Einde inhoudsopgave
Wegenverkeerswet 1994
Artikel 162 [Rijverbod]
Geldend
Geldend vanaf 15-03-2018
- Bronpublicatie:
25-10-2017, Stb. 2017, 424 (uitgifte: 17-11-2017, kamerstukken: 34693)
- Inwerkingtreding
15-03-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
22-02-2018, Stb. 2018, 72 (uitgifte: 13-03-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Verkeersrecht (V)
1.
Een van de in artikel 159, onderdeel a, bedoelde personen kan de bestuurder van een voertuig van wie, uit het in artikel 160, vijfde lid, bedoelde onderzoek of op andere wijze, naar het oordeel van die persoon gebleken is dat hij onder zodanige invloed van het gebruik van een stof als bedoeld in artikel 8, eerste lid, verkeert, dat hij onvoldoende in staat is een voertuig behoorlijk te besturen, een rijverbod opleggen voor de tijd gedurende welke redelijkerwijs verwacht mag worden dat deze toestand zal voortduren tot ten hoogste vierentwintig uren. De vorige volzin is van overeenkomstige toepassing op degene die aanstalten maakt een voertuig te gaan besturen. Indien de betrokken bestuurder of degene die aanstalten maakt om een voertuig te gaan besturen tevens is geregistreerd als begeleider, dan geldt het opgelegde rijverbod tevens als begeleidingsverbod.
2.
De opsporingsambtenaar die een rijverbod oplegt, legt dit vast in een beschikking die het tijdstip van ingang en de duur van het verbod bevat.
3.
Het is degene aan wie een rijverbod als bedoeld in het eerste lid is opgelegd, verboden een voertuig te besturen of als bestuurder te doen besturen gedurende de tijd waarvoor dat rijverbod geldt.
4.
Het eerste tot en met derde lid is van overeenkomstige toepassing op de begeleider, met dien verstande dat de begeleider zowel een rijverbod wordt opgelegd als een verbod tot begeleiden voor de tijd gedurende welke redelijkerwijs mag worden verwacht dat de in het eerste lid bedoelde toestand zal voortduren tot ten hoogste vierentwintig uren.