Hof Amsterdam, 12-05-2015, nr. 200.148.916/01 NOT, nr. 200.149.303/01 NOT
ECLI:NL:GHAMS:2015:1737
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
12-05-2015
- Zaaknummer
200.148.916/01 NOT
200.149.303/01 NOT
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Burgerlijk procesrecht (V)
Juridische beroepen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2015:1737, Uitspraak, Hof Amsterdam, 12‑05‑2015; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2019:51, Bekrachtiging/bevestiging
Arrest: ECLI:NL:GHAMS:2017:2148
Arrest: ECLI:NL:GHAMS:2019:3461
- Wetingang
- Vindplaatsen
Uitspraak 12‑05‑2015
Inhoudsindicatie
Klager en klaagster hebben elk twee klachten tegen de oud-notaris ingediend. In de kern komt de eerste klacht erop neer dat klager de oud-notaris verwijt dat deze bij het realiseren van de ontvlechting van de samenwerking tussen klager en de broer en de afwikkeling van het al dan niet door hen gezamenlijk opgebouwd vermogen in strijd heeft gehandeld met zijn zorg-, onderzoeks-, informatie- en geheimhoudingsplicht. Daarnaast heeft de oud-notaris partijdig en niet vakbekwaam gehandeld. De klacht valt in een groot aantal onderdelen uiteen. Wat de tweede klacht betreft verwijt klager de oud-notaris dat hij zijn geheimhoudingsplicht heeft geschonden door de door klager aan de oud-notaris gezonden conceptklacht aan (de advocaat van) de broer door te sturen. Verder is gebleken dat de oud-notaris de broer en zijn advocaat van de door klager daadwerkelijk ingediende klacht op de hoogte heeft gebracht. Klaagster verwijt de oud-notaris dat hij zijn geheimhoudingsplicht heeft geschonden door in een e-mail aan klager en de broer melding te maken van het contact met klaagster. Klaagster had uitdrukkelijk niet ingestemd met het delen met hen van de door haar aan de oud-notaris toevertrouwde informatie. Ook heeft de oud-notaris in zijn e-mail een onjuiste weergave van de feiten gegeven. Wat de vierde klacht betreft verwijt klaagster de oud-notaris dat hij niet direct heeft gereageerd op de herhaalde verzoeken van notaris Y om over te gaan tot rectificatie van de door de oud-notaris gepasseerde akte van levering met betrekking tot het appartement en de parkeergarageplek. Verder heeft de oud-notaris verzuimd om de beheerder van de coöperatie over de transactie te informeren en heeft hij de akte niet aan de beheerder heeft toegelicht. Daarnaast heeft de oud-notaris niet uit eigen beweging afschriften van de akte aan partijen gezonden. Ten slotte verwijt zij de oud-notaris dat hij nooit heeft aangeboden om de kosten van de vertraagde leveringen aan haar te vergoeden. De kamer heeft de klachten tegen de oud-notaris grotendeels gegrond en op een enkel punt ongegrond verklaard en aan de oud-notaris opgelegd tweemaal de maatregel van berisping en tweemaal de maatregel van waarschuwing. Met de kamer is het hof van oordeel dat de klachten tegen de oud-notaris grotendeels gegrond zijn. Het hof oordeelt op enkele punten anders dan de kamer. Het hof acht gelet op de aard en de ernst van de tuchtrechtelijk laakbare handelwijze van de oud-notaris de maatregel van ontzetting uit het ambt passend en geboden.
Partij(en)
beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummers : 200.148.916/01 NOT en 200.149.303/01 NOT
nummers eerste aanleg : 532869/NT 12-74, 534336/NT 13-2,
532874/NT 12-75 en 542872/NT 13-39
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 12 mei 2015
inzake (200.148.916/01 NOT):
[appellant],
oud-notaris te [plaats],
appellant,
gemachtigde: mr. P.J. de Jong Schouwenburg, advocaat te Amsterdam,
tegen
[geïntimeerde]
wonend te [plaats],
geïntimeerde,
gemachtigde: mr. G.T.J. Hoff, advocaat te Haarlem,
en inzake (200.149.303/01 NOT):
[appellant],
oud-notaris te [plaats],
appellant,
gemachtigde: mr. P.J. de Jong Schouwenburg, advocaat te Amsterdam,
tegen
[geïntimeerde],
wonend te [plaats],
geïntimeerde,
gemachtigde: mr. M.W.G. Castelijns, advocaat te Leusden.
1. Het geding in hoger beroep
1.1.
Appellant (hierna: de oud-notaris) heeft op 14 mei 2014 een beroepschrift bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort Amsterdam (hierna: de kamer) van 15 april 2014 (ECLI:NL:TNORAMS:2014:9). De kamer heeft in de bestreden beslissing de klachten van geïntimeerden (hierna tezamen te noemen: klagers en ieder afzonderlijk: klager en klaagster) tegen de oud-notaris grotendeels gegrond en op een enkel punt ongegrond verklaard en aan de oud-notaris opgelegd tweemaal de maatregel van berisping (klachtnummers 532869/NT 12-74 en 532874/NT 12-75) en tweemaal de maatregel van waarschuwing (klachtnummers 534336/NT 13-2 en 542872/NT 13-39).
1.2.
De oud-notaris heeft op 27 juni 2014 een aanvullend beroepschrift bij het hof ingediend.
1.3.
Klagers hebben op 10 oktober 2014 een verweerschrift ingediend.
1.4.
De oud-notaris en klagers hebben op 20 januari 2015 respectievelijk op 23 januari 2015 en 26 januari 2015 aanvullende stukken ingediend.
1.5.
De zaken zijn gezamenlijk behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 5 februari 2015. De oud-notaris, vergezeld van zijn gemachtigde, en klagers, vergezeld van hun gemachtigden, zijn verschenen.
De oud-notaris heeft op de zitting bezwaar gemaakt tegen de door klagers op 26 januari 2015 aan het hof gezonden producties. De producties zijn van grote omvang en zijn niet binnen tien dagen voorafgaand aan de zitting bij de oud-notaris bezorgd, aldus de oud-notaris. Na een schorsing heeft de voorzitter ter zitting medegedeeld dat de door klagers overgelegde stukken toe worden gestaan, nu die stukken bij het hof tijdig binnen de in het rolreglement bepaalde termijn zijn ingekomen en die stukken grotendeels bij de oud-notaris bekend worden geacht. Hierop is overgegaan tot de inhoudelijke behandeling van de zaken. Allen hebben het woord gevoerd; de gemachtigden aan de hand van aan het hof overgelegde pleitnotities.
2. De stukken van het geding
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.
3. De feiten
3.1.
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.
3.2.
Samengevat weergegeven gaat het in deze zaak om het volgende.
3.2.1.
Klagers hebben een affectieve relatie. Klaagster is als kandidaat-notaris werkzaam op het gebied van het familierecht.
3.2.2.
Klager en zijn broer,[geïntimeerde] (verder: de broer), waren tot 1998 enig aandeelhouders in de vennootschap [geïntimeerde]. In die periode hebben klager en de broer verschillende (onroerende) zaken al dan niet gezamenlijk in eigendom verkregen. De oud-notaris heeft sinds medio 1985 voor klager en de broer verschillende notariële werkzaamheden verricht, onder meer met betrekking tot gemeenschappelijke aankopen van onroerende zaken, het vestigen van zekerheden en de inbreng in vennootschappen. Hierbij fungeerde de broer steeds als woordvoerder richting de oud-notaris.
3.2.3.
Klager en de broer hebben sinds eind 2007 onderhandelingen gevoerd over de ontvlechting van hun samenwerking en de afwikkeling van het door hen gezamenlijk opgebouwd vermogen. De broer heeft aan de oud-notaris eind 2009 de opdracht gegeven om die ontvlechting notarieel vorm te geven. Daarbij was het volgende aan de orde:
- de aankoop door de broer van de woning met toebehoren, gelegen aan de [adres] in [plaats] (hierna: [het landgoed]) van [X] (hierna: [X]), voor een koopprijs van € 2.350.000,00, met daarop volgend de doorverkoop van de woning door de broer aan klager voor dezelfde koopprijs;
- de verkoop van het appartement aan de [adres] in [plaats] (hierna: het appartement) en een parkeergarageplek aan de [adres] door de broer en klager aan [X] en zijn echtgenote voor een koopprijs van € 1.000.000,00;
- de verkoop door klager van zijn aandelen in [naam] (hierna: [de BV]) aan de broer;
- de verkrijging door klager van de onverdeelde helft in het weiland, gelegen nabij de [adres] in [plaats] en grenzend aan [het landgoed], hierna: het weiland, van de broer voor een koopprijs van € 152.500,00; klager was al eigenaar van de andere onverdeelde helft;
- het vastleggen van het gebruik van het weiland door de echtgenote van de broer;
- de verkoop door klager aan de broer van alle aandelen in [BV X](hierna: [BV X]);
- het vastleggen van geldleningen die over en weer zouden worden afgesloten ter financiering van de hiervoor bedoelde transacties;
- het regelen van de vrijstelling voor overdrachtsbelasting voor Rijksmonumenten, welke vrijstelling per 31 december 2009 zou komen te vervallen; dit was met betrekking tot het appartement en [het landgoed] aan de orde.
De oud-notaris heeft in totaal 8 notariële akten en 2 onderhandse overeenkomsten opgemaakt.
3.2.4.
Klager heeft de conceptakten gedateerd 18 december 2009, met uitzondering van de conceptakte met betrekking tot [BV X], op 19 december 2009 bij de zuster van klager en de broer, [naam], afgehaald. Deze stukken waren door de chauffeur van de broer daar afgegeven. De oud-notaris heeft op 24 december 2009 per e-mail gewijzigde conceptakten en de conceptakte met betrekking tot [BV X] aan partijen gezonden.
3.2.5.
Klaagster heeft bij brief van 23 december 2009 (diezelfde dag ook per e-mailbericht verzonden) op persoonlijke titel aan de oud-notaris haar ernstige zorgen geuit over de inhoud van de verschillende akten en de gang van zaken rondom de transacties. Klaagster is specifiek en uitgebreid ingegaan op de verschillende transacties en heeft de oud-notaris uitdrukkelijk verzocht om onderzoek te doen naar een en ander, met name naar de (wijze van de vaststelling van de) waarden van de onroerende zaken. Verder heeft klaagster de oud-notaris gewaarschuwd voor het verschil in juridische en financiële kennis en kunde tussen klager en de broer, in het nadeel van klager. Klaagster heeft verschillende bijlagen meegestuurd ter toelichting van haar bezorgdheid. Klaagster heeft de oud-notaris er daarbij op gewezen (ondersteund door overgelegde e-mails) dat er sprake was van misbruik van onkunde en van overwicht, onder meer blijkend uit een ‘verbod’ van de broer aan klager om rechtstreeks contact met de oud-notaris op te nemen. Ten slotte deelde klaagster mede te vertrouwen op de geheimhoudingsplicht van de oud-notaris.
3.2.6.
De oud-notaris heeft diezelfde dag aan klaagster gevraagd of hij de inhoud van haar brief kon delen met de broer, waarop klaagster direct heeft medegedeeld dat niet te willen.
3.2.7.
Bij e-mailbericht van 28 december 2009 (17:17 uur) heeft de oud-notaris aan klager en de broer - voor zover van belang - bericht dat hij met beiden die dag had gesproken en dat volgens klager over een aantal materiële punten nog geen overeenstemming tussen partijen was bereikt. Verder berichtte de oud-notaris dat klaagster hem had gebeld en had laten weten dat voor wat betreft klager geen sprake was van overeenstemming tussen partijen, onder meer omdat naar haar zeggen er verschil bestond in kennis en klager zich onder druk gezet voelde. De notaris benadrukte ervan uit te gaan dat bij een mogelijke ondertekening de volgende dag van de - al dan niet nog te wijzigen - akten, partijen dit met volle overtuiging en wetenschap zouden doen.
3.2.8.
De broer heeft bij e-mail van 28 december 2009 (18:30 uur) - voor zover van belang - het volgende aan klager geschreven:
“Puntsgewijs geef ik hierbij een reactie op jouw opmerkingen:
1) (..) [naam] levert het huis “ship-shape” op, (..)
2) (..) jij bent niet verantwoordelijk voor het betalen van rente op de hypotheek;
3) Jij ontvangt morgen 300 euro duizend op jouw rekening. Samen met de daar aanwezige saldo levert dat ruim 500 duizend euro op. Doordat ik jou finale kwijting geef, is dit bedrag van jou.
4) Ik ben bereid deze transactie nu zo te doen, omdat ik dan ook van het gedoe af ben. Ik zie er niets in weer een hele nieuwe discussie over wat nu precies de kosten zijn geweest van de door mij betaalde advocaten en accountants (..).
5) [naam], met de verhuizing van jou naar de [adres] hebben we deze discussie gehad, met de verhuizing van jullie naar [de BV] laatstelijk met de (negatieve) discussie rond jullie laatste verhuizing van [de BV] (..) Ik spreek graag met je af dat zodra er een alternatief weiland gevonden is jij het gebruik en beheer van het weiland krijgt.”
3.2.9.
Een op 28 december 2009 (23:28 uur) door klager aan de broer gezonden e-mail luidt
- voor zover van belang -:
”Ik heb nog eens een paar uur nagedacht over je laatste geformuleerde voorstellen. Ik geef je een samenvatting van mijn gedachten:
- Ik heb een belangrijke concessie gedaan toen ik voorstelde: [het landgoed] + weiland + 1,5 miljoen
- Ik heb een belangrijke knieval gedaan door te dalen naar: [het landgoed] + weiland + 1,0 miljoen
- Nog eens heb ik een tegemoetkoming gedaan door akkoord te gaan met: [het landgoed] + weiland + 0,5 miljoen
(..) Omdat het nu zover gekomen is dat er morgen een verdeling KAN plaatsvinden, geef ik je onderstaand mijn ABSOLUTE en LAATSTE randvoorwaarden:
- de eigendom van [het landgoed] + weiland komt volledig bij mij
- ik ben bereid de hypotheek van EUR 1 miljoen daarop te gedogen, MITS jij de rente en aflossingsverplichtingen daarvoor op je neemt, mij daarvan vrijwaart en die hypotheek met minstens EUR 100.000 per jaar zult aflossen.
- het weiland staat mij volledig ter beschikking. Ik ben bereid het gebruik door [naam] te gedogen zolang jij de hypotheeklast van de miljoen voldoet, gedurende de 10 jaars periode.
- daarnaast krijg ik de EUR 500.000 zonder verdere schuuldverplichting aan jou
- nu is er per saldo een schuld van mij van EUR 500.00 gecreeerd, deze komt geheel te vervallen
- mijn aandeel in de fractieverzekeringen blijft van mij;
- mijn aandeel in [naam] claim blijft overeind
Als je hiermee niet akkoord kunt gaan, kan de afspraak bij de notaris morgen worden afgeblazen, want dan hebben we geen deal.”
3.2.10.
Klager heeft de oud-notaris op 29 december 2009 (9:17 uur) een e-mail gestuurd met de mededeling dat er nog enkele verschilpunten tussen de broer en hem bestonden die moesten worden opgelost alvorens er getekend kon worden, dat de broer nog niet op zijn finale aanbod had gereageerd en dat indien de broer alsnog akkoord zou gaan met dat voorstel klager de oud-notaris om 10:30 uur bij de passeerafspraak zal zien.
3.2.11.
De oud-notaris heeft op 29 december 2009 de verschillende akten gepasseerd. De bijeenkomst op het notariskantoor heeft van 10.30 uur tot ongeveer 15:00 uur geduurd. Daarbij waren naast klager en de broer, hun zuster [naam] en notarieel medewerker [naam] aanwezig. Tussen klager en de broer bestond nog een aantal geschilpunten (in het bijzonder betreffende het recht van gebruik van de echtgenote van de broer van het weiland en het bedrag van € 500.000,00 in contanten dat klager wenste te ontvangen ter compensatie van de levering van de aandelen in [de BV] aan de broer) waarover op die dag tussen hen is onderhandeld.
3.2.12.
In de akte van verkoop en levering van aandelen [de BV] staat onder “Artikel 6. Vaststelling” - samengevat weergegeven - dat de broer en klager bij de akte vaststellen dat de door hen gehouden gemeenschappelijke onroerende en roerende zaken, aandelen of andere vermogensbestanddelen over en weer zijn geleverd en dat zij niets meer van elkaar te vorderen hebben, behoudens de vorderingen over en weer uit hoofde van de op diezelfde dag verleden akten van geldlening.
3.2.13.
In de akte van levering met betrekking tot het weiland staat onder het kopje “Recht van gebruik” - samengevat weergegeven - dat ten laste van het weiland het recht van gebruik als bedoeld in artikel 3:226 lid 2 BW ten behoeve van de echtgenote van de broer wordt gevestigd en dat dit recht van gebruik bestaat zolang de echtgenote van de broer leeft.
3.2.14.
Klaagster heeft in februari 2010 het appartement en de parkeergarageplek van [X] en zijn echtgenote gekocht. De levering van deze onroerende zaken zou uiterlijk 17 april 2010 plaatsvinden. De notaris die de akte van levering zou passeren, mr. [Y] (hierna: notaris [Y]), heeft de oud-notaris in de periode van begin april 2010 tot begin mei 2010 drie keer verzocht om rectificatie van de door hem op 29 december 2009 gepasseerde akte van levering met betrekking tot het appartement en de parkeergarageplek. In laatstbedoelde akte ontbraken gegevens die op grond van de statuten van de Coöperatieve Vereniging tot exploitatie van een parkeergarage [adres] (hierna: de coöperatie) in de akte vermeld hadden dienen te worden. Op 3 juni 2010 heeft de oud-notaris een akte van rectificatie/bevestiging gepasseerd om dit gebrek te herstellen.
3.2.15.
Klager heeft bij brief van 13 december 2012 het concept van zijn daarna bij de kamer ingediende klaagschrift (klachtnummer 532869/NT 12-74) aan de oud-notaris gezonden met de bedoeling om tot een oplossing te komen. De advocaat van de oud-notaris heeft deze brief doorgezonden aan de advocaat van de broer. De advocaat van de broer heeft bij brief van 3 januari 2013 aan de advocaat van klager laten weten dat de oud-notaris het klaagschrift aan de broer had doorgezonden, op de eerste plaats omdat de broer partij bij de bewuste akte was en mogelijk ook in de hoop dat de broer aan het dreigement van klager tegemoet zou kunnen komen.
3.2.16.
De oud-notaris is per 15 juli 2012 gedefungeerd.
4. Het standpunt van klagers
De klacht met nummer 532869/NT 12-74
4.1.
In de kern komt de klacht erop neer dat klager de oud-notaris verwijt dat deze bij het realiseren van de ontvlechting van de samenwerking tussen klager en de broer en de afwikkeling van het al dan niet door hen gezamenlijk opgebouwd vermogen, specifiek bij het opmaken en passeren van de akten op 29 december 2009, in strijd heeft gehandeld met zijn zorg-, onderzoeks-, informatie- en geheimhoudingsplicht. Daarnaast verwijt klager de oud-notaris dat hij partijdig en niet vakbekwaam heeft gehandeld. De klacht valt in de volgende onderdelen uiteen.
A. Partijdigheid
1. Bij het opmaken van de verschillende akten heeft de oud-notaris uitsluitend de instructies van de broer gevolgd, de regie aan de broer uit handen gegeven en geen overleg met klager gevoerd of om zijn instemming gevraagd, terwijl de oud-notaris zich als onpartijdig notaris had dienen op te stellen. De oud-notaris was bekend met, althans had ermee bekend kunnen zijn, dat klager in verhouding met de broer het onderspit delfde. Hiervoor had klaagster de oud-notaris gewaarschuwd en dit had de oud-notaris gezien de door hem in het verleden telkens in opdracht van de broer gepasseerde akten duidelijk moeten zijn.
2. De oud-notaris heeft de conceptakten niet aan klager rechtstreeks toegezonden, maar aan de chauffeur van de broer meegegeven. Dit gaf de broer de mogelijkheid om een door hem opgestelde afrekening aan de stukken toe te voegen, terwijl bij klager de indruk werd gewekt dat alle stukken door de oud-notaris waren opgesteld.
3. De oud-notaris heeft een kwijtingsbepaling in de akte van verkoop en levering van aandelen [de BV] opgenomen, zonder bij klager te informeren wat die gemeenschap inhield en welke geschilpunten er nog tussen partijen bestonden. Verder is de oud-notaris tijdens de onderhandelingen op 29 december 2009 niet opgekomen voor het belang van klager als zwakkere partij en heeft hij daarbij tevens zijn onderzoeksplicht verzaakt door niet verder te informeren naar de uitkomst van de zogenaamde [naam]’ rechtszaak, terwijl later uit informatie van de rechtbank bleek dat het geld van die rechtszaak al aan de broer was uitgekeerd. Klager is bij de onderhandelingen niet de mogelijkheid geboden om contact op te nemen met zijn adviseur.
4. Klager is door de oud-notaris onder druk gezet om akkoord te gaan met de passeerdatum van 29 december 2009, terwijl de oud-notaris een “Groninger akte” had kunnen voorstellen aan partijen, zodat in 2009 nog gebruik had kunnen worden gemaakt van de per 31 december 2009 vervallen vrijstelling voor overdrachtsbelasting voor Rijksmonumenten.
5. De oud-notaris heeft op 29 december 2009 de verschillende akten gepasseerd, zonder rekening te houden met de door klaagster vooraf gegeven waarschuwingen en informatie over de waarde van de betrokken registergoederen en het feit dat klager geen informatie kreeg van de broer en van hem geen contact op mocht nemen met de oud-notaris.
6. In de akte van levering met betrekking tot het weiland is niet de afspraak tussen klager en de broer over een persoonlijk (mede)gebruik van het weiland vastgelegd, maar een zakelijk recht van gebruik. Het was de uitdrukkelijke wens van de broer dat zijn echtgenote het weiland kon blijven gebruiken voor het berijden van haar paarden. De oud-notaris is bij de bespreking op 29 december 2009 niet op het voorstel van hun zuster [naam] ingegaan om de akte zodanig aan te passen dat een persoonlijk recht van medegebruik van het weiland voor een beperkte periode werd vastgelegd.
7. Onbegrijpelijk is waarom de tussen partijen gemaakt afspraak met betrekking tot de “ship-shape” oplevering van [het landgoed] niet in de akten van levering is opgenomen. Verder is het klager onduidelijk waarom [het landgoed] eerst door [X] aan de broer en vervolgens op de dezelfde dag door de broer aan klager werd geleverd.
B. Informatieplicht
8. De oud-notaris heeft klager niet over de (concept)akten geïnformeerd, zelfs niet nadat hij door klaagster op specifieke punten over de transacties was gewaarschuwd. De oud-notaris heeft niet de deskundigheid van klager onderzocht. Verder zijn de conceptakten op een te korte termijn aan klager gezonden.
9. Op 24 december 2009 zijn de conceptakten aangepast, zonder dat de oud-notaris klager daarvan vooraf in kennis heeft gesteld.
10. Tijdens het passeren heeft de oud-notaris niet de tijd genomen de akten uitgebreid te bespreken, zoals blijkt uit de in de akten opgenomen passeertijden.
11. De oud-notaris heeft klager niet gewaarschuwd voor de risico’s van het vestigen van een derdenhypotheek en er niet voor gezorgd dat klager zekerheden kreeg ter compensatie van de derdenhypotheek op [het landgoed]. Na de onderhandelingen tussen de broer en klager op 29 december 2009 bestond voor een derdenhypotheek immers geen rechtsgrond.
C. Onderzoeksplicht
12. De oud-notaris heeft met betrekking tot de verschillende transacties nagelaten om onderzoek te doen naar de waardestijgingen en -verminderingen van de registergoederen. Zo had de oud-notaris een MOT-melding dienen te doen bij de transactie van het weiland dat op 29 december 2009 in één dag ruim € 1.000.000,00 in waarde steeg. Ook heeft de oud-notaris de waardedaling van de aandelen [de BV] niet aan de bank medegedeeld en nagelaten de jaarrekening over 2008 te bestuderen. Mede gelet op de taxatierapporten die hem vooraf waren aangereikt, de mededeling van klaagster dat klager geen informatie kreeg van de broer en dat klager geen contact met de oud-notaris mocht opnemen, had de oud-notaris zijn ministerie moeten weigeren.
13. Op de afrekening van de broer stond een ‘betaling’ met saldo van klager op diens eigen bankrekening. De oud-notaris had onderzoek dienen te verrichten naar de herkomst van dat geld. De oud-notaris heeft die afrekening niet bestudeerd, met als gevolg dat de betaling van de ‘uitkoopprijs’ voor een deel buiten de derdengeldrekening van de oud-notaris is omgegaan. Dit had voor de oud-notaris (mede) reden kunnen zijn om zijn dienst te weigeren. Klager heeft tot op heden de overeengekomen uitkoopprijs niet ontvangen.
14. De oud-notaris heeft in de akte met betrekking tot het weiland de bestemming van het weiland niet zodanig gewijzigd dat klager in aanmerking kon komen voor vrijstelling overdrachtsbelasting voor natuurgrond, op welke vrijstelling in de akte wel een beroep is gedaan. Het weiland voldoet evenmin aan de formele vereisten om als natuurterrein in de zin van de Natuurschoonwet te worden aangemerkt. Een natuurterrein mag uitsluitend worden gebruikt voor begrazing of als hooiland en niet voor het hebben, houden en berijden van paarden, zoals nu het geval is.
D. Overige klachten
15. De oud-notaris heeft geen of onvoldoende toezicht gehouden op de financiële en juridische organisatie van zijn kantoor door een notarisklerk in te zetten die niet op de hoogte was van de voorgeschiedenis - met name de waarden van de registergoederen - en van de situatie. De notarisklerk heeft de verschillende akten opgesteld, welke akten van een dermate complex juridisch niveau waren dat dit niet als passend werk voor een notarisklerk kan worden beschouwd. De oud-notaris heeft nagelaten om de akten te controleren en te corrigeren, zodat in iedere akte sprake is van serieuze juridische fouten en ongebruikelijke artikelen en clausules, zoals de kwijtingsbepaling in de akte van verkoop en levering van aandelen [de BV].
16. Op 1 december 2000 is voor de oud-notaris de akte van verdeling van landgoed [A] verleden, waarbij de broer aan klager NLG 15.000.000,00 voor diens helft betaalde. De akte is niet ingeschreven in de openbare registers. Dit registergoed is vervolgens op 17 december 2003 verkocht aan de [naam] [A] voor€ 14.500.000,00. Alle akten daartoe werden door de oud-notaris gepasseerd; de oud-notaris heeft toen geen melding gedaan van ongebruikelijke transacties.
17. De broer heeft klager in november 2009 verteld dat hij door de oud-notaris op de hoogte was gebracht van de door klager aan de oud-notaris gestuurde informatiebrief van 5 november 2008 met betrekking tot voormelde verdeling van landgoed [A] en de daarmee gemoeide uitkoopsom. De oud-notaris heeft zijn geheimhoudingsplicht geschonden door de broer van het bestaan van deze brief op de hoogte te brengen, te meer omdat klager de oud-notaris in de brief om geheimhouding had verzocht.
18. De oud-notaris heeft zijn geheimhoudingsplicht geschonden door - in strijd met de waarheid - te melden dat klaagster met de oud-notaris heeft gebeld. Klaagster heeft aan de oud-notaris de hiervoor onder 3.2.5. bedoelde brief geschreven en e-mailcontact met hem gehad. De oud-notaris heeft vervolgens in strijd met het verzoek van klaagster om geheimhouding, zowel klager als de broer ingelicht over de inhoud van de brief van klaagster.
19. De oud-notaris is, na herhaald verzoek, pas op 3 juni 2010 overgegaan tot rectificatie van de door de oud-notaris op 29 december 2009 gepasseerde akte van levering met betrekking tot het appartement en de parkeergarageplek.
De klacht met nummer 534336/NT 13-2
4.2.
Klager verwijt de oud-notaris dat hij zijn geheimhoudingsplicht heeft geschonden door de op 13 december 2012 door klager aan de oud-notaris gezonden conceptklacht aan (de advocaat van) de broer door te sturen. In plaats van contact te zoeken met klager, waarom klager in de begeleidende brief vraagt, heeft de oud-notaris de (advocaat van de) broer over de conceptklacht ingelicht. Ook hieruit blijkt van de partijdigheid van de oud-notaris. Verder blijkt uit de op
3 januari 2013 door de advocaat van de broer aan de advocaat van klager gezonden e-mail dat de oud-notaris de broer en zijn advocaat van de op 21 december 2012 ingediende klacht (532869/NT 12-74) op de hoogte heeft gebracht.
De klacht met nummer 532874/NT 12-75
4.3.
Klaagster verwijt de oud-notaris dat hij zijn geheimhoudingsplicht heeft geschonden door in het e-mailbericht van 28 december 2009 aan klager en de broer melding te maken van het contact met klaagster. Klaagster had uitdrukkelijk niet ingestemd met het delen met klager en de broer van de door haar aan de oud-notaris bij brief en e-mail van 23 december 2009 toevertrouwde informatie. Verder heeft de oud-notaris in zijn e-mail een onjuiste weergave van de feiten gegeven; klaagster had geen telefonisch contact met de oud-notaris opgenomen.
De klacht met nummer 542872/NT 13-39
4.4.
Klaagster verwijt de oud-notaris dat hij niet direct heeft gereageerd op de herhaalde verzoeken van notaris [Y] om over te gaan tot rectificatie van de door de oud-notaris op 29 december 2009 gepasseerde akte van levering met betrekking tot het appartement en de parkeergarageplek. Eerst nadat klaagster een aan het notariskantoor, waar zij werkzaam is, verbonden notaris had ingeschakeld om de oud-notaris van de noodzaak van herstel te overtuigen, is de oud-notaris tot rectificatie van die akte overgegaan. Verder verwijt klaagster de oud-notaris dat hij heeft verzuimd om de beheerder van de coöperatie over de transactie op 29 december 2009 te informeren en dat hij de akte niet aan de beheerder heeft toegelicht. Daarnaast heeft de oud-notaris niet uit eigen beweging afschriften van de akte aan partijen - in ieder geval niet aan klager - gezonden. Ten slotte heeft klaagster door de verlate rectificatie en daardoor de vertraagde levering van het appartement en de parkeergarageplek kosten gemaakt en verwijt zij de oud-notaris dat hij nooit heeft aangeboden om die kosten aan haar te vergoeden.
5. Het standpunt van de oud-notaris
De oud-notaris heeft verweer gevoerd. Het standpunt van de oud-notaris wordt, voor zover relevant, hieronder besproken.
6. De beoordeling
Ontvankelijkheid
6.1.
Het hof volgt de kamer in haar oordeel dat voor zover klagers de klachten in hun pleitnotitie hebben willen aanvullen (het hof verwijst naar punt 2.13. en 3.16 van die pleitnotitie), dit in strijd is met de goede procesorde omdat de oud-notaris daarop niet behoorlijk heeft kunnen reageren. Klagers zullen in deze ongeoorloofde uitbreiding van de klachten niet-ontvankelijk worden verklaard.
6.2.
In hoger beroep heeft klaagster naar het oordeel van het hof terecht aangevoerd dat zij voor wat betreft de klacht met nummer 542872/NT 13-39 in repliek in eerste aanleg reeds artikel 17, eerste lid, van de Verordening beroeps- en gedragsregels van de KNB (zoals dit artikel tot 10 oktober 2011 luidde) aan de klacht ten grondslag heeft gelegd en dat dit daarom geen nieuwe klacht betreft. De oud-notaris had hierop bij dupliek dan wel op de zitting in eerste aanleg kunnen reageren, zodat van strijd met de goede procesorde geen sprake is. Nu de oud-notaris in repliek onder punt 12. wordt verweten dat hij zich jegens de door klaagster ingeschakelde notaris [Y] niet heeft opgesteld met de welwillendheid die men in het notariaat jegens elkaar dient te betrachten, zal het hof deze klacht in behandeling nemen. Het hof volgt de oud-notaris niet in zijn stelling dat niet aan klaagster, maar aan notaris [Y] op dit punt klachtrecht toekomt. Voor vanaf 1 januari 2013 ingediende klachten geldt een ruim belanghebbendenbegrip waarbij een rechtstreeks belang bij de klacht niet zonder meer vereist is en ook een indirect of afgeleid belang van de klager grond kan zijn deze ontvankelijk in zijn klacht te verklaren. Het hof is van oordeel dat klaagster een indirect of afgeleid belang bij dit klachtonderdeel heeft omdat door de weigering van de oud-notaris om gehoor te geven aan de herhaalde verzoeken van notaris [Y] om tot rectificatie van de akte van levering met betrekking tot het appartement en de parkeergarageplek over te gaan, de overdracht van het appartement en de parkeergarageplek onnodig is vertraagd.
6.3.
In hoger beroep heeft klaagster een nieuwe klacht geformuleerd, die erop neer komt dat de oud-notaris met de verlate rectificatie klaagster welbewust in de problemen heeft willen brengen en haar op kosten heeft willen jagen. Anders dan klaagster stelt, valt deze klacht naar het oordeel van het hof niet onder de oorspronkelijke klachten. Op grond van het bepaalde in artikel 107 lid 4 van de Wet op het notarisambt (Wna) dient het hof een aan hem voorgelegde zaak opnieuw in volle omvang te behandelen. In die procedure is voor de behandeling van in appel nieuw geformuleerde klachten geen plaats. Klaagster zal daarom in haar nieuwe klacht niet-ontvankelijk worden verklaard. Het hof zal zich dus beperken tot het beoordelen van de klachten zoals die in eerste aanleg zijn geformuleerd en hiervoor onder 4.1. tot en met 4.4. zijn weergegeven.
6.4.
Evenals de kamer is het hof van oordeel dat klager in zijn onder 4.1. onder D. sub 16. geformuleerde klachtonderdeel niet kan worden ontvangen in verband met de klachttermijn als bedoeld in artikel 99 lid 15 Wna. Op grond van dit wetsartikel kan een klacht slechts worden ingediend gedurende drie jaren na de dag waarop de tot klacht gerechtigde van het handelen of nalaten van een notaris dat tot tuchtrechtelijke maatregelen aanleiding kan geven kennis heeft genomen. Nu klager van het handelen of nalaten van de oud-notaris in 2000 en 2003 heeft kennis genomen, is de klacht te laat - want op 21 december 2012 - bij de kamer ingediend.
De kamer heeft klager in dit klachtonderdeel terecht niet-ontvankelijk verklaard.
6.5.
Voor wat betreft het onder 4.1. onder D. sub 17. geformuleerde klachtonderdeel heeft eveneens te gelden dat klager hierin niet kan worden ontvangen vanwege het vervallen van de klachttermijn als bedoeld in artikel 99 lid 15 Wna, aangezien klager in november 2009 van het gewraakte handelen van de oud-notaris kennis heeft genomen en de klacht op 21 december 2012 bij de kamer is ingekomen. Klager zal in dit klachtonderdeel niet-ontvankelijk worden verklaard.
6.6.
Met betrekking tot de klacht met nummer 542872/NT 13-39 heeft de oud-notaris aangevoerd dat klaagster niet-ontvankelijk moet worden verklaard gelet op de hiervoor onder 6.4. bedoelde klachttermijn van artikel 99 lid 15 Wna.
6.7.
Voor zover het verwijt van klaagster aan de oud-notaris ziet op het nalaten om de akte van levering met betrekking tot het appartement en de parkeergarageplek van 29 december 2009 te rectificeren en het nalaten om aan te bieden de door de verlate rectificatie door klaagster gemaakte kosten te vergoeden, is het hof van oordeel dat dit nalaten heeft geduurd totdat de oud-notaris de akte van rectificatie op 3 juni 2010 heeft gepasseerd dan wel nog steeds voortduurt, zodat de klacht op 29 mei 2013 op deze punten tijdig bij de kamer is ingediend.
Voor zover klaagster de oud-notaris verwijt dat hij heeft verzuimd om de beheerder van de coöperatie over de transactie op 29 december 2009 te informeren, de akte aan de beheerder toe te lichten en niet uit eigen beweging afschriften van de akte aan partijen heeft gezonden, gaat het hof ervan uit dat dit handelen van de oud-notaris op of omstreeks 29 december 2009 en in ieder geval begin april 2010 ter kennis van klaagster is gekomen, zodat de klacht op deze onderdelen te laat bij de kamer is ingediend. Klaagster zal in deze klachtonderdelen niet-ontvankelijk worden verklaard.
Inhoudelijk
De klacht met nummer 532869/NT 12-74
A. Partijdigheid
6.8.
Het hof verenigt zich met hetgeen de kamer in de bestreden beslissing in rechtsoverwegingen 5.2. tot en met 5.4. heeft geoordeeld en maakt dit oordeel tot het zijne. In hoger beroep zijn geen argumenten naar voren gebracht die tot een ander oordeel moeten leiden.
Hieraan voegt het hof nog het volgende toe.
De oud-notaris heeft aangevoerd dat klager en de broer de ontvlechting uiterlijk 31 december 2009 wensten te bewerkstelligen omdat per die datum de vrijstelling voor overdrachtsbelasting voor Rijksmonumenten zou komen te vervallen. Wat van deze stelling ook zij, die vrijstelling had voor de oud-notaris gezien de omstandigheden niet van doorslaggevend betekenis mogen zijn om tot het passeren van de verschillende akten over te gaan. Het hof volgt klager in zijn stelling dat de oud-notaris ten aanzien van de Rijksmonumenten ([het landgoed] en het appartement) aan partijen had kunnen voorleggen een zogenoemde “Groninger akte” op te maken, zodat in 2009 nog gebruik had kunnen worden gemaakt van de bedoelde vrijstellingsregeling en de transactie had kunnen worden teruggedraaid in het geval de voorwaarden waaronder de overdracht heeft plaatsgehad - de nog te betalen koopprijs en in verband daarmee verleende kwijting - niet zouden worden vervuld. De overige akten hadden dan ná 29 december 2009 kunnen worden gepasseerd, wat in het belang van klager was geweest. Verder had het de oud-notaris duidelijk moeten zijn dat de tussen partijen gemaakte afspraak met betrekking tot de “ship-shape” oplevering van [het landgoed] in de akten van levering diende te worden opgenomen. Het betrof immers één van de voorwaarden die klager had gesteld en waarover tussen partijen overeenstemming was bereikt. Daarnaast is het onduidelijk gebleven waarom [het landgoed] eerst door [X] aan de broer en vervolgens op de dezelfde dag door de broer aan klager is geleverd. Hierover heeft de oud-notaris geen uitleg gegeven. Het hof acht het aannemelijk dat (ook) dit op instructie van de broer is gebeurd. Klager heeft de oud-notaris op de dag van passeren om 9:17 uur een e-mail gestuurd waarin - kort gezegd - staat dat er nog enkele geschilpunten tussen de broer en klager bestonden die moesten worden opgelost alvorens er getekend kon worden. Gesteld noch gebleken is dat de oud-notaris op deze e-mail van klager heeft gereageerd dan wel klager hierover heeft aangesproken vóórdat de passeersessie begon. De oud-notaris had naar aanleiding van deze e-mail, die ongeveer een uur voor de passeerafspraak was gestuurd, alle reden om bij klager na te vragen of er alsnog op alle punten overeenstemming was bereikt en om te controleren of naar de mening van klager de akten de partijbedoelingen en gemaakte afspraken behelsden. Door dit na te laten heeft de oud-notaris de schijn van partijdigheid gewekt.
B. Informatieplicht
6.9.
Evenals de kamer acht het hof de kwijtingsbepaling opgenomen in de akte van levering van de aandelen [de BV] onduidelijk geformuleerd omdat een definitieve ontvlechting (nog) niet aan de orde was. Onder meer werd op 29 december 2009 immers voor de oud-notaris een akte van zogenoemde ‘derdenhypotheek’ verleden, waarbij een recht van hypotheek werd gevestigd op [het landgoed]. Niet gebleken is dat de oud-notaris klager voldoende heeft geïnformeerd over de risico’s van het vestigen van deze derdenhypotheek. Uit de door klager in hoger beroep overgelegde correspondentie (bijlagen 3 en 4 bij het verweerschrift) valt af te leiden dat de oud-notaris met de broer contact heeft gehad over de derdenhypotheek en hij het aan de broer heeft overgelaten deze kwestie met klager te bespreken. Aangezien de derdenhypotheek zou worden gevestigd op een door klager te verkrijgen registergoed, acht het hof deze gang van zaken onbegrijpelijk en onjuist.
Het hof rekent het de oud-notaris voorts zwaar aan dat hij klager voorafgaand aan de passeersessie op 29 december 2009 niet over de verschillende (concept)akten heeft geïnformeerd. De concepten zijn in eerste instantie door de oud-notaris meegegeven aan de chauffeur van de broer. Gesteld noch gebleken is dat de oud-notaris een (schriftelijke) toelichting op de akten aan klager heeft gegeven. Vast is komen te staan dat de oud-notaris de benodigde (financiële) gegevens van de broer verkreeg. De oud-notaris had onder deze omstandigheden de door de broer verstrekte gegevens en opgegeven wijzigingen niet mogen verwerken zonder die wijzigingen uitdrukkelijk onder de aandacht van klager te brengen en zonder zich ervan te vergewissen dat klager daarmee instemde. Het behoort immers tot de taak van de notaris om na te gaan of partijen kennis hebben van de inhoud en de gevolgen van een te ondertekenen akte en of zij daarmee instemmen. Verder is klager op 19 december 2009 en 24 december 2009 in het bezit van conceptakten gekomen, welke akten daarna nog op diverse punten zijn gewijzigd. Gezien de veelheid aan akten (tien in het totaal) en de verstrekkende gevolgen van die akten, is de termijn tussen het toezenden van de concept-akten en het passeren daarvan te kort, hetgeen de notaris te verwijten is.
6.10.
De oud-notaris heeft aangevoerd dat klager werd bijgestaan door klaagster die kandidaat-notaris is, door fiscaal adviseur [naam] en door[naam]. Uit de stukken van het dossier kan het hof niet afleiden dat genoemde personen en/of [naam] bij de onderhandelingen tussen klager en de broer betrokken zijn geweest. Integendeel, het beeld ontstaat dat de onderhandelingen alleen tussen de broer en klager hebben plaatsgevonden en dat daar geen adviseurs bij betrokken waren. Het enkele feit dat klaagster in haar brief van 23 december 2009 de oud-notaris heeft gewaarschuwd voor de gang van zaken en inhoudelijk op een en ander is ingegaan, is onvoldoende om aan te nemen dat zij klager als adviseur bijstond. Daarbij komt dat klaagster als kandidaat-notaris uitsluitend werkzaam is op het gebied van het familierecht. Gelet op het voorgaande mist de door de oud-notaris aangehaalde jurisprudentie (HR 28 september 1990, NJ 1991/473 en HR 27 maart 1992, NJ 1993/188) toepassing, nu de oud-notaris in dit geval, anders dan in de in die zaken berechte gevallen, geen goede grond had erop te vertrouwen dat klager zichzelf op de hoogte had gesteld of van tevoren voldoende inzicht had gekregen in (de gevolgen van) de op 29 december 2009 gepasseerde akten. Zelfs als ervan uit zou worden gegaan dat klager door voornoemde personen werd bijgestaan, is die omstandigheid onvoldoende om daaraan het benodigde vertrouwen te ontlenen.
C. Onderzoeksplicht
6.11.
De kamer heeft het volgende overwogen. De oud-notaris heeft erkend zich niet te hebben verdiept in de exacte financiële situatie van de broers of in de jaarrekeningen van [de BV]. Op het punt van de waardering van de diverse over te dragen vermogensbestanddelen heeft hij zich laten leiden door de opgave van de broer. Hij heeft partijen daarover geen vragen gesteld. Evenmin heeft de oud-notaris opheldering kunnen geven over de betaling van een bedrag van
€ 200.000,00 die kennelijk niet via zijn derdengeldrekening heeft plaatsgevonden, maar die blijkens het overzicht dat de broer van de transacties had gemaakt (bijlage 7 bij het klaagschrift) al eerder op de rekening van klager zou zijn gedaan, hetgeen niet strookt met het betalingsverkeer, zoals dat in de akten is gepresenteerd. In de desbetreffende transportakten is vermeld dat de koopsom is voldaan door storting op de rekening van het kantoor van de oud-notaris (de wederzijdse leningen worden daarin wel genoemd), terwijl uit de afrekening van de oud-notaris blijkt dat de koopsommen van de desbetreffende registergoederen zijn verrekend tussen partijen (deels met de wederzijdse leningen). De oud-notaris had onderzoek dienen te verrichten naar de geldstromen in deze ontvlechting.
6.12.
Het hof volgt het oordeel van de kamer en de gronden waarop dit oordeel berust. Hieraan voegt het hof het volgende toe. De oud-notaris heeft onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de bestemming van het weiland in samenhang met het beroep op de vrijstelling van overdrachtsbelasting in de akte van levering met betrekking tot het weiland. Klager heeft onweersproken aangevoerd dat het weiland thans niet als natuurgrond in de zin van de Wet op belastingen van rechtsverkeer en ook niet als natuurterrein als bedoeld in de Natuurschoonwet kwalificeert. Het is onaannemelijk dat deze laatste kwestie, die voor klager van groot belang was, niet voor de oud-notaris kenbaar is geweest. Hiernaar had de oud-notaris in ieder geval navraag moeten doen. Gezien de concrete omstandigheden waarin de oud-notaris om zijn notariële diensten werd gevraagd - in opdracht en op instructies van de broer en op basis van door de broer aangeleverde informatie in het kader van de beëindiging van de samenwerking tussen de twee broers - is het onbegrijpelijk dat de oud-notaris niet direct na ontvangst van de waarschuwingsbrief van 23 december 2009 van klaagster bij klager heeft geverifieerd of hij volledig eens was met de wijze waarop de ontvlechting zou plaatsvinden, maar dit punt pas een dag vóór de passeerafspraak in een ook aan de broer gestuurde e-mail van 17:17 uur aan de orde heeft gesteld. Bij de oud-notaris had al twijfel moeten bestaan over de vraag of tussen klager en de broer overeenstemming bestond over de vorm te geven ontvlechting, nu hij uitsluitend met de broer contact had gehad en daarvoor was temeer aanleiding na ontvangst van de brief van klaagster. Daarbij gaf de brief van klaagster alle aanleiding om nader onderzoek te doen, in ieder geval naar de door klaagster gestelde waardestijgingen en -dalingen die de te passeren akten met zich brachten. Dit geldt te meer nu de verschillende registergoederen niet gemeenschappelijk bezit waren, zoals de notaris betoogt, maar deels gemeenschappelijk bezit (het appartement en het weiland), deels in bezit van klager ([de BV] en [BV X] en deels werden aangekocht ([het landgoed]). De transacties zouden voor klager dus grotere gevolgen hebben dan voor de broer.
D. Overige klachten; klachtonderdeel 15.
6.13.
Voor wat betreft klachtonderdeel 15. wordt het volgende overwogen. Vast is komen te staan dat in de akte van levering met betrekking tot het appartement en de parkeergarageplek gegevens ontbraken, om welke reden die akte diende te worden gerectificeerd. Verder is de vrijwaringsbepaling in de akte van verkoop en levering van aandelen met betrekking tot [de BV], zoals hiervoor reeds overwogen, onduidelijk geformuleerd omdat een definitieve ontvlechting niet aan de orde was. Klager heeft onweersproken aangevoerd dat in de akte van levering met betrekking tot het weiland een beroep op de vrijstelling van overdrachtsbelasting is gedaan, maar het weiland door het aan de echtgenote van de broer in die akte toegekende recht van gebruik niet als natuurgrond kwalificeert. Hiermee is voldoende aannemelijk geworden dat de oud-notaris de door de notarisklerk opgestelde akten niet goed genoeg heeft gecontroleerd dan wel ten onrechte niet heeft gewijzigd.
Conclusie
6.14.
Op grond van hetgeen hiervoor onder 6.8. tot en met 6.13. is overwogen, had de oud-notaris op 29 december 2009 alle aanleiding om zijn ministerie te weigeren. Met de kamer is het hof van oordeel dat de oud-notaris door zijn handelwijze zijn informatie-, onderzoeks- en zorgplicht ernstig heeft geschonden.
De kamer heeft de klacht terecht gegrond verklaard.
De klacht met nummer 534336/NT 13-2
6.15.
Het uitgangspunt is dat een notaris op de voet van artikel 22 Wna ten aanzien van al hetgeen waarvan hij uit hoofde van zijn werkzaamheden als zodanig kennis neemt, tot geheimhouding verplicht is. Het is in eerste instantie aan een notaris zelf om te bepalen wanneer iets wel of niet onder zijn geheimhoudingsplicht valt.
Met de kamer is het hof van oordeel dat het in dit geval informatie betrof die de oud-notaris in zijn hoedanigheid van notaris werd toevertrouwd, welke informatie hij niet zonder eerst klager te raadplegen had mogen (laten) doorsturen aan de broer. Klager verzocht de oud-notaris om overleg om tot een oplossing te komen alvorens hij eventueel een klacht tegen de oud-notaris zou indienen. Het hof acht het onbegrijpelijk dat de oud-notaris in plaats van contact met klager op te nemen, de concept-klacht aan de broer heeft doen toekomen. De omstandigheid dat niet de oud-notaris maar zijn advocaat de conceptklacht aan de broer heeft doorgezonden doet aan de verantwoordelijkheid van de oud-notaris om zorgvuldig om te gaan met de door klager aan hem toevertrouwde informatie niet af. De geheimhoudingsverplichting verzette zich ook tegen doorzending van de desbetreffende brief aan de advocaat van de broer. De stelling van de oud-notaris dat de medewerking van de broer vereist was om aan de wensen van klager tegemoet te kunnen komen, kan niet tot een ander oordeel leiden. Wat van deze stelling verder ook zij, die omstandigheid zette de geheimhoudingsplicht van de oud-notaris niet opzij.
Dat de advocaat van de oud-notaris de (advocaat van de) broer op de hoogte heeft gebracht van het feit dat klager vervolgens daadwerkelijk een klacht tegen de oud-notaris heeft ingediend, zoals blijkt uit de e-mail van 3 januari 2013 van de advocaat van de broer aan de advocaat van klager, acht het hof niet informatie die onder de geheimhoudingsplicht van de oud-notaris valt.
Het voorgaande brengt met zich mee dat de klacht voor wat betreft de doorzending door de (advocaat van de) oud-notaris van de brief met bijlagen van 13 december 2012 van klager aan de broer gegrond is en de klacht voor het overige ongegrond zal worden verklaard.
De klacht met nummer 532874/NT 12-75 (in samenhang met klachtonderdeel onder D. sub 18 van klachtnummer 532869/NT 12-74)
6.16.
Met verwijzing naar hetgeen hiervoor onder 6.15. in de eerste alinea is overwogen, is het hof van oordeel dat de oud-notaris (ook) in dit geval zijn geheimhoudingsplicht heeft geschonden door in zijn e-mail van 28 december 2009 aan klager en de broer melding te maken van het feit dat hij door klaagster was benaderd en wat de strekking was van de door klaagster aan de oud-notaris verstrekte informatie. Dit was hem gezien zijn geheimhoudingsplicht niet toegestaan. Hierbij is van belang dat klaagster in haar brief van 23 december 2009 aan de oud-notaris afsluit met de mededeling te vertrouwen op de geheimhoudingsplicht van de oud-notaris en vervolgens - desgevraagd - aan de oud-notaris heeft laten weten het niet goed te vinden dat hij de inhoud van haar brief zou met klager of de broer zou delen. Ook zonder melding te maken van de van klaagster ontvangen informatie, had de oud-notaris klager en de broer over de door klaagster aangekaarte kwesties kunnen benaderen.
De kamer heeft de klacht terecht gegrond verklaard.
De klacht met nummer 542872/NT 13-39 (in samenhang met klachtonderdeel onder D. sub 19 van klachtnummer 532869/NT 12-74)
6.17.
De oud-notaris heeft erkend dat hij de door hem op 29 december 2009 gepasseerde akte van levering met betrekking tot het appartement en de parkeergarageplek - na herhaalde verzoeken daartoe en na de inschakeling van een tweede notaris - pas op 3 juni 2010 heeft gerectificeerd. Hiermee is de gegrondheid van de klacht vast komen te staan. Immers, dat vorenbedoelde akte diende te worden hersteld vanwege ontbrekende gegevens in die akte ten aanzien van de coöperatie is niet in geschil en de notaris heeft geen laat staan een acceptabele reden gegeven voor de vertraging die het passeren van de rectificatieakte heeft ondervonden.
6.18.
Klaagster verwijt de oud-notaris dat hij nooit heeft aangeboden om de door klaagster door de verlate rectificatie en daardoor de vertraagde (door)levering van het appartement gemaakte kosten aan haar te vergoeden. Het hof leidt uit de pleitnotitie in eerste aanleg (bladzijde 6 onder punt 3.15) af dat klaagster de oud-notaris voor deze kosten aansprakelijk heeft gesteld. Voor zover klaagster beoogt dat het hof de oud-notaris veroordeelt tot vergoeding van de door zijn toedoen veroorzaakte schade, wijst het hof erop dat voor een dergelijke vordering geen ruimte is in een tuchtrechtelijke procedure als deze. Ook voor de beantwoording van de vraag of de oud-notaris gehouden is de door klaagster gestelde gemaakte kosten te vergoeden, leent de onderhavige tuchtrechtelijke procedure zich niet. Nu de strekking van het verwijt vooral beoogt aansprakelijkheid vast te stellen, zal het hof de aansprakelijkheidsvraag aan de civiele rechter laten, mede omdat het gemaakte verwijt in tuchtrechtelijke zin in het licht van de overige gegrond te achten verwijten weinig zelfstandige betekenis lijkt te hebben.
6.19.
Artikel 17, eerste lid, van de Verordening Beroeps- en Gedragsregels luidde tot 10 oktober 2011 als volgt: “De notaris dient zich jegens zijn beroepsgenoot als een goede collega te gedragen.”
Met klaagster is het hof van oordeel dat de oud-notaris notaris [Y] niet met welwillendheid en vertrouwen heeft bejegend zoals men in het notariaat dient te doen door ondanks de herhaalde verzoeken van notaris [Y] niet onverwijld tot rectificatie van de akte van levering met betrekking tot het appartement en de parkeergarageplek over te gaan, zodat de klacht op dit punt gegrond zal worden verklaard.
Maatregel en conclusie
6.20.
Het hof acht gelet op de aard en de ernst van de tuchtrechtelijk laakbare handelwijze van de oud-notaris de maatregel van ontzetting uit het ambt passend en geboden. Door zijn handelwijze heeft de oud-notaris het vertrouwen in het notariaat ernstig geschonden. Die handelwijze betreft het veronachtzamen van de kerntaken van de notaris en raakt daarmee de fundamenten van het rechtsverkeer.
Hierbij wordt nog opgemerkt dat het feit dat de oud-notaris reeds is gedefungeerd, geen beletsel vormt om aan hem alsnog de maatregel van ontzetting uit het ambt op te leggen.
6.21.
Nu het hof op enkele punten anders oordeelt dan de kamer heeft gedaan en aan het tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen van de oud-notaris een andere maatregel verbindt, zal de beslissing van de kamer omwille van de duidelijkheid in zijn geheel worden vernietigd en zal door het hof opnieuw worden beslist.
6.22.
Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan buiten beschouwing blijven omdat het niet van belang is voor de beslissing in deze zaak.
6.23.
Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.
7. De beslissing
Het hof:
- vernietigt de bestreden beslissing;
en, opnieuw beslissende:
- verklaart klagers niet-ontvankelijk voor zover zij hun klachten ter zitting in eerste aanleg hebben willen uitbreiden;
- verklaart klaagster niet-ontvankelijk in de in hoger beroep nieuw geformuleerde klacht;
- verklaart klager niet-ontvankelijk in de klacht met nummer 532869/NT 12-74 voor zover het de hiervoor onder 4.1. onder D. sub 16. en sub 17. geformuleerde klachtonderdelen betreft;
- verklaart klaagster niet-ontvankelijk in de klacht met nummer 542872/NT 13-39 voor wat betreft de verwijten dat de oud-notaris heeft verzuimd om de beheerder van de coöperatie over de transactie op 29 december 2009 te informeren en aan hem de akte van levering met betrekking tot het appartement en de parkeergarageplek toe te lichten en dat de oud-notaris niet uit eigen beweging afschriften van deze akte aan partijen heeft gezonden;
- verklaart de klachten met nummers 532869/NT 12-74 (voor zover klager daarin ontvankelijk is verklaard) en 532874/NT 12-75 gegrond;
- verklaart de klacht met nummer 534336/NT 13-2 gegrond voor zover betrekking hebbend op de doorzending door de oud-notaris aan de broer van de van klager afkomstige brief met bijlagen van 13 december 2012 en verklaart die klacht voor het overige ongegrond;
- verklaart de klacht met nummer 542872/NT 13-39 (voor zover klaagster daarin ontvankelijk is verklaard) gegrond voor wat betreft het te laat rectificeren door de oud-notaris van de akte van levering met betrekking tot het appartement en de parkeergarageplek en op het punt dat de oud-notaris zich niet als een goed collega heeft gedragen jegens een collega-notaris en verklaart die klacht voor het overige ongegrond;
- legt aan de oud-notaris de maatregel van ontzetting uit het ambt op, ingaande maandag 18 mei 2015, 00.00 uur.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.M.A. Verscheure, H.T. van der Meer en G. Kleykamp-van der Ben en in het openbaar uitgesproken op 12 mei 2015 door de rolraadsheer.