Einde inhoudsopgave
Cessie (O&R nr. 70) 2012/II.13
II.13 Profit extraction
mr. M.H.E. Rongen, datum 01-10-2011
- Datum
01-10-2011
- Auteur
mr. M.H.E. Rongen
- JCDI
JCDI:ADS359872:1
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Algemeen
Ondernemingsrecht / Algemeen
Goederenrecht / Verkrijging en verlies
Voetnoten
Voetnoten
Daarbij kan o.a. worden gedacht aan: (i) betalingen aan de investeerders in de door het SPV uitgegeven effecten, liquidity providers, credit enhancers en hedgewederpartijen, (ii) verschuldigde vergoedingen aan de directors van het SPV, de administrator van het SPV en de servicer, (iii) stortingen in het ‘reserve fund’ en (iv) allerhande operationele kosten. Deze betalingen en reserveringen geschieden maandelijks, kwartaallijks, halfjaarlijks of jaarlijks, dan wel in een combinatie daarvan.
Vgl. Fitch Ratings, Structured Finance, EMEA cash RMBS structural overview, May 2009, p. 25-26.
Over het algemeen is de hoofdsom van de door het SPV uitgegeven effecten min of meer gelijk aan de totale hoofdsom die onder de geëffectiseerde vorderingenportefeuille verschuldigd is. De op de vorderingenportefeuille te ontvangen rente wordt door het SPV aangewend voor de betaling van rente op de effecten en de voldoening van operationele kosten.
Zoals een voorziening voor dubieuze debiteuren.
Zie Practical Law Company 2010, p. 18; Wood 2007a, nr. 7-031; Dolan & VanLeer Davis 2006, p. 10.22-23; Ferguson 1991, p. 299-302; Staveley 1990, p. 58-66 en Terrington 1990, p. 212-219.
Profit extraction methoden kunnen bijvoorbeeld van belang zijn voor de vraag of het SPV volgens de toepasselijke accountancystandaarden door de originator dient te worden geconsolideerd en voor de vraag of de in de securitisation betrokken vorderingen van de commerciële balans van de originator kunnen worden verwijderd (‘derecognition’). Zie hiervoor: nrs. 36 en 46.
Ook wel deferred consideration genoemd.
De DPP is het laatste item in de ‘interest priority of payments’, zie nr. 139 onder (iv).
Het is ook mogelijk dat het SPV de swap(s) aangaat met een andere financiële instelling (voorzien van een hoge rating) waarna deze instelling met de originator een tegengestelde (back-to-back) swap afsluit.
Zie § III.3.4.4.
Overigens zij opgemerkt dat de in securitisations gebruikte swaps verschillende vormen kunnen aannemen. Zie nr. 286 en nr. 191 in verband met de ‘cash-flow swap’.
Dit betreft een vorm van credit enhancement van het SPV, zie hierna: nr. 321.
Zie nr. 36.
Zie art. 4 lid 2 (a) Regeling securitisaties Wft 2010.
Zie § II.9.
De lening wordt onder andere achtergesteld bij de schulden uit hoofde van de door het SPV uitgegeven effecten.
Bij deze aanloopkosten kan onder andere worden gedacht aan verzekeringspremies die in het kader van de credit enhancement moeten worden betaald aan kredietverzekeraars, vergoedingen die moeten worden betaald aan het emissiesyndicaat dat de ABS onderbrengt bij beleggers en honoraria voor de rating agencies en voor juridische en fiscale advisering. De achtergestelde lening kan bovendien onderdeel zijn van de ‘financial support’ van het SPV. De opbrengst van de achtergestelde lening kan worden aangewend om een ‘reserve fund’ geheel of gedeeltelijk mee vol te storten. Zie nr. 318.
188. Inleiding. Het is gebruikelijk dat hetgeen in een bepaalde periode overblijft van de op de geëffectiseerde vorderingen geïnde bedragen, nadat het SPV de voor die periode vereiste betalingen en reserveringen heeft verricht,1 de zogenoemde excess spread of het residual, ten goede van de originator komt. Hetzelfde geldt voor hetgeen na afloop van de transactie aan gelden of vorderingen in het SPV achterblijft. Aldus komt de overwaarde die in de transactie aanwezig is toe aan de originator. Het is echter ook mogelijk dat de overwaarde ten goede komt van een derde-investeerder via een investering in een ‘subordinated loan’ of een ‘equity note’ of ‘residual certificate’.2
In geval van de securitisation van rentedragende vorderingen is de overwaarde meestal gelegen in het feit dat de op de vorderingen genoten rente-inkomsten de financieringslasten en de overige operationele kosten van het SPV overtreffen.3 In geval van niet-rentende vorderingen kan de overwaarde worden veroorzaakt doordat het disconto dat op de vorderingen wordt ingehouden mede voorzieningen4 omvat die uiteindelijk niet (volledig) door het SPV worden aangewend. De teruggeleiding van gelden en/of vorderingen van het SPV naar de originator wordt profit extraction genoemd en kan op verschillende manieren plaatsvinden.5 De keuze voor een bepaalde methode van profit extraction wordt vooral ingegeven door fiscale, jaarrekeningtechnische, transactietechnische en mogelijk ook toezichttechnische overwegingen. In het bijzonder dient een dubbele belastingheffing over het ‘residual’ te worden voorkomen, dat wil zeggen een belastingheffing zowel op het niveau van het SPV als op het niveau van de originator.
Hieronder volgt een overzicht van een aantal methoden van profit extraction. Daarbij zal worden aangegeven welke methoden tot op heden in Nederlandse securitisations zijn gebruikt. De fiscale en jaarrekeningtechnische implicaties van profit extraction vallen buiten het bestek van dit boek en zullen daarom niet worden besproken.6
189. Deferred Purchase Price (‘DPP’). Bij de vaststelling van de door het SPV voor de vorderingen te betalen koopprijs, kan rekening worden gehouden met de overwaarde die daarin mogelijk besloten ligt. Zo kan in geval van de securitisation van rentedragende vorderingen (uit hoofde van bv. hypothecaire leningen) de koopprijs bestaan uit twee gedeelten. Het grootste deel van de koopprijs wordt bij aanvang van de transactie door het SPV aan de originator betaald (de zogeheten ‘initial purchase price’). Dit deel betreft een vast bedrag dat min of meer gelijk is aan het totaalbedrag van de hoofdsommen die onder de vorderingen verschuldigd zijn. Vervolgens wordt overeengekomen dat de bedragen die in een bepaalde periode van de rente-inkomsten overblijven nadat het SPV aan zijn verplichtingen heeft voldaan, aan de originator/seller zullen worden uitgekeerd bij wijze van uitgestelde koopprijsbetalingen. Dit deel van de koopprijs is de zogeheten deferred purchase price7 en is periodiek door het SPV verschuldigd afhankelijk van de vraag of er gelden beschikbaar.8 De omvang van deze betalingen staat op voorhand niet vast. Deze techniek van profit extraction is (meestal in combinatie met een renteswap (zie hierna)) in nagenoeg alle Nederlandse securitisations toegepast.
190. Renteswaps. De profit extraction kan ook plaatsvinden met behulp van een of meer renteswaps die het SPV met de originator aangaat.9 Primair heeft een renteswap tot doel om het SPV te beschermen tegen een mogelijk renterisico.10 Een renteswap kan echter ook worden gebruikt als methode van profit extraction. Vereenvoudigd weergegeven verbindt de originator zich in dat geval tot periodieke betaling van een bedrag dat is gerelateerd aan o.a. de rente die het SPV in dezelfde periode moet betalen aan de investeerders in de ABS. Het SPV verbindt zich op zijn beurt tegenover de originator tot periodieke betaling van een bedrag dat is gerelateerd aan o.a. de gemiddelde rente (‘blended rate’) die op de aan het SPV overgedragen vorderingenportefeuille verschuldigd is. Economisch bezien worden twee geldstromen ter zake van rentebetalingen met elkaar geruild (“geswapt”).11 Afgesproken wordt dat alleen het saldo van beide betalingsverplichtingen verschuldigd zal zijn, wat betekent dat slechts een partij onder de swap effectief een betaling dient te verrichten (‘netting’). Zolang de rente op de aan het SPV overgedragen vorderingen hoger is dan de rente die het SPV verschuldigd is op de uitgegeven effecten en de overige (operationele) kosten van het SPV, zal per saldo alleen het SPV een betalingsverplichting hebben. Het eindresultaat van de swap is, dat de ‘spread’ tussen grosso modo de rente op de geëffectiseerde vorderingen en de rentelasten en overige operationele kosten van het SPV – de overwaarde in de transactie – door middel van de swap ten goede komt van de originator.
Ook in Nederlandse securitisations van hypotheekvorderingen (RMBS) is het gebruikelijk dat het SPV met de originator een renteswap aangaat. Door de swap wordt echter niet de gehele overwaarde die in het SPV aanwezig is, aan het SPV onttrokken. Meestal wordt op de betalingsverplichting van het SPV onder de swap een bedrag in mindering gebracht dat het SPV nodig heeft om bepaalde operationele kosten te voldoen, alsmede een bepaalde marge (de zogeheten excess margin) die ervoor zorgt dat het SPV een gedeelte van de ‘spread’ tussen zijn rente-inkomsten en zijn rentelasten en overige operationele kosten, kan aanwenden om verliezen mee op te vangen (men spreekt wel van een ‘Dutch swap’).12 Hetgeen na compensatie van geleden verliezen van deze gelden overblijft, wordt uiteindelijk in de vorm van ‘deferred purchase price’ aan de originator/seller uitgekeerd.
191. Cash-flow swap. De profit extraction kan ook plaatsvinden in het kader van een zogeheten cash flow swap. In vereenvoudigde vorm komt een cash flow swap op het volgende neer. Het SPV betaalt aan de originator periodiek (bv. maandelijks) de inkomsten die het SPV in die periode heeft genoten, waarbij in het bijzonder moet worden gedacht aan de hoofdsom- en rentebetalingen die zijn ontvangen van de schuldenaren van de in de securitisation opgenomen vorderingen en aan rente op transactierekeningen. De originator is op zijn beurt gehouden om op de relevante betaaldagen van de ABS (bv. kwartaallijks) aan het SPV een bedrag te betalen gelijk aan onder meer het bedrag dat het SPV op die betaaldagen aan hoofdsom en rente op de effecten moet betalen. De betalingsverplichting van de originator is evenwel beperkt tot de bedragen die de originator op grond van de cash flow swap van het SPV heeft ontvangen. Op deze wijze wordt bereikt dat de originator niet het kredietrisico van de vorderingenportefeuille terugneemt. De beperking van de betalingsverplichting leidt ertoe dat kredietverliezen worden gedragen door het SPV (en uiteindelijk de investeerders in de ABS). Wel wordt door middel van de swap o.a. bereikt dat de overwaarde die in de transactie zit ten goede van de originator komt.
192. Dividend op aandelen. De overwaarde (winst) die in het SPV aanwezig is, kan ook aan de originator worden uitgekeerd in de vorm van dividend op (preferente) aandelen. Bij de toepassing van deze techniek zal er wel voor moeten worden gewaakt, dat de ‘off-balance’ behandeling van de securitisation, indien deze gewenst is, niet in de weg wordt gestaan als gevolg van het feit dat de originator een aandelenbelang heeft in het SPV.
Indien de securitisation ‘off-balance’ dient te zijn, mag het aandelenbelang niet dusdanig zijn dat de originator een “overheersende zeggenschap” over het SPV heeft. Is dat wel het geval dan dient de jaarrekening van het SPV te worden geconsolideerd in die van de originator.13
Voor financiële ondernemingen geldt dat als zij een vermindering van het kapitaalbeslag willen realiseren, zij geen aandelenbelang in het SPV mogen hebben, op geen andere wijze gerechtigd mogen zijn tot een eigendomsbelang in het SPV en geen beleidsbepalende zeggenschap over het SPV mogen uitoefenen.14
193. Vergoedingen (fees). Voorts kan de overwaarde aan het SPV worden onttrokken in de vorm van vergoedingen voor verschillende diensten die de originator in het kader van de securitisation aan het SPV verleent. Denk bijvoorbeeld aan de diensten die de originator in zijn hoedanigheid van servicer en/of administrator verricht ter zake van het beheer en de inning van de geëffectiseerde vorderingen en de administratie van het SPV.15 Hiervoor worden door het SPV servicing en administration fees betaald. Bovendien kan de originator periodiek een vergoeding worden toegekend voor het arrangeren van de securitisationtransactie voor het SPV en eventueel voor het genereren van nieuwe vorderingen die ten behoeve van het SPV in de securitisation worden betrokken (arrangement en brokerage fees). De vergoedingen kunnen bestaan uit een vaste component en een variabele component. Het variabele gedeelte kan worden afgestemd op de overwaarde die in het SPV aanwezig is.
194. Rentevergoeding ter zake van achtergestelde geldlening. Profit extraction kan ook plaatsvinden in het kader van een door de originator aan het SPV te verstrekken achtergestelde geldlening (subordinated loan). Het is mogelijk dat de originator het SPV bij aanvang van de transactie een langlopende achtergestelde lening16 verstrekt ter financiering van bepaalde kosten die het SPV in de beginfase van de securitisation maakt en teneinde ‘credit enhancement’ te bieden.17 Ter compensatie van het hogere kredietrisico verbonden aan het achtergestelde karakter van de geldlening, wordt de originator een relatief hoge rentevergoeding toegekend. De hoogte van de rentevergoeding kan afhankelijk worden gesteld van de winst die door het SPV wordt behaald. In dat geval is sprake van een “winstdelende” lening. De overwaarde die in het SPV wordt gerealiseerd, de winst, kan op deze wijze geheel of gedeeltelijk worden teruggeleid naar de originator.
195. “Parallelle” lening. Een parallelle lening (parallel loan) betreft een met de renteswap vergelijkbare methode van profit extraction en komt in hoofdlijnen op het volgende neer. Het SPV verstrekt een lening aan de originator tegen een rentevergoeding die min of meer gelijk is aan de rente die het SPV op de ABS moet vergoeden. De originator verstrekt op zijn beurt het SPV een lening tegen een rente die is gerelateerd aan de gemiddelde rente (‘blended rate’) die op de geëffectiseerde vorderingenportefeuille verschuldigd is. De hoofdsommen van beide leningen zijn gelijk en worden met elkaar verrekend; enkel de hoogte van de rentevergoedingen verschilt. Het eindresultaat van deze transactie is hetzelfde als in geval van de toepassing van een renteswap.
196. Call optie. Het is mogelijk dat het SPV de originator een call optie toekent ten aanzien van de aan het SPV overgedragen vorderingen, die kan worden uitgeoefend indien het SPV aan zijn verplichtingen onder de ABS heeft voldaan. Indien de originator de optie uitoefent, is het SPV gehouden de nog in het SPV aanwezige vorderingen terug over te dragen aan de originator. Ook is het mogelijk dat de originator een call optie verkrijgt op de aandelen in het SPV, welke optie eveneens uitoefenbaar is op het moment dat de investeerders in de ABS volledig zijn voldaan.
Voor financiële ondernemingen die door middel van securitisation het kapitaalbeslag willen verminderen, geldt als een van de voorwaarden daarvoor, dat de originator geen directe of indirecte beschikkingsmacht over de overgedragen vorderingen heeft. Zie art. 6:3 (b) Regeling solvabiliteitseisen voor het kredietrisico. Volgens de toelichting betekent dit dat de originator geen call-optie op de vorderingen mag hebben, afgezien van de in art. 6:5 lid 3 toegestane ‘clean-up calls’.