HR (P-G), 21-09-2010, nr. 09/02287
ECLI:NL:PHR:2010:BO4639
- Instantie
Hoge Raad (Procureur-Generaal)
- Datum
21-09-2010
- Zaaknummer
09/02287
- Conclusie
Mr. Vellinga
- LJN
BO4639
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:PHR:2010:BO4639, Conclusie, Hoge Raad (Procureur-Generaal), 21‑09‑2010
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2010:BO4639
Conclusie 21‑09‑2010
Mr. Vellinga
Partij(en)
Conclusie inzake:
[verdachte]
1.
Verdachte is door het Gerechtshof te Amsterdam veroordeeld bij arrest van 27 november 2008.
2.
Namens verdachte heeft mr. E. Oversier, advocaat te Hoofddorp, drie middelen van cassatie voorgesteld.
Het eerste middel
3.
Het middel klaagt over de verwerping van een beroep op niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de vervolging.
4.
Voor niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie in de vervolging is alleen plaats ingeval sprake is van een vormverzuim waarbij de met de opsporing of vervolging belaste ambtenaren ernstig inbreuk hebben gemaakt op beginselen van een behoorlijke procesorde waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekortgedaan (HR 30 maart 2004, LJN AM2533, NJ 2004, 376 m.nt. YB, rov. 3.6.5).
5.
's Hofs oordeel dat een veroordeling door de Rechtbank op basis van onvoldoende onderzoek door de politie niet tot gevolg kan hebben dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk wordt verklaard, zoals door de raadsman bepleit, omdat dit standpunt geen steun vindt in het recht, getuigt in het licht van het voorgaande niet van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk.
6.
Het middel faalt.
Het tweede middel en het derde middel
7.
De middelen klagen over ontoereikende verwerping van ter terechtzitting in hoger beroep gevoerde verweren. Uit het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep blijkt echter niet dat die verweren zijn gevoerd. Daarom falen deze middelen bij gebrek aan feitelijke grondslag.
8.
De middelen kunnen worden afgedaan met de in art. 81 RO bedoelde motivering.
9.
Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen heb ik niet aangetroffen. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG