NJ 2020/202
Opvatting dat van ‘openbaring’ van een geheim in de zin van art. 318 lid 1 Sr eerst sprake is wanneer de bekendmaking ertoe strekt meer dan één persoon van het geheim op de hoogte te brengen, is onjuist.
HR 08-10-2019, ECLI:NL:HR:2019:1463, m.nt. N. Rozemond
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
8 oktober 2019
- Magistraten
Mrs. W.A.M. van Schendel, A.L.J. van Strien, M.T. Boerlage
- Zaaknummer
18/01009
- Conclusie
A-G mr. T.N.B.M. Spronken
- Noot
N. Rozemond
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS201859:1
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2019:1463, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 08‑10‑2019
ECLI:NL:PHR:2019:824, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 27‑08‑2019
Beroepschrift, Hoge Raad, 24‑12‑2018
- Wetingang
Essentie
De opvatting dat van ‘openbaring’ van een geheim in de zin van art. 318 lid 1 Sr eerst sprake is wanneer de bekendmaking ertoe strekt meer dan één persoon van het geheim op de hoogte te brengen, is onjuist.
Samenvatting
Afdreiging door zich voor te doen als chauffeur van een gefingeerde prostituee en een potentiële klant geld afhandig te maken door de bedreiging dat bij niet-betaling zijn vrouw op de hoogte zou worden gebracht dat hij een prostituee wilde bezoeken. Onder geheim in de zin van art. 318 Sr moet worden verstaan hetgeen slechts ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.