De exhibitieplicht
Einde inhoudsopgave
De exhibitieplicht (BPP nr. X) 2010/2.1:2.1 De oorsprong van de term exhibitieplicht
De exhibitieplicht (BPP nr. X) 2010/2.1
2.1 De oorsprong van de term exhibitieplicht
Documentgegevens:
mr. J. Ekelmans, datum 02-12-2010
- Datum
02-12-2010
- Auteur
mr. J. Ekelmans
- JCDI
JCDI:ADS381941:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
A.F. van Blommestein, De art. 1922 en 1923 van het Burgerlijk Wetboek (diss. Leiden), Leiden: Somerwil 1885; R.B. Ledeboer, Eenige opmerkingen over de verplichting tot overlegging van schriftelijke bewijsstukken, (diss. Amsterdam UvA), z.p.: Holdert & Co, [1888]; H. Ligtenberg, De exhibitieplicht in het Nederlandsch recht (diss. Leiden), Leiden: Eduard IJdo 1893.
Ligtenberg 1893, p. 1.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Van oudsher wordt de aanspraak op opgeslagen informatie aangeduid met het begrip "exhibitieplicht". De term "exhibitieplicht" vindt zijn oorsprong in het Romeinse recht. Dat Romeinse recht krijgt dan ook veel aandacht in de drie proefschriften die aan het einde van de 19e eeuw over de exhibitieplicht verschenen.1 De term exhibitieplicht is ontleend aan de Romeinse actio ad exhibendum. Die behelsde dat iemand de vertoning van een zaak kon eisen van een ieder, die de zaak in handen had. Daarvoor was vereist dat hij summier deed blijken, dat hij krachtens revindicatie of een andere vordering met betrekking tot een zaak er rechtens belang bij had, dat hem die zaak werd vertoond.2