Hof 's-Gravenhage, 26-09-2003, nr. 2200459302
ECLI:NL:GHSGR:2003:AN7586
- Instantie
Hof 's-Gravenhage
- Datum
26-09-2003
- Zaaknummer
2200459302
- LJN
AN7586
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSGR:2003:AN7586, Uitspraak, Hof 's-Gravenhage, 26‑09‑2003; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2004:AP4206
Conclusie in cassatie: ECLI:NL:PHR:2004:AP4206
Uitspraak 26‑09‑2003
Inhoudsindicatie
Verdachte heeft gedurende een lange periode deelgenomen aan een gestructureerd crimineel samenwerkingsverband dat zich bezighield met het buiten het grondgebied van Nederland brengen van grote hoeveelheden hard- en softdrugs en het verrichten van voorbereidings- en/of bevorderingshandelingen met betrekking tot de vervaardiging van hoeveelheden van synthetische drugs.
Partij(en)
parketnummer 1015003799
datum uitspraak 26 september 2003
tegenspraak
GERECHTSHOF TE 'S-GRAVENHAGE meervoudige kamer voor strafzaken
ARREST
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank te Rotterdam van 17 oktober 2002 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte]
1. Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van 13 januari 2003, 27 januari 2003, 17 maart 2003, 18 maart 2003, 28 maart 2003, 7 april 2003, 11 april 2003, 22 april 2003, 28 april 2003, 8 september 2003, 9 september 2003, 11 september 2003 en 12 september 2003.
2. Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen bij inleidende dagvaarding, zoals op de voet van artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering nader omschreven, vermeld staat, waarvan een kopie in dit arrest is gevoegd.
3. Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 1 voorzover het betreft het leidinggeven aan een criminele organisatie, 6, 7, 8 primair, 9 primair en 11 primair en subsidiair tenlaste-gelegde vrijgesproken en terzake van het onder 1, 2, 3 primair, 4 primair, 5 primair, 8 subsidiair, 9 subsidiair, 10 en 12 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van elf jaren, met aftrek van voorarrest, alsmede tot een geldboete van € 200.000,00, subsidiair één jaar hechtenis, met beslissing omtrent het inbeslaggenomene als vermeld in het vonnis.
De verdachte en de officier van justitie hebben tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
4. Verweer met betrekking tot de vordering nadere omschrijving tenlastelegging
De verdediging heeft gesteld dat de vordering nadere omschrijving tenlastelegging alsnog door het hof moet worden afgewezen en daartoe aangevoerd hetgeen op pagina 1 en 2 onder I A. van de ter terechtzitting overgelegde pleitnota is weergegeven.
Het hof verwerpt dit verweer en overweegt daarbij als volgt. Niet kan worden gezegd dat door het toewijzen van de vordering nadere omschrijving elk verband tussen de daarin omschreven feiten en de feiten omschreven in de summiere tenlastelegging is komen te ontbreken.
Het hof merkt in dit verband nog op dat de zaken Groesbeek en Stiens reeds worden genoemd bij feit 1 van de summiere tenlastelegging.
Voorts verwerpt het hof de stelling dat de officier van justitie ten onrechte gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om eerst met een summiere tenlastelegging te komen. De vrijheid die het openbaar ministerie heeft bij de keuze van de dagvaardingsmodaliteit vindt zijn begrenzing in de beginselen van de goede procesorde. Schending van deze beginselen is niet aannemelijk geworden. De officier van justitie heeft in redelijkheid tot de door hem gemaakte keuze kunnen besluiten.
Het vorenstaande brengt mee dat het verzoek om heropening van het onderzoek ter zitting wordt afgewezen.
5. Beslissing op een nog openstaand getuigeverzoek
Met betrekking tot het verzoek [naam] als getuige te doen horen
Het hof wijst het verzochte verhoor van [naam] af, nu deze persoon in een eerdere fase bij wege van een rogatoire commissie in Groot-Brittannië door de rechter-commissaris is gehoord, waarbij de raadsman van de verdachte in de gelegenheid is geweest vragen te stellen. Niet aannemelijk is geworden dat deze persoon bij hernieuwd verhoor nader zou verklaren. Hetgeen de verdediging op dit punt heeft gesteld komt het hof speculatief voor.
Het hof is van oordeel dat redelijkerwijs valt aan te nemen dat door de hiervoor genoemde beslissing noch het openbaar ministerie in zijn vervolging noch de verdachte in zijn verdediging wordt geschaad.
6. Geldigheid van de inleidende dagvaarding
- A.
De verdediging doet een beroep op nietigheid van de inleidende dagvaarding ten aanzien van het onder 1 (140-Fiets) tenlastegelegde in verband met schending van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering, een en ander zoals op pagina 9 onder III a van de pleitnota is weergegeven.
Het hof verwerpt de stelling van de verdediging. Het hof is van oordeel dat de tenlastelegging op het onderhavige punt voldoet aan de wettelijke eisen. Bovendien heeft de verdachte er geen blijk van gegeven niet te begrijpen wat hem hier wordt verweten.
- B.
Naar het oordeel van het hof is de valsheid c.q. vervalsing ten aanzien van het onder 10 (Vals paspoort) tenlastegelegde feit onvoldoende feitelijk omschreven.
Hieruit volgt dat de tenlastelegging op dit punt niet voldoet aan de eisen van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering, zodat de inleidende dagvaarding in zoverre nietig zal worden verklaard.
7. Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in zijn vervolging
De verdediging heeft betoogd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in zijn vervolging moet worden verklaard en heeft daartoe aangevoerd hetgeen op dit punt is vermeld op de pagina's 2 tot en met 6 onder B. De Blauwe Hoef in de pleitnota.
Het hof verwerpt dit verweer in al zijn onderdelen en overweegt daarbij als volgt.
Nu de onderhavige gegevens uiteindelijk ter beschikking van de verdediging zijn gesteld moet het beroep reeds om die reden worden verworpen. Dat de officier van justitie daaraan voorafgaand niet geheel consequent zijn standpunten heeft bepaald kan daaraan niet afdoen.
8. Beoordeling van het vonnis
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
9. Vrijspraak
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 6 (Spa), 7 primair en subsidiair (Sion), 8 primair (Duinkerken), 9 primair (Duinkerken) en 11 primair en subsidiair (Groesbeek) is tenlastegelegd.
De verdachte moet derhalve hiervan worden vrijgesproken.
10. Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 (140-Fiets), 2 (Delft), 3 primair (Dreumel), 4 primair (Dreumel), 5 primair (Sandelinghe), 8 subsidiair (Duinkerken), 9 subsidiair (Duinkerken) en 12 (Stiens) tenlastegelegde heeft begaan op de wijze als is vermeld in de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt.
Hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
11. Bewijsverweer
De verdediging heeft een beroep gedaan op bewijsuitsluiting, een en ander als nader op de pagina's 17 tot en met 19 onder VI ad feit 5 (Sandelinghe) van de pleitnota omschreven.
Het hof verwerpt dit verweer en neemt hier over hetgeen door de rechtbank dienaangaande in het vonnis op de pagina's 3 en 4 is overwogen.
12. Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit arrest gehechte bijlage worden opgenomen.
13. Nadere bewijsoverweging ten aanzien van feit 2 (Delft)
Verdachte heeft verklaard -zakelijk weergegeven- dat hij weliswaar bemoeienis heeft gehad met de aankoop van aceton, doch dat dit uitsluitend geschiedde bij wijze van bemiddeling tussen [naam] en [naam], zulks ten behoeve van het bedrijf van laatstgenoemde in Bosnië, en dat hij, verdachte, pas achteraf heeft begrepen dat de aceton voor de productie van drugs was bedoeld.
Het hof acht -mede bezien in het licht van de op de andere bewezenverklaarde feiten betrekking hebbende bewijsmiddelen- de onderhavige verklaring van de verdachte ongeloofwaardig. Feiten of omstandigheden die deze verklaring zouden kunnen staven zijn onvoldoende aannemelijk geworden.
14. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
Deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Het onder 2 en 12 bewezenverklaarde levert op:
Medeplegen van: om een feit, bedoeld in het derde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en te bevorderen,
- -
zich of een ander gelegenheid en middelen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen;
en
- -
voorwerpen, stoffen en gelden voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit, meermalen gepleegd.
Het onder 3 primair, 5 primair en 8 subsidiair bewezen-verklaarde levert op:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, eerste lid, onder A van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Het onder 4 primair en 9 subsidiair bewezenverklaarde levert op:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, eerste lid, onder A van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
15. Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
16. Beroep op strafvermindering ex artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering
De verdediging heeft een beroep op strafvermindering gedaan, een en ander zoals nader omschreven in de pleitnota.
Het hof verwerpt dit beroep en overweegt daarbij als volgt.
Met betrekking tot de stukken van 'De Blauwe Hoef' herhaalt het hof hier hetgeen op dit punt onder nummer 7 van dit arrest is overwogen.
Met betrekking tot 'De kliklijn' neemt het hof hier over hetgeen de rechtbank op dit punt in haar vonnis op pagina 2 heeft overwogen.
17. Strafmotivering
De advocaat-generaal mr Van der Horst heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte terzake van het onder 1, 2, 3 primair, 4 primair, 5, 8, 9, 10 en 12 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van veertien jaren, met aftrek van voorarrest, alsmede tot een geldboete van € 250.000,00, subsidiair hechtenis.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft gedurende een lange periode deelgenomen aan een gestructureerd crimineel samenwerkingsverband dat zich bezighield met het buiten het grondgebied van Nederland brengen van grote hoeveelheden hard- en softdrugs en het verrichten van voorbereidings- en/of bevorderingshandelingen met betrekking tot de vervaardiging van hoeveelheden van synthetische drugs.
Handelingen als de thans bewezenverklaarde feiten leiden tot het gebruik van verdovende middelen, waardoor de volksgezondheid ernstig wordt bedreigd en waardoor ook het plegen van vermogensdelicten door de gebruikers, teneinde de voor het gebruik benodigde gelden te verkrijgen, wordt bevorderd.
Door aldus te handelen heeft verdachte doelbewust op wederrechtelijke wijze zeer groot financieel voordeel nagestreefd. Gelet op de grote schaal waarop die organisatie haar strafbare activiteiten heeft ontplooid, een en ander zoals ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken, is het hof van oordeel dat door de wijze van handelen van de zijde van de verdachte in de onderhavige zaak sprake is van een zeer ernstige inbreuk op de bestaande rechtsorde.
Voorts is komen vast te staan dat de verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel uit het Justitieel Documentatie-register d.d. 5 september 2003, al eens is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke feiten, hetgeen hem er kennelijk niet van heeft weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Het hof is dan ook van oordeel dat alleen een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende reactie vormt.
18. Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 47, 57 en 140 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 3, 10, 10a en 11 van de Opiumwet.
Beslissing
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart de inleidende dagvaarding ten aanzien van feit 10 (Vals paspoort) nietig.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 6 (Spa), 7 primair en subsidiair (Sion), 8 primair (Duinkerken), 9 primair (Duinkerken) en 11 primair en subsidiair (Groesbeek) tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 (140-Fiets), 2 (Delft), 3 primair (Dreumel), 4 primair (Dreumel), 5 primair (Sandelinghe), 8 subsidiair (Duinkerken), 9 subsidiair (Duinkerken) en 12 (Stiens) tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar terzake van het bewezen-verklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van ELF JAREN.
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mrs Wurzer, Van der Putten-Göbbels en De Groot, in bijzijn van de griffiers mrs Couvret en Prinsen. Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 26 september 2003.