Hof Amsterdam, 13-06-2017, nr. 200.148.916/01 NOT en 200.149.303/01 NOT eindbeslissing
ECLI:NL:GHAMS:2017:2148
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
13-06-2017
- Zaaknummer
200.148.916/01 NOT en 200.149.303/01 NOT eindbeslissing
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Burgerlijk procesrecht (V)
Juridische beroepen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2017:2148, Uitspraak, Hof Amsterdam, 13‑06‑2017; (Herziening, Hoger beroep)
Herstelde arrest: ECLI:NL:GHAMS:2016:3598
Arrest: ECLI:NL:GHAMS:2019:3461
Herstelde arrest: ECLI:NL:GHAMS:2015:1737
Cassatie: ECLI:NL:HR:2019:53, Bekrachtiging/bevestiging
Uitspraak 13‑06‑2017
Inhoudsindicatie
Bij beslissing van 12 mei 2015 van het hof is (in tegenstelling tot hetgeen de kamer heeft beslist) de oud-notaris de maatregel van ontzetting uit het ambt opgelegd. Bij beslissing van 6 september 2016 van het hof is het verzoek van de oud-notaris tot herziening van deze beslissing gegrond verklaard. Het hof herziet voormelde beslissing van 12 mei 2015 voor wat betreft de klacht 532869/NT 12-74 met de nummers 1 tot en met 15 (zorg-, onderzoeks-en informatieplicht van de oud-notaris) en de aan de oud-notaris opgelegde maatregel van ontzetting uit het ambt. Het hof verklaart deze klacht ongegrond en legt aan de oud-notaris (gezien de aard van de (deels) gegrond verklaarde andere klachten en de ernst van de geconstateerde feiten) de maatregel van berisping op.
Partij(en)
beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummers : 200.148.916/01 NOT en 200.149.303/01 NOT
nummers eerste aanleg : 532869/NT 12-74, 534336/NT 13-2,
532874/NT 12-75 en 542872/NT 13-39
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 13 juni 2017
inzake 200.148.916/01 NOT:
mr. [naam] ,
oud-notaris te [plaats] ,
appellant,
gemachtigde: mr. A.H.J. van den Biesen, advocaat te Amsterdam,
tegen
[naam] ,
wonend te [plaats] ,
geïntimeerde,
gemachtigde: mr. J.H. van Woudenberg, advocaat te Amsterdam,
en inzake 200.149.303/01 NOT:
mr. [naam] ,
oud-notaris te [plaats] ,
appellant,
gemachtigde: mr. A.H.J. van den Biesen, advocaat te Amsterdam,
tegen
mr. [naam] ,
wonend te [plaats] ,
geïntimeerde,
gemachtigde: mr. J.H. van Woudenberg, advocaat te Amsterdam.
1. Het geding in hoger beroep
1.1.
Op 12 mei 2015 heeft het hof in hoger beroep een beslissing (ECLI:NL:GHAMS:2015:1737) gegeven in beide zaken. In deze beslissing heeft het hof de bestreden beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort Amsterdam (hierna: de kamer) van 15 april 2014 (ECLI:NL:TNORAMS:2014:9) vernietigd en – kort gezegd – de oud-notaris (hierna: de notaris) de maatregel van ontzetting uit het ambt opgelegd. Voor het verloop van het geding tot 12 mei 2015 verwijst het hof naar deze beslissing.
1.2.
De notaris heeft bij brief van 13 januari 2016 (met bijlagen) verzocht om herziening van voormelde beslissing.
1.3.
Bij beslissing van 6 september 2016 (ECLI:NL:GHAMS:2016:3598, hierna: de herzieningsbeslissing) heeft het hof, kort gezegd, het herzieningsverzoek van de notaris gegrond verklaard en de behandeling van het hoger beroep van de notaris heropend, partijen in de gelegenheid gesteld hun standpunten over de oorspronkelijke klachten aan te vullen (in het licht van de feiten en omstandigheden die na de beslissing van 12 mei 2015 naar voren zijn gekomen), bepaald dat een nieuwe mondelinge behandeling zal worden gehouden indien een van partijen dat verlangt en elke verdere beslissing aangehouden. Voor het verloop van het herzieningsgeding verwijst het hof naar deze herzieningsbeslissing.
1.4.
De notaris heeft bij brief van 17 oktober 2016 (met bijlagen) zijn standpunt over de oorspronkelijke klachten aangevuld.
1.5.
[klagers] (hierna ook: klagers) hebben bij brief van 17 februari 2017 (met bijlagen) eveneens hun standpunt over de oorspronkelijke klachten aangevuld.
1.6.
Nadien zijn door klagers op 15 februari 2017 en 27 februari 2017 nadere stukken bij het hof ingediend. De notaris heeft op 18 februari 2017 nadere stukken bij het hof ingediend.
1.7.
De zaken zijn gelijktijdig behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 2 maart 2017. De notaris, vergezeld van zijn gemachtigde, en klagers, vergezeld van hun gemachtigde, zijn verschenen en hebben het woord gevoerd; beide gemachtigden aan de hand van aan het hof overgelegde pleitnotities.
Desgevraagd heeft de gemachtigde van klagers verklaard geen bezwaar te hebben tegen toelating van de buiten de daarvoor gestelde termijn door de notaris bij brief van 27 februari 2017 ingediende productie. Het hof zal deze productie derhalve in de beoordeling betrekken.
Na afloop van de zitting heeft de voorzitter de behandeling van de zaken gesloten en partijen medegedeeld dat het hof op 16 mei 2017 uitspraak zal doen.
1.8.
Bij brief van 15 mei 2017 heeft het hof partijen medegedeeld dat de uitspraakdatum is uitgesteld naar 13 juni 2017.
1.9.
Op 30 mei 2017 heeft het hof de behandeling van de zaken heropend en partijen bij brief van diezelfde datum in de gelegenheid gesteld te reageren op nieuwe informatie die het hof van de kamer heeft ontvangen die van belang is of kan zijn voor de behandeling van de zaken in hoger beroep.
1.10.
Op 9 juni 2017 hebben zowel klagers als de notaris per e-mail een reactie bij het hof ingediend.
2. De stukken van het geding
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie, de stukken ingediend bij het hof in de hoger beroepzaken en de herzieningszaak, alsmede de hiervoor vermelde stukken.
3. De feiten
3.1.
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen het hof in de beslissing van 12 mei 2015 en de beslissing van 6 september 2016 heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten geen bezwaar gemaakt.
3.2.
Het gaat in deze zaak – kort samengevat – om het volgende.
3.2.1.
Klagers hebben een affectieve relatie. [Naam klaagster] (hierna ook: klaagster) is werkzaam als kandidaat-notaris en naar eigen zeggen ‘hardcore’ specialist in het familierecht/estateplanning alsmede deskundig op het gebied van verdelingen.
3.2.2.
[Naam klager] (hierna ook: klager) en zijn broer [naam] (hierna: de broer) waren tot 1998 beiden aandeelhouder in de vennootschap [naam] . In die periode hebben klager en de broer verschillende (onroerende) zaken al dan niet gezamenlijk in eigendom verkregen. De notaris heeft sinds medio 1985 voor klager en de broer verschillende notariële werkzaamheden verricht, onder meer met betrekking tot gemeenschappelijke aankopen van onroerende zaken, het vestigen van zekerheden en de inbreng in vennootschappen. Hierbij fungeerde de broer steeds als woordvoerder voor beiden tegenover de notaris.
3.2.3.
Klager en de broer hebben sinds eind 2007 onderhandelingen gevoerd over de ontvlechting van hun samenwerking en de afwikkeling van het door hen gezamenlijk opgebouwde vermogen. Eind 2009 heeft de broer de notaris opdracht gegeven om die ontvlechting notarieel vorm te geven. Daarbij was het volgende aan de orde:
- de aankoop door de broer van de woning met toebehoren, gelegen aan de [straat] in [plaats] (hierna: [woning A] ) van [naam] (hierna: [de heer X] ), voor een koopprijs van € 2.350.000,00, met daarop volgend de doorverkoop van de woning door de broer aan klager voor dezelfde koopprijs;
- de verkoop van het appartement aan de [straat] in [plaats] (hierna: het appartement) en een parkeergarageplek aan de [straat] door de broer en klager aan [de heer X] en zijn echtgenote voor een koopprijs van € 1.000.000,00;
- de verkoop door klager van zijn aandelen in [BV1] (hierna: [BV1] ) aan de broer;
- de verkrijging door klager van de onverdeelde helft in het weiland, gelegen nabij de [straat] en grenzend aan [woning A] (hierna: het weiland) van de broer voor een koopprijs van € 152.500,00; klager was al eigenaar van de andere onverdeelde helft;
- het vastleggen van het gebruik van het weiland door de echtgenote van de broer;
- de verkoop door klager aan de broer van alle aandelen in [BV2] ;
- het vastleggen van geldleningen die over en weer zouden worden afgesloten ter financiering van de hiervoor bedoelde transacties;
- het regelen van de vrijstelling voor overdrachtsbelasting voor Rijksmonumenten, welke vrijstelling per 31 december 2009 zou komen te vervallen; dit was met betrekking tot het appartement en [woning A] aan de orde.
3.2.4.
De notaris heeft in de periode van december 2009 tot en met juni 2010 in dat kader in totaal 8 notariële akten en 2 onderhandse overeenkomsten opgemaakt, die partijen hebben ondertekend.
3.2.5.
De notaris is halverwege juli 2012 gedefungeerd.
3.2.6.
Klager heeft in 2014 verschillende civiele procedures aangespannen jegens onder andere de broer en de notaris.
3.2.7.
Bij beschikking van 20 november 2014 van de voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam is het door klager gevraagde verlof om ten laste van de broer conservatoir beslag te mogen leggen onder derden en op aandelen, onroerende en roerende zaken (alsnog) geweigerd. Het gerechtshof Amsterdam heeft op 1 december 2015 voormelde beschikking bekrachtigd en klager veroordeeld in de proceskosten.
3.2.8.
Bij vonnis van 9 november 2016 heeft de rechtbank Amsterdam alle vorderingen van klager betreffende – kort gezegd – de ontvlechting in 2009 en strekkende tot het verkrijgen van een schadevergoeding, ingesteld tegen onder anderen de broer en (het kantoor van) de notaris, afgewezen. Klager is veroordeeld in de proceskosten. In deze civiele procedure zijn de in de herzieningsbeslissing van dit hof genoemde verklaringen van fiscaal adviseur [naam] (hierna: [fiscaal adviseur] ) en klaagster van 16 januari 2015 respectievelijk 20 december 2015 overgelegd. Van het vonnis is hoger beroep ingesteld.
4. De oorspronkelijke klachten
De klacht met nummer 532869/NT 12-74
4.1.
In de kern komt de klacht erop neer dat klager de notaris verwijt dat deze bij het realiseren van de ontvlechting van de samenwerking tussen klager en de broer en de afwikkeling van het al dan niet door hen gezamenlijk opgebouwd vermogen, specifiek bij het opmaken en passeren van de akten op 29 december 2009, in strijd heeft gehandeld met zijn zorg-, onderzoeks-, informatie- en geheimhoudingsplicht. Daarnaast verwijt klager de notaris dat hij partijdig en niet vakbekwaam heeft gehandeld. De klacht valt in de volgende onderdelen uiteen.
A. Partijdigheid
1. Bij het opmaken van de verschillende akten heeft de notaris uitsluitend de instructies van de broer gevolgd, de regie aan de broer uit handen gegeven en geen overleg met klager gevoerd of om zijn instemming gevraagd, terwijl de notaris zich als onpartijdig notaris had dienen op te stellen. De notaris was bekend met, althans had ermee bekend kunnen zijn, dat klager in verhouding met de broer het onderspit delfde. Hiervoor had klaagster de notaris gewaarschuwd en dit had de notaris gezien de door hem in het verleden telkens in opdracht van de broer gepasseerde akten duidelijk moeten zijn.
2. De notaris heeft de conceptakten niet aan klager rechtstreeks toegezonden, maar aan de chauffeur van de broer meegegeven. Dit gaf de broer de mogelijkheid om een door hem opgestelde afrekening aan de stukken toe te voegen, terwijl bij klager de indruk werd gewekt dat alle stukken door de notaris waren opgesteld.
3. De notaris heeft een kwijtingsbepaling in de akte van verkoop en levering van aandelen [BV1] opgenomen, zonder bij klager te informeren wat die gemeenschap inhield en welke geschilpunten er nog tussen partijen bestonden. Verder is de notaris tijdens de onderhandelingen op 29 december 2009 niet opgekomen voor het belang van klager als zwakkere partij en heeft hij daarbij tevens zijn onderzoeksplicht verzaakt door niet verder te informeren naar de uitkomst van de zogenaamde ‘ [naam] ’ rechtszaak, terwijl later uit informatie van de rechtbank bleek dat het geld van die rechtszaak al aan de broer was uitgekeerd. Klager is bij de onderhandelingen niet de mogelijkheid geboden om contact op te nemen met zijn adviseur.
4. Klager is door de notaris onder druk gezet om akkoord te gaan met de passeerdatum van 29 december 2009, terwijl de notaris een “Groninger akte” had kunnen voorstellen aan partijen, zodat in 2009 nog gebruik had kunnen worden gemaakt van de per 31 december 2009 vervallen vrijstelling voor overdrachtsbelasting voor Rijksmonumenten.
5. De notaris heeft op 29 december 2009 de verschillende akten gepasseerd, zonder rekening te houden met de door klaagster vooraf gegeven waarschuwingen en informatie over de waarde van de betrokken registergoederen en het feit dat klager geen informatie kreeg van de broer en van hem geen contact op mocht nemen met de notaris.
6. In de akte van levering met betrekking tot het weiland is niet de afspraak tussen klager en de broer over een persoonlijk (mede)gebruik van het weiland vastgelegd, maar een zakelijk recht van gebruik. Het was de uitdrukkelijke wens van de broer dat zijn echtgenote het weiland kon blijven gebruiken voor het berijden van haar paarden. De notaris is bij de bespreking op 29 december 2009 niet op het voorstel van hun zuster [naam] ingegaan om de akte zodanig aan te passen dat een persoonlijk recht van medegebruik van het weiland voor een beperkte periode werd vastgelegd.
7. Onbegrijpelijk is waarom de tussen partijen gemaakte afspraak met betrekking tot de “ship-shape” oplevering van [woning A] niet in de akten van levering is opgenomen. Verder is het klager onduidelijk waarom [woning A] eerst door [de heer X] aan de broer en vervolgens op de dezelfde dag door de broer aan klager werd geleverd.
B. Informatieplicht
8. De notaris heeft klager niet over de (concept)akten geïnformeerd, zelfs niet nadat hij door klaagster op specifieke punten over de transacties was gewaarschuwd. De notaris heeft niet de deskundigheid van klager onderzocht. Verder zijn de conceptakten op een te korte termijn aan klager gezonden.
9. Op 24 december 2009 zijn de conceptakten aangepast, zonder dat de notaris klager daarvan vooraf in kennis heeft gesteld.
10. Tijdens het passeren heeft de notaris niet de tijd genomen de akten uitgebreid te bespreken, zoals blijkt uit de in de akten opgenomen passeertijden.
11. De notaris heeft klager niet gewaarschuwd voor de risico’s van het vestigen van een derdenhypotheek en er niet voor gezorgd dat klager zekerheden kreeg ter compensatie van de derdenhypotheek op [woning A] . Na de onderhandelingen tussen de broer en klager op 29 december 2009 bestond voor een derdenhypotheek immers geen rechtsgrond.
C. Onderzoeksplicht
12. De notaris heeft met betrekking tot de verschillende transacties nagelaten om onderzoek te doen naar de waardestijgingen en -verminderingen van de registergoederen. Zo had de notaris een MOT-melding dienen te doen bij de transactie van het weiland dat op 29 december 2009 in één dag ruim € 1.000.000,00 in waarde steeg. Ook heeft de notaris de waardedaling van de aandelen [BV1] niet aan de bank medegedeeld en nagelaten de jaarrekening over 2008 te bestuderen. Mede gelet op de taxatierapporten die hem vooraf waren aangereikt, de mededeling van klaagster dat klager geen informatie kreeg van de broer en dat klager geen contact met de notaris mocht opnemen, had de notaris zijn ministerie moeten weigeren.
13. Op de afrekening van de broer stond een ‘betaling’ met saldo van klager op diens eigen bankrekening. De notaris had onderzoek dienen te verrichten naar de herkomst van dat geld. De notaris heeft die afrekening niet bestudeerd, met als gevolg dat de betaling van de ‘uitkoopprijs’ voor een deel buiten de derdengeldrekening van de notaris is omgegaan. Dit had voor de notaris (mede) reden kunnen zijn om zijn dienst te weigeren. Klager heeft tot op heden de overeengekomen uitkoopprijs niet ontvangen.
14. De notaris heeft in de akte met betrekking tot het weiland de bestemming van het weiland niet zodanig gewijzigd dat klager in aanmerking kon komen voor vrijstelling overdrachtsbelasting voor natuurgrond, op welke vrijstelling in de akte wel een beroep is gedaan. Het weiland voldoet evenmin aan de formele vereisten om als natuurterrein in de zin van de Natuurschoonwet te worden aangemerkt. Een natuurterrein mag uitsluitend worden gebruikt voor begrazing of als hooiland en niet voor het hebben, houden en berijden van paarden, zoals nu het geval is.
D. Overige klachten
15. De notaris heeft geen of onvoldoende toezicht gehouden op de financiële en juridische organisatie van zijn kantoor door een notarisklerk in te zetten die niet op de hoogte was van de voorgeschiedenis - met name de waarden van de registergoederen - en van de situatie. De notarisklerk heeft de verschillende akten opgesteld, welke akten van een dermate complex juridisch niveau waren dat dit niet als passend werk voor een notarisklerk kan worden beschouwd. De notaris heeft nagelaten om de akten te controleren en te corrigeren, zodat in iedere akte sprake is van serieuze juridische fouten en ongebruikelijke artikelen en clausules, zoals de kwijtingsbepaling in de akte van verkoop en levering van aandelen [BV1] .
16. Op 1 december 2000 is voor de notaris de akte van verdeling van landgoed [naam] verleden, waarbij de broer aan klager NLG 15.000.000,00 voor diens helft betaalde. De akte is niet ingeschreven in de openbare registers. Dit registergoed is vervolgens op 17 december 2003 verkocht aan [BV3] voor€ 14.500.000,00. Alle akten daartoe werden door de notaris gepasseerd; de notaris heeft toen geen melding gedaan van ongebruikelijke transacties.
17. De broer heeft klager in november 2009 verteld dat hij door de notaris op de hoogte was gebracht van de door klager aan de notaris gestuurde informatiebrief van 5 november 2008 met betrekking tot voormelde verdeling van landgoed [naam] en de daarmee gemoeide uitkoopsom. De notaris heeft zijn geheimhoudingsplicht geschonden door de broer van het bestaan van deze brief op de hoogte te brengen, te meer omdat klager de notaris in de brief om geheimhouding had verzocht.
18. De notaris heeft zijn geheimhoudingsplicht geschonden door - in strijd met de waarheid - te melden dat klaagster met de notaris heeft gebeld. Klaagster heeft aan de notaris een brief geschreven en e-mailcontact met hem gehad. De notaris heeft vervolgens in strijd met het verzoek van klaagster om geheimhouding, zowel klager als de broer ingelicht over de inhoud van de brief van klaagster.
19. De notaris is, na herhaald verzoek, pas op 3 juni 2010 overgegaan tot rectificatie van de door de notaris op 29 december 2009 gepasseerde akte van levering met betrekking tot het appartement en de parkeergarageplek.
De klacht met nummer 534336/NT 13-2
4.2.
Klager verwijt de notaris dat hij zijn geheimhoudingsplicht heeft geschonden door de op 13 december 2012 door klager aan de notaris gezonden conceptklacht aan (de advocaat van) de broer door te sturen. In plaats van contact te zoeken met klager, waarom klager in de begeleidende brief vraagt, heeft de notaris de (advocaat van de) broer over de conceptklacht ingelicht. Ook hieruit blijkt van de partijdigheid van de notaris. Verder blijkt uit de op
3 januari 2013 door de advocaat van de broer aan de advocaat van klager gezonden e-mail dat de notaris de broer en zijn advocaat van de op 21 december 2012 ingediende klacht (532869/NT 12-74) op de hoogte heeft gebracht.
De klacht met nummer 532874/NT 12-75
4.3.
Klaagster verwijt de notaris dat hij zijn geheimhoudingsplicht heeft geschonden door in het e-mailbericht van 28 december 2009 aan klager en de broer melding te maken van het contact met klaagster. Klaagster had uitdrukkelijk niet ingestemd met het delen met klager en de broer van de door haar aan de notaris (bij brief en e-mail van 23 december 2009) toevertrouwde informatie. Verder heeft de notaris in zijn e-mail een onjuiste weergave van de feiten gegeven; klaagster had geen telefonisch contact met de notaris opgenomen.
De klacht met nummer 542872/NT 13-39
4.4.
Klaagster verwijt de notaris dat hij niet direct heeft gereageerd op de herhaalde verzoeken van notaris mr. [naam] om over te gaan tot rectificatie van de door de notaris op 29 december 2009 gepasseerde akte van levering met betrekking tot het appartement en de parkeergarageplek. Eerst nadat klaagster een aan het notariskantoor, waar zij werkzaam is, verbonden notaris had ingeschakeld om de notaris van de noodzaak van herstel te overtuigen, is de notaris tot rectificatie van die akte overgegaan. Verder verwijt klaagster de notaris dat hij heeft verzuimd om de beheerder van de coöperatie over de transactie op 29 december 2009 te informeren en dat hij de akte niet aan de beheerder heeft toegelicht. Daarnaast heeft de notaris niet uit eigen beweging afschriften van de akte aan partijen - in ieder geval niet aan klager - gezonden. Ten slotte heeft klaagster door de verlate rectificatie en daardoor de vertraagde levering van het appartement en de parkeergarageplek kosten gemaakt en verwijt zij de notaris dat hij nooit heeft aangeboden om die kosten aan haar te vergoeden.
5. De beoordeling
Herziening en de herzieningsgronden
5.1.
Partijen hebben gedebatteerd over de reikwijdte van de procedure na herziening. Het hof overweegt daaromtrent het volgende.
5.2.
De herzieningsbeslissing houdt als overwegingen 6.3. tot en met 6.5. in:
“6.3. Het hof stelt vast dat voormelde verklaringen van klaagster en [fiscaal adviseur] betrekking hebben op feiten en/of omstandigheden uit de periode gelegen vóór de beslissing van de tuchtkamer van 12 mei 2015. Het hof is niet gebleken dat de notaris eerder dan na indiening van voormelde verklaringen in de civiele procedure, dus na de beslissing van 12 mei 2015, met deze feiten en/of omstandigheden bekend was of redelijkerwijs bekend kon zijn. Het hof zal daarom onderzoeken of de bedoelde feiten en/of omstandigheden, indien zij het hof vóór de beslissing bekend waren geweest, tot een andere beslissing zouden hebben kunnen leiden.
6.4.
Uit de verklaring van [fiscaal adviseur] van 16 januari 2015 volgt dat hij klager als onafhankelijk financieel adviseur met raad en daad heeft bijgestaan vanaf april 2008 tot en met eind 2009. Klager heeft tijdens de zitting voor het hof op 10 mei 2016 bovendien erkend dat [fiscaal adviseur] hem in de avond van 28 december 2009 nog heeft geadviseerd de akten niet op 29 december 2009 bij de notaris te ondertekenen. Uit de verklaring van klaagster van 20 december 2015 leidt het hof af dat klaagster volledig op de hoogte was van de (financiële) ontvlechting van de samenwerking tussen klager en [de broer] en de notariële vormgeving hiervan door de notaris en dat zij is opgekomen voor de belangen van klager en mogelijk ook voor haar eigen belang. Verder heeft klaagster tijdens de zitting op 10 mei 2016 verklaard dat zij ‘hardcore’ specialist is in het familierecht en estateplanning en dat zij deskundig is op het gebied van verdelingen. Het komt het hof onaannemelijk voor dat klaagster klager met haar kennis en kunde niet heeft bijgestaan in het proces over de afwikkeling van het gezamenlijk met [de broer] opgebouwde vermogen.
6.5.
De onder 6.4. vermelde feiten zijn in het bijzonder van betekenis voor de waardering van het vertrouwen dat de notaris kennelijk had dat klager de transacties, die in de op 29 december 2009 te passeren akten waren vastgelegd, kon overzien. Deze feiten zijn verder van belang bij de weging hoe zwaar het de notaris moet worden aangerekend indien hij te lichtvaardig erop heeft vertrouwd dat klager die transacties kon overzien en dat hij was voorzien van deskundige bijstand, zonder zich ervan te vergewissen dat dit ook daadwerkelijk het geval was. De feiten, die eerst in de civiele procedure naar voren zijn gekomen, hadden daarom in de tuchtprocedure, indien bij het hof bekend, tot een andere beslissing kunnen leiden. Het hof zou hebben onderzocht of deze feiten aan de gegrondverklaring van de klachten in de weg zou hebben gestaan en welke betekenis daaraan toekwam voor de beoordeling van de mate van verwijtbaarheid van het handelen van de notaris, alvorens tot het opleggen van de zwaarste maatregel over te gaan, te meer nu de kamer in eerste aanleg met het opleggen van lichtere maatregelen had volstaan.”
5.3.
Met klagers is het hof van oordeel dat de in die overwegingen vermelde feiten slechts betrekking hebben op de klacht 532869/NT 12-74 met de nummers 1 tot en met 15 (zorg-, onderzoeks-, en informatieplicht van de notaris). Dit brengt met zich dat het hof zich enkel zal richten op deze klacht(onderdelen) en zal beoordelen of de beslissing van 12 mei 2015 ten aanzien van die klacht(onderdelen) dient te worden herzien of alsnog in stand dient te blijven.
Klachtnummer 532869/NT 12-74, nummers 1 tot en met 15
5.4.
Op basis van de overgelegde stukken en het verhandelde ter terechtzitting(en) overweegt het hof als volgt.
5.5.
De notaris heeft sinds medio 1985 voor klager en de broer verschillende notariële werkzaamheden verricht, waarbij de broer steeds mede namens klager contact onderhield met de notaris. In 2009 was dit niet anders. De notaris kreeg destijds van de broer opdracht om de ‘financiële ontvlechting’ voor beide broers notarieel vorm te geven. De notaris heeft – op instructies van de broer – de eerste concepten van notariële akten opgesteld. Naar het oordeel van het hof kan het, gelet op de gebruikelijke gang van zaken sinds 1985, de notaris niet worden verweten dat hij na ontvangst van de instructies niet expliciet bij klager heeft geverifieerd of hetgeen hij in de conceptakten zou opnemen in overeenstemming was met de afspraken tussen de broers ten aanzien van hun ‘financiële ontvlechting’. Bijzondere omstandigheden die de notaris op dat moment daartoe aanleiding hadden moeten geven, heeft klager niet aannemelijk gemaakt. Het mag zo zijn dat de broer en klager bij de ‘financiële ontvlechting’ tegengestelde belangen hadden, maar niet is gebleken dat de notaris zich hiervan onvoldoende bewust was.
5.6.
Het hof stelt voorts vast dat de notaris in de brief van 23 december 2009 van klaagster aanleiding zag om klager nader te bevragen over de (gemaakte afspraken over de) ‘financiële ontvlechting’. In die brief had klaagster de notaris gewaarschuwd voor het verschil in juridische en financiële kennis en kunde tussen klager en de broer, in het nadeel van klager. Voorts had zij er op gewezen (ondersteund door bij de brief gevoegde e-mails) dat er sprake was van onkunde en van overwicht, onder meer blijkend uit een ‘verbod’ van de broer aan klager om rechtstreeks contact met de notaris op te nemen. Uit het dossier blijkt dat de notaris naar aanleiding van voormelde brief van klaagster op 28 december 2009 met klager contact heeft gehad, waarbij klager aan hem heeft medegedeeld dat hij omtrent een aantal materiële punten nog geen overeenstemming had met de broer. De notaris heeft vervolgens diezelfde dag per e-mail aan beide broers benadrukt dat hij ervan uitging dat bij een mogelijke ondertekening van de – al dan niet nog te wijzigen – akten, zowel klager als de broer dat met volle overtuiging en wetenschap zouden doen. Het hof acht deze handelwijze niet onzorgvuldig en niet klachtwaardig.
5.7.
De stelling van klager dat de notaris hem nimmer om zijn instemming heeft gevraagd, volgt het hof niet. Gebleken is dat de notaris de (gewijzigde) conceptakten aan klager ter becommentariëring heeft doen toekomen, te weten op 19 december 2009 en op 24 december 2009. Het hof acht dit zorgvuldig en tijdig. De omstandigheid dat de eerste conceptakten aan de chauffeur van de broer zijn meegegeven, maakt nog niet dat de notaris partijdig heeft gehandeld. Bovendien blijkt uit de stukken, meer in het bijzonder de e-mail van 18 december 2009 (17:34 uur) van klager aan de broer, dat de notaris klager die dag telefonisch had gemeld op welke wijze de stukken hem zouden bereiken, en dat klager in elk geval jegens de broer daartegen toen geen bezwaar heeft gemaakt. Klager heeft bij e-mailbericht op 22 december 2009 aan de notaris de goede ontvangst van de stukken bevestigd, aanvullende informatie opgevraagd en de notaris gevraagd telefonisch contact met hem op te nemen. Voorts heeft klager bij e-mailberichten aan de broer van 22 december 2009 en 27 december 2009 inhoudelijk en uitgebreid commentaar gegeven op de verschillende conceptakten. Dit commentaar heeft de notaris via de broer bereikt, waarna de notaris de akten nogmaals heeft aangepast. Uit deze gang van zaken mocht de notaris overigens afleiden dat klager wist waar hij het over had en zich actief en weerbaar opstelde zodat niet van de notaris verwacht hoefde te worden dat klager als zwakkere partij bescherming behoefde ten opzichte van de broer.
5.8.
In het licht van het vorenstaande kan van enige partijdigheid aan de zijde van de notaris bij het opstellen van de conceptakten naar het oordeel van het hof niet worden gesproken.
5.9.
Verder is het hof niet gebleken dat de notaris partijdig heeft gehandeld ten tijde van de passeersessie op 29 december 2009. De enkele omstandigheid dat de notaris vóór het begin van de passeersessie niet expliciet heeft gereageerd op de e-mail van klager van 29 december 2009 (9:17 uur), waarin staat dat er nog enkele geschilpunten tussen de broer en klager bestonden die moesten worden opgelost alvorens er getekend kon worden, acht het hof onvoldoende om te concluderen dat de notaris partijdig heeft gehandeld. Bovendien, zo blijkt uit hetgeen in de beslissing van 12 mei 2015 in 3.2.11. is vastgesteld, hebben klager en de broer op 29 december 2009, tijdens de bijeenkomst op het notariskantoor die duurde van 10.30 uur tot ongeveer 15.00 uur, over de tussen hen bestaande geschilpunten onderhandeld alvorens de notaris overging tot het opstellen van de definitieve akten en het passeren daarvan.
5.10.
Het hof acht voorts niet aannemelijk gemaakt dat de notaris klager onder druk heeft gezet de verschillende akten op 29 december 2009 te tekenen. Ook de stelling dat klager de mogelijkheid is ontnomen om contact op te nemen met zijn adviseur(s), de notaris niet de tijd heeft genomen de inhoud van de (definitieve) akten op 29 december 2009 uitgebreid met de beide broers te bespreken en heeft nagelaten om klager op bepaalde risico’s/gevolgen te wijzen en zijn wil te controleren (meer specifiek met betrekking tot de kwijtingsbepaling, de bepaling ten aanzien van het gebruiksrecht van het weiland en de vestiging van de derdenhypotheek), volgt het hof - gelet op de gemotiveerde betwisting door de notaris - niet.
5.11.
Tot slot is het hof van oordeel dat, gezien het feit dat klager en de broer op 29 december 2009 volledige wilsovereenstemming hadden bereikt over de ontvlechtingsconstructie (en daarmee indirect over de aan de zaken toe te kennen waarden), het niet aan de notaris was om – zoals ook nog door klaagster was geopperd – nader onderzoek te doen naar de waardestijgingen en-verminderingen van de registergoederen. Gegronde redenen voor weigering van de dienstverlening had de notaris naar het oordeel van het hof niet, althans die zijn het hof niet uit het dossier gebleken.
5.12.
Het vorenstaande brengt met zich dat het hof, anders dan de kamer in de bestreden beslissing en het hof in zijn beslissing van 12 mei 2015, van oordeel is dat de notaris niet onzorgvuldig heeft gehandeld. Dit betekent dat de klacht 532869/NT 12-74 met de nummers 1 tot en met 15 ongegrond is en de beslissing van 12 mei 2015 in die zin dient te worden herzien.
5.13.
Voor het overige, met uitzondering van de opgelegde maatregel, laat het hof de beslissing van 12 mei 2015 in stand.
Maatregel
5.14.
Evenals het hof in de beslissing van 12 mei 2015 heeft gedaan, ziet het hof aanleiding om de notaris één maatregel op te leggen en niet, zoals de kamer heeft gedaan, per gegrond verklaarde klacht een aparte maatregel te geven.
5.15.
Nu de klacht 532869/NT 12-74 met de nummers 1 tot en met 15 in zijn geheel ongegrond is, is het hof van oordeel dat aan de notaris een lichtere maatregel dient te worden opgelegd.
5.16.
Gelet op de aard van de (deels) gegrond verklaarde klachten, te weten de klachten met nummers 532874/NT 12-75, 542872/NT 13-39 en 534336/NT 13-2, en de ernst van de geconstateerde feiten, acht het hof de maatregel van berisping passend en geboden. Het hof zal de beslissing van 12 mei 2015 ook op dit punt herzien.
5.17.
Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan buiten beschouwing blijven omdat het niet van belang is voor de beslissing in deze zaak.
5.18.
Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.
6. De beslissing
Het hof:
- herziet zijn beslissing van 12 mei 2015, voor zover daarin de klacht 532869/NT 12-74
met de nummers 1 tot en met 15 gegrond is verklaard en aan de notaris de maatregel van
ontzetting uit het ambt is opgelegd;
- verklaart de klacht 532869/NT 12-74 met de nummers 1 tot en met 15 ongegrond;
- legt aan de notaris de maatregel van berisping op;
- houdt zijn beslissing van 12 mei 2015 voor het overige in stand.
Deze beslissing is gegeven door mrs. J.H. Lieber, A.C. Faber en M. Bijkerk en in het openbaar uitgesproken op 13 juni 2017 door de rolraadsheer.