De dwangsom in het burgerlijk recht
Einde inhoudsopgave
De dwangsom in het burgerlijk recht (BPP nr. V) 2006/1.3.3:1.3.3 Ontwerp Boek 3 NBW
De dwangsom in het burgerlijk recht (BPP nr. V) 2006/1.3.3
1.3.3 Ontwerp Boek 3 NBW
Documentgegevens:
Mr. M.B. Beekhoven van den Boezem, datum 19-12-2006
- Datum
19-12-2006
- Auteur
Mr. M.B. Beekhoven van den Boezem
- JCDI
JCDI:ADS376729:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Pari. Gesch. Boek 3, p. 901-913.
Gewijzigd Regeringsontwerp voor het derde boek voor het nieuwe Burgerlijk Wetboek, Kamerstukken II 1970/71, 3770, 8.
Zie de huidige art. 611a t/m 611i Rv.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Voor een volledig beeld van hetgeen aan de invoering van de huidige dwangsomregeling voorafging, is ten slotte de dwangsomregeling van belang die oorspronkelijk in het Nieuw Burgerlijk Wetboek van 1992 in de titel Rechtsvorderingen was voorzien (art. 3.11.5 NBW).1 Weliswaar is deze regeling nooit wet geworden (in plaats daarvan werd in 1978 de Beneluxregeling ingevoerd, in de art. 611a t/m i Rv), maar zoals in het hiernavolgende zal blijken, bevatten wetsgeschiedenis en literatuur dienaangaand gezichtspunten die ook met betrekking tot de huidige dwangsomregeling van waarde zijn. In hoofdlijnen bevat het ontwerp voor art. 3.11.5 NBW dezelfde kenmerken als de hiervoor beschreven regeling uit 1933 en de hierna te bespreken Beneluxregeling.
Art. 3.11.5 van het Ontwerp Meijers luidde:
1.Wanneer iemand bij vonnis tot iets anders veroordeeld wordt dan tot betaling van ene geldsom, kan de rechter op vordering van de eiser bepalen, dat de veroordeelde ten behoeve van de eiser een bij vonnis vast te stellen geldsom, dwangsom genaamd, zal verbeuren, in geval de veroordeelde aan een op eisers verzoek uitgebracht bevel tot nakoming van de veroordeling niet voldoet.
2.Het verbeuren der dwangsom kan geheel of ten dele afhankelijk gesteld worden van de duur van het verzuim of van het aantal der overtredingen.
3.Heeft de rechter een dwangsom bepaald en gaat daarna de verplichting op welker niet-nakoming de dwangsom is vastgesteld teniet, of wordt haar nakoming onmogelijk, dan wordt daarna ene dwangsom alleen opeisbaar, wanneer het tenietgaan van de verplichting of de onmogelijkheid van de nakoming aan de schuld van de verplichte is te wijten. De op het tijdstip van het vervallen der verplichting of van het onmogelijk worden van de nakoming reeds opeisbare bedragen blijven in ieder geval verschuldigd.
4.Voor zover een vastgestelde dwangsom nog niet opeisbaar is, kan de rechter haar, op verzoek van de veroordeelde, op grond van na de vaststelling opgekomen omstandigheden wijzigen.
In een gewijzigd ontwerp voor art. 3.11.5 NBW werd vervolgens de invoering van de Beneluxregeling voorzien,2 maar uiteindelijk werd die regeling verplaatst naar het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.3