Bevrijdende verweren
Einde inhoudsopgave
Bevrijdende verweren (BPP nr. XXII) 2023/324:324 Introductie
Bevrijdende verweren (BPP nr. XXII) 2023/324
324 Introductie
Documentgegevens:
H.W.B. thoe Schwartzenberg, datum 27-01-2023
- Datum
27-01-2023
- Auteur
H.W.B. thoe Schwartzenberg
- JCDI
JCDI:ADS691774:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
In de wet zijn enkele specifieke bepalingen te vinden waar op grond van jurisprudentie de bewijslastverdeling na een betwisting van een gevoerd bevrijdend verweer anders uitvalt dan op grond van de hoofdregel was te verwachten. Het scenario is als volgt: een partij doet in een procedure een beroep op een vorm van rechtsverwerking en de wederpartij betwist dat zij niet heeft voldaan aan de tijdigheidvereisten van de bewuste wettelijke bepaling. Hoewel op grond van de hoofdregel van bewijsrecht de gemotiveerde betwisting te kwalificeren is als een grondslagverweer, verdeelt de Hoge Raad op grond van de strekking en/of formulering van de bepaling de bewijslast zodanig dat stelplicht en bewijslast in de zin van bewijsrisico berusten bij de betwister.
Na een inleiding worden achtereenvolgens die specifieke wetsbepalingen besproken: art. 6:233 onder b BW (de terhandstelling van algemene voorwaarden) in 9.2, art. 6:89/7:23 BW (de klachtplicht) in 9.3. In 9.4 vindt bespreking plaats van art. 1065 lid 1 onder c Rv (oud) (de vernietiging van een arbitraal vonnis). Het hoofdstuk eindigt met een bespreking hoe de stelplicht- en bewijslastverdeling in deze arresten wordt geduid (9.5).