Einde inhoudsopgave
Overeenkomst tussen de Europese Unie en Georgië inzake de overname van personen die zonder vergunning op het grondgebied verblijven
Artikel 14 Doorgeleidingsprocedure
Geldend
Geldend vanaf 01-03-2011
- Bronpublicatie:
22-11-2010, PbEU 2011, L 52 (uitgifte: 25-02-2011, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-03-2011
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
18-02-2011, PbEU 2011, L 44 (uitgifte: 18-02-2011, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Vreemdelingenrecht / Verblijf
1.
Een doorgeleidingsverzoek moet schriftelijk worden ingediend bij de bevoegde autoriteit van de aangezochte staat en moet de volgende gegevens bevatten:
- a)
type van doorgeleiding (door de lucht of over land); eventuele andere staten van doorgeleiding en beoogde eindbestemming;
- b)
de persoonsgegevens van de betrokken persoon (bijv. naam, voornaam, meisjesnaam, andere namen die de betrokken persoon gebruikt of waaronder hij bekend staat of aliassen, geboortedatum, geslacht en zo mogelijk geboorteplaats, nationaliteit, taal, aard en nummer van het reisdocument);
- c)
voorgenomen plaats van binnenkomst, tijdstip van overdracht en eventueel gebruik van begeleiders;
- d)
een verklaring waarin wordt gesteld dat volgens de verzoekende staat is voldaan aan de voorwaarden van artikel 13, lid 2, en dat er geen redenen bekend zijn voor een afwijzing op grond van artikel 13, lid 3.
Een gemeenschappelijk formulier voor doorgeleidingsverzoeken is opgenomen in bijlage 6.
2.
Binnen vijf kalenderdagen na ontvangst van het verzoek brengt de aangezochte staat de verzoekende staat schriftelijk op de hoogte van de toelating, met bevestiging van de plaats van binnenkomst en het geplande tijdstip van toelating, of van de afwijzing van de toelating en de redenen daarvoor.
3.
Indien de doorgeleiding door de lucht gebeurt, worden de over te nemen persoon en eventuele begeleiders vrijgesteld van de verplichting een luchthaventransitvisum aan te vragen.
4.
De bevoegde autoriteiten van de aangezochte staat verlenen na wederzijds overleg steun bij de doorgeleiding, met name door toezicht te houden op de betrokken personen en door geschikte faciliteiten ter beschikking te stellen.
5.
De doorgeleiding vindt plaats binnen dertig dagen na ontvangst van de instemming met het verzoek.