Zie het proces-verbaal van de zitting van het hof van 25 januari 2013 waarin de advocaat van de man heeft verklaard, in een reactie op een vraag van het hof, dat ‘het overzicht van alle schulden en baten nog niet helemaal (is) gelukt’ (p. 4) en de advocaat van de vrouw heeft aangegeven dat ‘niet blijkt om welke schulden het gaat en niet uit welke periode de schulden zouden zijn’ (p. 5).
HR, 21-02-2014, nr. 13/03211
ECLI:NL:HR:2014:411
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
21-02-2014
- Zaaknummer
13/03211
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2014:411, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 21‑02‑2014; (Artikel 81 RO-zaken, Cassatie)
In cassatie op: ECLI:NL:GHDHA:2013:BZ9677, Bekrachtiging/bevestiging
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2014:4, Gevolgd
ECLI:NL:PHR:2014:4, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 10‑01‑2014
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2014:411, Gevolgd
- Vindplaatsen
Uitspraak 21‑02‑2014
Inhoudsindicatie
Art. 81 lid 1 RO. Verdeling huwelijksgoederengemeenschap.
Partij(en)
21 februari 2014
Eerste Kamer
nr. 13/03211
RM/LH
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[de man],wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. E. El-Sharkawi,
t e g e n
[de vrouw],wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. M.E. Bruning.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de man en de vrouw.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de beschikkingen in de zaak 368400 / F1 RK 10/3291 van de rechtbank Rotterdam van 25 augustus 2011 en 3 juli 2012;
b. de beschikking in de zaak 200.114.387/01 van het gerechtshof Den Haag van 27 maart 2013.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft de man beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De vrouw heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal P. Vlas strekt tot verwerping van het cassatieberoep met toepassing van art. 81 lid 1 RO.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, G. Snijders en M.V. Polak, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op 21 februari 2014.
Conclusie 10‑01‑2014
Inhoudsindicatie
Art. 81 lid 1 RO. Verdeling huwelijksgoederengemeenschap.
13/03211
Mr. P. Vlas
Zitting, 10 januari 2014 (bij vervroeging)
Conclusie inzake:
[de man],
(hierna: de man)
tegen
[de vrouw],
(hierna: de vrouw)
1. In het kader van een door de man gedaan verzoek tot verdeling van de gemeenschapsgoederen is de vraag aan de orde of het hof ten onrechte geen acht heeft geslagen op de stukken van de man met een lijst/overzicht van schulden en baten die de man op 14 januari 2013 vóór de terechtzitting bij het hof van 25 januari 2013 had opgestuurd. Naar mijn mening komt de zaak in aanmerking voor toepassing van art. 81 lid 1 RO, zodat met een verkorte conclusie wordt volstaan.
2. Partijen zijn op 13 augustus 1999 te Al-Kafr-el-Sharrqi, Egypte, gehuwd. Bij beschikking van de rechtbank Rotterdam van 25 augustus 2011 is tussen partijen de echtscheiding uitgesproken. Bij deze beschikking heeft de rechtbank bepaald dat de behandeling van de zaak wordt aangehouden ten aanzien van – onder meer – de verdeling van de gemeenschapsgoederen van partijen. De man is tot 1 november 2011 in de gelegenheid gesteld zijn verzoek tot verdeling nader te onderbouwen. De rechtbank heeft bij beschikking van 3 juli 2012 geoordeeld dat de man, ondanks daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld, onvoldoende concrete en specifieke feiten en omstandigheden naar voren heeft gebracht waaruit volgt dat er boedelbestanddelen te verdelen zijn. Het verzoek van de man is daarom als onvoldoende onderbouwd afgewezen.
3. De man is van de beschikking van 3 juli 2012 in hoger beroep gekomen en heeft, kort gezegd, verzocht de bestreden beschikking te vernietigen en de gemeenschapsgoederen te verdelen. Bij beschikking van 27 maart 2013 heeft het hof de bestreden beschikking bekrachtigd voor zover daarbij het verzoek tot verdeling van de gemeenschapsgoederen van partijen is afgewezen. Voor zover thans in cassatie van belang heeft het hof voor de periode met ingang van 1 september 2010, als volgt overwogen:
‘19. Het hof oordeelt wat betreft deze periode als volgt. Nu de man de verdeling van de huwelijksgemeenschap verzoekt, had het op zijn weg gelegen een overzicht van de boedelbestanddelen in het geding te brengen. Een dergelijk overzicht ontbreekt. Ter zitting hebben partijen, daarnaar gevraagd, verklaard niet aan te kunnen geven welke bestanddelen deel uitmaken van de huwelijksgemeenschap. Gelet hierop kan het hof ook in deze periode de verdeling niet vaststellen, zodat het verzoek van de man ook in zoverre moet worden afgewezen’.
4. De man heeft tegen de beschikking van het hof (tijdig) cassatie ingesteld. De vrouw heeft een verweerschrift ingediend.
5. Het cassatiemiddel van de man klaagt dat het hof geen acht heeft geslagen op de stukken die de man op 14 januari 2013 bij het hof heeft ingediend met daarin een lijst/overzicht van schulden en baten.
6. Op de eerste bladzijde van de bestreden beschikking maakt het hof melding van het feit dat bij het hof enige stukken van de zijde van de man zijn ingekomen, waaronder ‘op 15 januari 2013 een brief van 14 januari 2013 met bijlagen’. Zoals het hof in de hiervoor geciteerde rov. 19 van de bestreden beschikking ook tot uitdrukking heeft gebracht, is ter terechtzitting van 25 januari 2013 om opheldering over (de inhoud van) deze stukken gevraagd en hebben partijen verklaard niet te kunnen aangeven welke bestanddelen deel uitmaken van de huwelijksgemeenschap.1.Het hof heeft kennelijk met de in rov. 19 gebruikte zin ‘Een dergelijk overzicht ontbreekt’ willen aangeven dat uit de door de man toegezonden stukken (waaronder een handgeschreven velletje papier)2.niet blijkt welke bestanddelen deel uitmaken van de huwelijksgemeenschap. Het middel berust derhalve op een verkeerde lezing van de beschikking en faalt mitsdien.
7. De conclusie strekt tot verwerping van het cassatieberoep met toepassing van art. 81 lid 1 RO.
De Procureur-Generaal bij de
Hoge Raad der Nederlanden
A-G
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 10‑01‑2014
Zie procesdossier zijdens verzoeker, onder 2 (Aanvullende stukken).