RAV 2022/84
Effectenlease. Wanneer is sprake van beleggingsadvies bij effectenlease? Moet op de in het arrest B/Dexia beschreven wijze worden afgeweken van het hofmodel als een tussenpersoon in strijd met art. 41 NR 1999 als orderremisier een effectenleaseovereenkomst tot stand heeft gebracht zonder daarbij te adviseren?
HR 10-06-2022, ECLI:NL:HR:2022:862
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
10 juni 2022
- Magistraten
Mrs. M.V. Polak, F.J.P. Lock, A.E.B. ter Heide, S.J. Schaafsma, F.R. Salomons
- Zaaknummer
21/02798
- Conclusie
plv. P-G mr. M.H. Wissink
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS676922:1
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Verbintenissenrecht / Overeenkomst
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2022:862, Uitspraak, Hoge Raad, 10‑06‑2022
ECLI:NL:PHR:2022:19, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 07‑01‑2022
- Wetingang
Art. 41 NRgte 2002 (NR 1999); art. 6:101 BW
Essentie
Effectenlease. Beleggingsadvies. Vergunningsplicht orderremisier.
Wanneer is sprake van beleggingsadvies bij effectenlease? Moet op de in het arrest B/Dexia beschreven wijze worden afgeweken van het hofmodel als een tussenpersoon in strijd met art. 41 NR 1999 als orderremisier een effectenleaseovereenkomst tot stand heeft gebracht zonder daarbij te adviseren?
Samenvatting
Verweerder heeft in 1999 een effectenleaseovereenkomst gesloten bij (een rechtsvoorganger van) Dexia. De overeenkomst is gesloten via een tussenpersoon die niet beschikte over een voor beleggingsadvieswerk benodigde vergunning, aldus verweerder. Na met de restschuld te zijn geconfronteerd, heeft verweerder tijdig een opt-out-verklaring ingediend om niet gebonden te zijn aan de ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.