol bestaat, zo volgt uit de bewijsmiddelen, uit het navolgende:
- [medeverdachte] heeft afspraken gemaakt met [slachtoffer] , veelvuldig contact onderhouden en uiteindelijk de fatale afspraak gemaakt op zondag 20 augustus te 16:00 uur;
- [medeverdachte] heeft [slachtoffer] toegestaan zich te laten aanraken op intieme wijze terwijl zij tweemaal samen op een terras zaten. Naar de rechtbank begrijpt, gebeurde dit om het contact met [medeverdachte] voor [slachtoffer] , een eenzame oude man die naar getuigen verklaren dol was op vrouwen, aantrekkelijk te maken;
- [medeverdachte] is samen met verdachte naar de woning van [slachtoffer] gegaan zodat [slachtoffer] voor haar de deur zou opendoen, wat hij ook gedaan heeft;
- De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen af dat bij zowel bij verdachte als bij [medeverdachte] opzet op de (uiteindelijk niet gelukte) afpersing bestond. Daarop pakten ze wat er te halen viel. De rechtbank overweegt dat [medeverdachte] daarbij ook voorwaardelijk opzet op de doodslag heeft gehad. Zij verschafte verdachte toegang tot [slachtoffer] en nam op geen enkele wijze afstand van hetgeen zich daarna voltrok. Zij wist dat verdachte gewelddadig kon zijn en een jarenlange tbs-behandeling had ondergaan in verband met een gewelddadig incident. Zij wist dat verdachte een kort lontje had. Dat de situatie uit de hand zou lopen op een manier zoals die zich heeft verwezenlijkt, heeft zij op de koop toegenomen;
- [medeverdachte] heeft de gordijnen dichtgetrokken in de woning van [slachtoffer] , klaarblijkelijk om geen last te hebben van pottenkijkers;
- [medeverdachte] heeft verdachte niet op enigerlei wijze weerhouden van het plegen van geweld jegens [slachtoffer] ;
- [medeverdachte] heeft goederen van [slachtoffer] weggenomen en in haar tas gestoken alvorens zij samen met verdachte de woning heeft verlaten. Daarbij hebben [medeverdachte] en verdachte [slachtoffer] in hulpeloze toestand achtergelaten, waarbij zelfs de mogelijkheid om alarm te slaan hem werd ontnomen;
- [medeverdachte] heeft achteraf geprobeerd om samen met verdachte de blauwe tas, met daarin onder meer het mes en de ijzeren pijp, weg te maken;
- [medeverdachte] heeft verdachte ondersteund bij het presenteren van een motief, namelijk dat [slachtoffer] moest worden bezocht vanwege seksuele toenadering.
De rechtbank acht voornoemde door [medeverdachte] geleverde bijdrage van voldoende gewicht om van een nauwe en bewuste samenwerking tussen [medeverdachte] en verdachte te kunnen spreken. Het onderdeel medeplegen kan dan ook bewezen worden.
Conclusie
Op basis van de inhoud van de bewijsmiddelen en het vooroverwogene acht de rechtbank bewezen dat verdachte samen met een ander opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, welke doodslag werd vergezeld van het medeplegen van een diefstal, en welke doodslag werd gepleegd om de uitvoering van dat feit gemakkelijk te maken.
parketnummer 03/661127-18
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij op 20 augustus 2017, meteen na het binnengaan van de woning van [slachtoffer] ,36.het alarmkastje van [slachtoffer] afpakte, zodat hij geen alarm kon slaan. Verder heeft verdachte verklaard dat hij - na het steken en slaan van [slachtoffer] in de woning van [slachtoffer] - tegen [medeverdachte] zei: ‘Pak alles in en we gaan weg’, waarop [medeverdachte] een aantal spullen van [slachtoffer] in een tas deed, hetgeen verdachte okay vond.37.38.
[benadeelde partij] (hierna: [benadeelde partij] ), de buurvrouw van [slachtoffer] , belde ondertussen aan bij de woning van [slachtoffer] . Zij zag dat de deur van de woning van [slachtoffer] open ging en dat een man in de gang stond. De man pakte haar met zijn hand aan de voorzijde van haar shirt bij de kraag, waarna [benadeelde partij] voelde dat zij door de man hard werd weggetrokken.39.Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij [benadeelde partij] naar de grond heeft getrokken.
Uiteindelijk werden verdachte en [medeverdachte] op 20 augustus 2017, omstreeks 17:00 uur, te Tegelen op de fiets aangetroffen. Verdachte bestuurde de fiets en [medeverdachte] zat achterop en hield een blauwe tas vast. Verdachte had onder meer een kastje met drukknop in zijn zakken.40.In de blauwe draagtas bleken twee draagtassen te zitten (tas [winkel 1] en tas [winkel 2] ). In de draagtas van [winkel 2] zaten een laptop, horloge, zilveren munt en een zegelring.41.De ring, de laptop en de zilveren munt werden door getuige [getuige 3] herkend als goederen die aan [slachtoffer] toebehoorden.42.
Gelet op voornoemde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich samen met [medeverdachte] heeft schuldig gemaakt aan het stelen van een alarmkastje, een laptop, sieraden en een horloge van [slachtoffer] , welke diefstal werd gevolgd door geweld - bestaande uit het naar de grond trekken van [benadeelde partij] - tegen [benadeelde partij] , gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad voor zichzelf en [medeverdachte] de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat verdachte
parketnummer 03/659280-17
subsidiair
op 20 augustus 2017 te Tegelen, tezamen en in vereniging met een ander, [slachtoffer] opzettelijk van het leven heeft beroofd, door genoemde [slachtoffer] meermalen met een mes in het hoofd en lichaam te steken en meermalen met een ijzeren pijp tegen het hoofd en aangezicht te slaan, ten gevolge van welk aldus toegebracht letsel genoemde [slachtoffer] is overleden, welke voren omschreven doodslag werd vergezeld van enig strafbaar feit, te weten het medeplegen een diefstal, gepleegd op 20 augustus 2017 te Tegelen, ten opzichte van [slachtoffer] , en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit gemakkelijk te maken;
parketnummer 03/661127-18
op 20 augustus 2017 te Tegelen, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een alarm kastje en een laptop en sieraden en een horloge, toebehorende aan [slachtoffer] , welke diefstal werd gevolgd van geweld tegen [benadeelde partij] , gepleegd met het oogmerk bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan zijn mededader hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld heeft bestaan in het naar de grond trekken van genoemde [benadeelde partij] ;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is tenlastegelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
ten aanzien van 03/659280-17 subsidiair:
medeplegen van doodslag, vergezeld van een strafbaar feit en gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit gemakkelijk te maken;
ten aanzien van 03/661127-18 primair:
diefstal, gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heter daad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
5. De strafbaarheid van de verdachte
Naar aanleiding van het tenlastegelegde is door GZ-psycholoog F.H.A. Berkelbach van der Sprenkel, GZ-psycholoog J. Heerschop en psychiater C.J. Kerssens, verbonden aan het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie, locatie Pieter baan Centrum (hierna: PBC) een onderzoek ingesteld naar de geestvermogens van verdachte.
In hun rapport van 26 april 208 concludeerden zij dat bij verdachte ten tijde van het tenlastegelegde sprake was van een antisociale persoonlijkheidsstoornis met narcistische trekken en een stoornis in het gebruik van cannabis, benzodiazepines en opiaten. Gelet op de omstandigheid dat verdachte niet volledig meewerkte aan het gedragskundig onderzoek, konden de deskundigen niet komen tot een delictscenario en een adequate delictanalyse. Evenmin kon daardoor een uitspraak worden gedaan over de toerekenbaarheid.
De rechtbank zal de bewezenverklaarde feiten in verminderde mate aan verdachte toerekenen, nu zij van oordeel is dat de - chronische - antisociale persoonlijkheidsstoornis met narcistische trekken aanwezig was ten tijde van het plegen van de bewezenverklaarde feiten en, gelet op de vastgestelde feiten en omstandigheden in deze zaak, ook moet hebben doorgewerkt in het handelen van verdachte op dat moment.
De verdachte acht verdachte strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid volledig uitsluiten.
6. De straf en de maatregel
6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 18 jaren. Tevens heeft zij gevorderd om de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege aan verdachte op te leggen. Volgens de officier van justitie is oplegging van deze maatregel noodzakelijk met het oog op de bescherming van de maatschappij.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd om aan verdachte uitsluitend gevangenisstraf op te leggen. Er dient nadrukkelijk geen maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege opgelegd te worden, nu verdachte niet behandeld wenst te worden. Uit het verleden blijkt dat een dergelijke maatregel bij verdachte niet het gewenste effect heeft. Sterker nog, toen verdachte van overheidswege verpleegd werd, was er sprake van ernstige overtredingen en incidenten binnen de diverse kliniek(en). Indien de rechtbank toch de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege mocht gelasten, dient dit te leiden tot oplegging van een lagere gevangenisstraf.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Straf
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Allereerst heeft verdachte zich samen met [medeverdachte] schuldig gemaakt aan gekwalificeerde doodslag, een buitengewoon ernstig misdrijf. In de woning van het slachtoffer [slachtoffer] heeft verdachte [slachtoffer] meermalen met een mes in het hoofd en lichaam gestoken en heeft hij meermalen met een ijzeren pijp tegen het hoofd en aangezicht van deze [slachtoffer] geslagen.
Als gevolg hiervan is [slachtoffer] ruim een maand later overleden. Na het voorval in de woning zijn verdachte en [medeverdachte] er met goederen van [slachtoffer] vandoor gegaan. Vervolgens heeft verdachte tijdens de vlucht de buurvrouw van [slachtoffer] - die op het tumult was afgekomen - naar de grond getrokken, waardoor zij een gebroken arm heeft opgelopen. Hoewel ook laatstgenoemd misdrijf als ernstig is te beschouwen, legt dit misdrijf in verhouding tot de doodslag een ander gewicht in de schaal ten aanzien van de strafoplegging. In het vervolg van de overwegingen zal allereerst op het levensdelict worden ingegaan.
[slachtoffer] is het grootste goed - zijn leven - ontnomen. Voor het zover was moet [slachtoffer] , die zich op een zondagnamiddag in gezelschap van (alleen) [medeverdachte] had verheugd, doodsangsten hebben uitgestaan en hevige pijnen hebben geleden. Verdachte en [medeverdachte] hebben door hun handelen blijk gegeven van een groot gebrek aan respect voor het leven van een medemens. Verder hebben zij de nabestaanden van het slachtoffer onherstelbaar leed aangedaan. Uit de schriftelijke slachtofferverklaring, namens de familie ter terechtzitting voorgelezen door de tolk, blijkt dat het gemis van ‘ [slachtoffer] ’ bij de familieleden dagelijks voelbaar is. Verder staat het beeld van een in het ziekenhuis liggende, zwaargewonde, comateuze ‘ [slachtoffer] ’ in hun geheugen gegrift. Het ernstige gevolg van het bewezenverklaarde en de brute wijze waarop het bewezenverklaarde is uitgevoerd brengen onmiskenbaar gevoelens van angst en onveiligheid teweeg, zowel in de onmiddellijke omgeving van het slachtoffer als in de samenleving. Dat de rechtsorde door dit feit ernstig is geschokt, behoeft geen betoog.
Naar het oordeel van de rechtbank kan bij een dergelijk misdrijf onder de gegeven omstandigheden niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een langdurige onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich meebrengt. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals dat onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum (namelijk: een levenslange gevangenisstraf of een tijdelijke gevangenisstraf voor de duur van 30 jaren) en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
In strafverzwarende zin neemt de rechtbank daarbij in aanmerking dat verdachte en [medeverdachte] een volkomen weerloos slachtoffer om het leven hebben gebracht. Gelet op het beoogde doel
- geld en/of goederen buitmaken - was het volstrekt onnodig een halfzijdig verlamde en rolstoelafhankelijke 72-jarige man met zoveel geweld te lijf te gaan. De rechtbank rekent het verdachte verder bijzonder zwaar aan dat hij op geen enkele wijze verantwoordelijkheid neemt voor of spijt heeft betuigd van zijn zinloze daden. De spijt die hij in zijn laatste woord uitspreekt, verbleekt bij de weergave van de gesprekken die hij met [medeverdachte] heeft gevoerd in de Penitentiaire Inrichting Ter Peel, waarin hij onomfloerst beweert dat [slachtoffer] zijn straf heeft gekregen en dat hij blij is dat [slachtoffer] dood is.
In strafverzwarende zin heeft de rechtbank verder acht geslagen op het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat hij op 24 december 1999 is veroordeeld ter zake van een poging tot doodslag. Voor genoemd feit is aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege opgelegd. Een ruim twaalf jaar durend verblijf in de
tbs-kliniek heeft verdachte er niet van weerhouden onderhavig levensdelict te plegen.
Verder neemt de rechtbank bij de strafoplegging het tweede bewezenverklaarde feit mee.
Het slachtoffer, mw. [benadeelde partij] , die poolshoogte wilde nemen toen zoveel rumoer uit de woning van haar buurman [slachtoffer] kwam, werd ruw opzij geduwd en ervaart tot op heden lichamelijk en psychisch daarvan de gevolgen.
In strafverminderende zin houdt de rechtbank rekening met de psychische gesteldheid van de verdachte zoals weergegeven in de hierna vermelde deskundigenrapporten.
Op grond van het bovenstaande acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 15 jaren passend. Zij zal deze straf, onder aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, dan ook aan verdachte opleggen. Bij de hoogte van de op te leggen straf neemt de rechtbank in aanmerking dat zij - zoals hieronder wordt overwogen - opnieuw de maatregel van terbeschikkingstelling zal gelasten.
Maatregel
De rechtbank stelt voorop dat aan vier voorwaarden moet zijn voldaan, wil aan een verdachte op grond van de artikelen 37, tweede en derde lid, 37a en 37b van het Wetboek van Strafrecht de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege kunnen worden opgelegd. In de eerste plaats dient bij verdachte ten tijde van het begaan van het strafbare feit sprake te zijn van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens. Het betreffende feit dient in de tweede plaats een misdrijf te betreffen waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld, dan wel behoren tot een der misdrijven zoals specifiek in de wet vermeld. In de derde plaats dient de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel te eisen. Ten slotte kan een dergelijke maatregel enkel worden opgelegd nadat de strafrechter zich een met redenen omkleed, gedagtekend en ondertekend advies heeft doen overleggen van ten minste twee gedragsdeskundigen van verschillende disciplines, waaronder een psychiater, die de verdachte hebben onderzocht.
De rechtbank is van oordeel dat aan de hierboven genoemde voorwaarden voor oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling is voldaan. De rechtbank baseert dit oordeel mede op het hierboven genoemde PBC-rapport. Naast de conclusies uit het rapport zoals die hierboven zijn weergegeven in het onderdeel ‘de strafbaarheid van de verdachte’ heeft de rechtbank acht geslagen op de conclusies uit het rapport met betrekking tot het recidivegevaar. De gedragsdeskundigen relateren dat de verslavingsproblematiek van verdachte in combinatie met zijn persoonlijkheidsproblematiek en het ontbreken van dagbesteding het algemene risico op een nieuw gewelddadig incident hoog maken (pagina 64). Nu er onduidelijkheid bestaat over de relatie tussen het tenlastegelegde en de vastgestelde stoornissen, kunnen de onderzoekers geen aanbevelingen doen voor gedragskundige interventies in een strafrechtelijk kader die het recidiverisico verminderen.
Bij vonnis van de rechtbank Roermond van 24 december 1999 is aan verdachte onder meer de maatregeling van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege opgelegd, ter zake van poging tot doodslag, gepleegd in 1999. In het rapport van het PBC wordt door de gedragsdeskundigen het door andere onderzoekers verrichte diagnostisch onderzoek en het verloop van de behandeling gedurende de eerdere maatregel van terbeschikkingstelling in ogenschouw genomen.
De onderzoekers van het PBC relateren:
‘Naar aanleiding van het steekincident in 1999 waarbij betrokkene een buurman stak met een mes, omdat hij zich bedreigd voelde, heeft zenuwarts [naam zenuwarts] geconcludeerd dat er bij verdachte sprake was van een zeer ernstige verslaving aan alcohol, drugs en kalmeringsmiddelen. Daarnaast was onder meer sprake van een persoonlijkheidsstoornis met antisociale en in mindere mate narcistische trekken. Een behandeling in het kader van een tbs met dwangverpleging werd aanbevolen, gezien de ernstige verslaving, de eerder mislukte behandelingen en het grote recidivegevaar (pagina 42).
In het kader van verlenging van de TBS heeft psycholoog P.K. Kristensen op 19 maart 2006 gerapporteerd. Zij onderschrijft de diagnoses van de klinieken Kijveland, de Pompestichting en FPC Veldzicht, de kliniek waar betrokkene op dat moment verblijft. Bij betrokkene is sprake van een antisociale persoonlijkheidsstoornis met narcistische trekken, naast een polydrugsverslaving. Betrokkene heeft geen inzicht in zijn problematiek en weigert te kijken naar zijn eigen aandeel. Kristensen acht de kans groot dat het gewelddadig gedrag zich in de maatschappij, maar ook binnen FPC Veldzicht herhaalt. Er is weinig veranderd en de pathologie is hardnekkig. Betrokkene is veelvuldig overgeplaatst, hetgeen samenhangt met zijn gedrag waarbij hij zich moeilijk conformeert aan de geldende normen. Betrokkene lijkt behoefte te hebben aan individuele zorg en strakke structuur en een extern geweten (pagina 43 en 44).
Op 20 februari 2012 schrijft psychiater P.J.A. van Panhuis in het kader van de zesjaarsverlenging dat, nadat betrokkene is overgeplaatst naar een andere afdeling met minder therapeutische druk, het beter gaat met betrokkene: hij is minder dreigend en er is sprake van een betere samenwerking. De behandelaar [behandelaar] bepleit in 2010 een voorwaardelijke beëindiging van de tbs, omdat betrokkene adequaat gedrag vertoont, zolang hij niet te veel therapeutische druk ervaart, hij erkenning en waardering krijgt en in een duidelijke, overzichtelijke omgeving verkeert, met heldere opdrachten en goede dagbesteding. De rechtbank besluit tot een voorwaardelijke beëindiging met strakke voorwaarden en begeleiding door de reclassering. Van Panhuis concludeert dat er bij betrokkene nog immer sprake is van een (in remissie zijnde) polyverslavingsziekte en een persoonlijkheidsstoornis cluster B. Betrokkene mist volgens Van Panhuis het vermogen om op zijn eigen aandeel te reflecteren. Hoewel bij afname van een risicotaxatie-instrument de kans op geweld nog verhoogd is, onder andere door het geweld in het verleden is de klinische inschatting van onderzoeker dat het risico op gewelddelicten klein is. Belangrijke beschermende factoren zijn de stabiliserende invloed van zijn relatie, de samenwerking met de reclassering en zijn huidige houding. Begeleiding van de verslavingsproblematiek wordt cruciaal geacht. Van Panhuis adviseert om de tbs te beëindigen en de begeleiding bij verslavingszorg op vrijwillige basis voort te zetten (pagina 45 en 46).’
De onderzoekers rapporteren omtrent het verloop na het einde van de maatregel van terbeschikkingstelling als volgt:
‘Betrokkene had bij binnenkomst in het PBC een positieve urinecontrole op THC. Betrokkene blijft wat schimmig omtrent zijn middelengebruik na de tbs-periode. Het blijft onduidelijk of betrokkene en zijn vriendin door hun drugsgebruik zulke grote financiële problemen hadden. Betrokkene ontkende dit, net als dat hij deed voorkomen dat er de laatste jaren geen criminele activiteiten meer plaatsvonden, terwijl is terug te lezen dat hij werd veroordeeld voor een diefstal en geweldpleging. In de huisartseninformatie is terug te lezen dat in
2016-2017 weer sprake zou zijn van heroïne- en cocaïnegebruik. Ook het Leger des Heils gaf bij casemanager [naam] van Bureau Budget Begeleiding aan dat betrokkene zijn geld in de zomer van 2017 weer besteedde aan drugs, waardoor hij regelmatig belde voor meer geld.
Betrokkene heeft zich de afgelopen jaren enkele malen gemeld bij de huisarts met psychische klachten als spanning, agitatie en paranoïdie. Een behandeling bij RUICH kwam niet tot stand omdat zij geen passend aanbod hadden voor de beperkingen die ze vonden bij hem.
Al met al bestaat de indruk dat het de periode voor het tenlastegelegde minder goed ging op verschillende vlakken, waarbij ook het middelengebruik weer een rol speelde, mogelijk meer dan betrokkene ons wil doen geloven (pagina 52).’
In het reclasseringsadvies, opgemaakt op 18 juni 2018, wordt gesteld:
‘Duidelijk is dat er sprake is van een delict patroon ten aanzien van geweldsdelicten. Onder andere in 1991 werd betrokkene veroordeeld tot een gevangenisstraf en tbs maatregel met dwangverpleging wegens poging tot doodslag. De kans op recidive wordt ingeschat als hoog. Risicoverhogende factoren zijn onder andere het gebrek aan financiële middelen, het gebrek aan dagbesteding en het middelengebruik. Betrokkene heeft daarnaast nog geen concreet vooruitzicht op huisvesting voor de periode na detentie. Er zijn weinig beschermende factoren te benoemen. Aanvankelijk lijkt de relatie met zijn partner van positieve invloed te zijn geweest, echter in onderhavige zaak is dit wellicht juist de katalysator voor het geweld geweest (pagina 2).’
De rechtbank concludeert uit het voorgaande dat bij verdachte sprake is van hardnekkige persoonlijkheidsproblematiek en verslavingsproblematiek. Een jarenlang verblijf in de verschillende tbs-klinieken heeft niet kunnen voorkomen dat verdachte de in onderhavig vonnis bewezenverklaarde feiten heeft gepleegd. Zonder een strak extern kader spelen de persoonlijkheids- en verslavingsproblematiek weer op en leiden deze onmiskenbaar tot een verhoogd risico op gewelddadige incidenten. Een behandeling in een instelling met het hoogste beveiligingsniveau is gelet op het bovenstaande naar het oordeel van de rechtbank noodzakelijk. Deze behandeling kan naar het oordeel van de rechtbank alleen plaatsvinden binnen het kader van de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege. Verdachte heeft immers door zijn procesopstelling en het niet volledig meewerken aan het gedragskundig onderzoek, de rechtbank geen aanleiding gegeven om minder ingrijpende alternatieven, bijvoorbeeld een terbeschikkingstelling met voorwaarden, te onderzoeken.
De rechtbank is derhalve van oordeel dat de stoornissen en het recidivegevaar die zijn vastgesteld in de huidige zaak waarin een bewezenverklaring van ernstige feiten, te weten het medeplegen van doodslag en een diefstal met geweld, zal worden uitgesproken, een nieuwe terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege noodzakelijk maken.
De rechtbank zal de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege op grond van het bovenstaande aan verdachte opleggen.
Nu de bewezenverklaarde delicten misdrijven betreffen waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van meer dan vier jaren is gesteld en de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen en goederen, oplegging van de terbeschikkingstelling eist, zal de rechtbank deze maatregel opleggen.
Met het oog op het bepaalde in artikel 38e van het Wetboek van Strafrecht stelt de rechtbank vast dat de bewezenverklaarde delicten misdrijven betreffen die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zodat de totale duur van de terbeschikkingstelling niet is beperkt tot de duur van vier jaren.
7. De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
7.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [benadeelde partij] vordert een immateriële schadevergoeding van
€ 1.000,--, te vermeerderen met de wettelijke rente, terzake van het tenlastegelegde onder parketnummer 03/661127-18.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd om de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen. Tevens dient de schadevergoedingsmaatregel opgelegd te worden.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om de vordering van de benadeelde partij te matigen.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezenverklaarde feit toegebrachte schade, de immateriële schadepost ad € 1.000,--. De rechtbank acht de hoogte van dit bedrag naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid passend. De benadeelde partij ondervindt nog steeds de psychische en lichamelijke gevolgen van het strafbare feit. Haar arm/schouder zal niet meer volledig herstellen. Het gebeurde heeft haar heel angstig gemaakt en zij heeft geestelijke hulp bij de GGZ moeten inschakelen. EMDR-training heeft zij niet kunnen afmaken omdat dit te zwaar voor haar was. Het bedrag (€ 1.000,--) dient vermeerderd te worden met de wettelijke rente vanaf 20 augustus 2017 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal voor voornoemd bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 augustus 2017 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
8. Het beslag
Het onder 1 op de beslaglijst opgenomen voorwerp is vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het een voorwerp is dat aan verdachte toebehoort en met behulp waarvan het feit is begaan.
Ten aanzien van het onder 16 opgenomen voorwerp gelast de rechtbank de bewaring ten behoeve van de rechthebbende.
De onder 11 t/m 15 en 17 opgenomen voorwerpen kunnen worden teruggegeven aan verdachte.
9. De wettelijke voorschriften
10. De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van het onder primair tenlastegelegde onder parketnummer 03/659280-17;
Bewezenverklaring
- -
verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
- -
spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is tenlastegelegd;
Strafbaarheid
- -
verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
- -
verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
- -
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf van 15 jaren;
- -
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Maatregel
- gelast de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege van verdachte;
Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
- -
wijst de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [benadeelde partij] , van een bedrag van € 1.000,--. Voornoemd bedrag dient vermeerderd te worden met de wettelijke rente vanaf 20 augustus 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
- -
veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil;
- -
veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten;
- -
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [benadeelde partij] , van een bedrag van € 1.000,--, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 20 dagen hechtenis, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 augustus 2017 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op. Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voorzover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade;
Beslag
- verklaart verbeurd het volgende in beslag genomen voorwerp:
- nr. 1 op de beslaglijst;
- gelast de teruggave van de volgende in beslag genomen voorwerpen aan verdachte:
- nrs. 11 t/m 15 en 17 op de beslaglijst;
- gelast de bewaring van het volgende in beslag genomen voorwerp ten behoeve van de rechthebbende:
- nr. 16 op de beslaglijst.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.H. van den Hombergh, voorzitter, mr. F.L.G. Geisel en mr. A.M. Koster-van der Linden, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. Bouts, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 31 januari 2019.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat
parketnummer 03/659280-17
1.
hij op of omstreeks 20 augustus 2017 te Tegelen, in elk geval in de gemeente Venlo, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven heeft beroofd, door genoemde [slachtoffer] na kalm beraad en rustig overleg meermalen, althans eenmaal, met een mes, in elk geval met een scherp voorwerp, in het hoofd en/of lichaam te steken en/of meermalen, althans eenmaal, met een ijzeren pijp, in elk geval met een hard voorwerp tegen het hoofd en/of aangezicht te slaan, ten gevolge van welk aldus toegebracht letsel genoemde [slachtoffer] is overleden;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 20 augustus 2017 te Tegelen, in elk geval in de gemeente Venlo, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, [slachtoffer] opzettelijk van het leven heeft beroofd, door genoemde [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met een mes, in elk geval met een scherp voorwerp, in het hoofd en/of lichaam te steken en/of meermalen, althans eenmaal, met een ijzeren pijp, in elk geval met een hard voorwerp tegen het hoofd en/of aangezicht te slaan, ten gevolge van welk aldus toegebracht letsel genoemde [slachtoffer] is overleden, welke voren omschreven doodslag werd gevolgd, vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten het medeplegen of plegen van een diefstal (met geweldpleging), althans het medeplegen of plegen van afpersing, gepleegd op 20 augustus 2017 te Tegelen, in elk geval in de gemeente Venlo ten opzichte van [slachtoffer] , en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of aan de andere deelnemer aan dat feit straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
meer subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 20 augustus 2017 te Tegelen, in elk geval in de gemeente Venlo, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, [slachtoffer] opzettelijk van het leven heeft beroofd, door genoemde [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met een mes, in elk geval met een scherp voorwerp, in het hoofd en/of lichaam te steken en/of meermalen, althans eenmaal, met een ijzeren pijp, in elk geval met een hard voorwerp tegen het hoofd en/of aangezicht te slaan, ten gevolge van welk aldus toegebracht letsel genoemde [slachtoffer] is overleden;
meest subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 20 augustus 2017 te Tegelen, in elk geval in de gemeente Venlo, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen geld en/of sleutels en/of een mobiele telefoon en/of een alarm kastje en/of een laptop en/of sieraden en/of een horloge en/of een zonnebril, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen genoemde [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld heeft bestaan in het meermalen, althans eenmaal, met een mes, in elk geval met een scherp voorwerp, steken in het hoofd en/of lichaam van genoemde [slachtoffer] en/of het meermalen, althans eenmaal, met een ijzeren pijp, in elk geval met een hard voorwerp slaan tegen het hoofd en/of aangezicht van genoemde [slachtoffer] en/of het meermalen, althans eenmaal, slaan en/of trappen van genoemde [slachtoffer]
en/of
welke bedreiging met geweld heeft bestaan in het houden van een (scherp) voorwerp tegen, althans voor het hoofd en/of nek van genoemde [slachtoffer] en het daarbij op dreigende toon tegen die [slachtoffer] roepen: "Als je geen geld geeft steek ik je kapot", althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking,
terwijl het feit de dood van genoemde [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad;
meest meest subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 20 augustus 2017 te Tegelen, in elk geval in de gemeente Venlo, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van geld en/of sleutels en/of een mobiele telefoon en/of een alarm kastje en/of een laptop en/of sieraden en/of een horloge en/of een zonnebril, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan genoemde [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader, welk geweld heeft bestaan in het meermalen, althans eenmaal, met een mes, in elk geval met een scherp voorwerp, steken in het hoofd en/of lichaam van genoemde [slachtoffer] en/of het meermalen, althans eenmaal, met een ijzeren pijp, in elk geval met een hard voorwerp slaan tegen het hoofd en/of aangezicht van genoemde [slachtoffer] en/of het meermalen, althans eenmaal, slaan en/of trappen van genoemde [slachtoffer]
en/of
welke bedreiging met geweld heeft bestaan in het houden van een (scherp) voorwerp tegen, althans voor het hoofd en/of nek van genoemde [slachtoffer] en het daarbij op dreigende toon tegen die [slachtoffer] roepen: "Als je geen geld geeft steek ik je kapot", althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking,
terwijl het feit de dood van genoemde [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad;
parketnummer: 03/661127-18
hij op of omstreeks 20 augustus 2017 te Tegelen, in elk geval in de gemeente Venlo, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen geld en/of sleutels en/of een mobiele telefoon en/of een alarm kastje en/of een laptop en/of sieraden en/of een horloge en/of een zonnebril, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader, welke diefstal werd gevolgd van geweld tegen [benadeelde partij] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld heeft bestaan in het naar de grond trekken en/of het op de grond gooien en/of het omver duwen van genoemde [benadeelde partij] ;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 20 augustus 2017 te Tegelen, in elk geval in de gemeente Venlo,
tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van geld en/of sleutels en/of een mobiele telefoon en/of een alarm kastje en/of een laptop en/of sieraden en/of een horloge en/of een zonnebril, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan genoemde [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader, welk geweld heeft bestaan in het naar de grond trekken en/of het op de grond gooien en/of het omver duwen van [benadeelde partij] ;
meer subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 20 augustus 2017 te Tegelen, in elk geval in de gemeente Venlo
aan [benadeelde partij] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht door genoemde [benadeelde partij] met kracht naar de grond te trekken, althans op de grond te gooien, althans omver te duwen;
meest subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 20 augustus 2017 te Tegelen, in elk geval in de gemeente Venlo
[benadeelde partij] heeft mishandeld door genoemde [benadeelde partij] met kracht naar de grond te trekken, althans op de grond te gooien, althans omver te duwen, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 31‑01‑2019
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 oktober 2017, p.30/31
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 augustus 2017, p.36 t/m 38
Eindproces-verbaal d.d. 20 januari 2018, p. 5
Schriftelijk bescheid, betreffende het schouwverslag van [naam forensisch arts] d.d. 22 september 2017, p. 309 t/m 311
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 oktober 2017, p. 68
Schriftelijk bescheid, betreffende het radiologisch onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet-natuurlijke dood van [naam forensisch radioloog] d.d. 2 januari 2018, p. 434
Schriftelijk bescheid, betreffende het pathologie onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet-natuurlijke dood van [naam patholoog-anatoom] d.d. 27 juni 2018, p. 873 t/m 876
Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] d.d. 20 augustus 2017, p. 500 t/m 503
Proces-verbaal bloedsporenonderzoek op de plaats delict [adres] te Tegelen d.d. 15 september 2017, p. 236
Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 6 september 2017, p. 714
Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 6 september 2017, p. 717
Proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte] d.d. 30 augustus 2017, p. 778
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 augustus 2017, p. 79/80
Proces-verbaal forensisch onderzoek aan een [winkel 3] draagtas met inhoud d.d. 29 augustus 2017, p. 193/204/205/221
Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] d.d. 25 augustus 2017, p. 542/543
Proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte] d.d. 30 augustus 2017, p. 776
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 november 2017, p. 661
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 november 2017, p. 661/662
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 november 2017, p. 661/663
Proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte] d.d. 30 augustus 2017, p. 777
Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] d.d. 13 september 2017, p. 570/571
Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 5] d.d. 5 september 2017, p. 574/575
Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 6] d.d. 5 september 2017, p. 566 t/m 568
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 november 2017, p. 664/665
Proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte] d.d. 30 augustus 2017, p. 777
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 november 2017, p. 665 t/m 667
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 november 2017, p. 670
Proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte] d.d. 30 augustus 2017, p. 777
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 november 2017, p. 670
Proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte] d.d. 30 augustus 2017, p. 777/778
Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 7] d.d. 2 september 2017, p. 562/563
Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 8] d.d. 2 september 2017, p. 564/565
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 november 2017, p. 670 t/m 672
Proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte] d.d. 30 augustus 2017, p. 778
[slachtoffer] was woonachtig op het adres [adres] te Tegelen, vide eindproces-verbaal d.d. 20 januari 2018, p. 5
Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 6 september 2017, p. 714
Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 6 september 2017, p. 717
Proces-verbaal van verhoor van getuige [benadeelde partij] d.d. 20 augustus 2017, p. 71
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 augustus 2017, p. 79/80
Proces-verbaal forensisch onderzoek aan een [winkel 3] draagtas met inhoud d.d. 29 augustus 2017, p. 193 en 211 t/m 215
Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] d.d. 25 augustus 2017, p. 542/543