Einde inhoudsopgave
Regeling houders van dieren
Artikel 5b.6 Goedkeuring modellen identificatiemiddelen
Geldend
Geldend vanaf 30-04-2022
- Bronpublicatie:
21-04-2022, Stcrt. 2022, 11474 (uitgifte: 29-04-2022, regelingnummer: WJZ/ 22140354)
- Inwerkingtreding
30-04-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
21-04-2022, Stcrt. 2022, 11474 (uitgifte: 29-04-2022, regelingnummer: WJZ/ 22140354)
- Vakgebied(en)
Dierenrecht / Algemeen
1.
Het is verboden runderen, varkens, schapen, geiten, paardachtigen, kameelachtigen en hertachtigen te identificeren met middelen waarvan het model voor de desbetreffende diersoort niet door de minister is goedgekeurd.
2.
Het is verboden papegaaiachtigen als bedoeld in artikel 76, eerste lid, onderdeel b, en honden, katten of fretten als bedoeld in artikel 70, van verordening (EU) nr. 2019/2035, te identificeren met een injecteerbare transponder waarvan het model voor de desbetreffende diersoort niet door de minister is goedgekeurd.
3.
Een aanvraag tot goedkeuring als bedoeld in het eerste of tweede lid wordt gedaan bij de minister.
4.
De minister keurt een model als bedoeld in het eerste lid of een model voor papegaaiachtigen als bedoeld in het tweede lid goed indien het:
- a.
identificeren van de desbetreffende dieren met het desbetreffende middel is toegestaan op grond van verordening (EU) nr. 2019/2035 en deze regeling;
- b.
voldoet aan de in verordening (EU) nr. 2021/520 respectievelijk verordening (EU) nr. 2021/963 gestelde regels aan het desbetreffende identificatiemiddel; en
- c.
5.
De minister keurt een model voor honden, katten of fretten als bedoeld in het tweede lid goed indien het model voldoet aan bijlage II bij verordening (EU) nr. 576/2013.
6.
De minister trekt een goedkeuring in, indien het model niet meer voldoet aan de in respectievelijk het vierde en vijfde lid gestelde eisen aan het desbetreffende identificatiemiddel.
7.
Het derde, vierde en vijfde lid zijn van overeenkomstige toepassing op wijzigingen van een goedgekeurd model.