Einde inhoudsopgave
Regeling Pensioenwet BES
Artikel 18a Vrijstelling termijn kortetermijnherstelplan
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2016
- Bronpublicatie:
23-06-2016, Stcrt. 2016, 34183 (uitgifte: 30-06-2016, regelingnummer: 2016-0000146785)
- Inwerkingtreding
01-07-2016
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
23-06-2016, Stcrt. 2016, 34183 (uitgifte: 30-06-2016, regelingnummer: 2016-0000146785)
- Vakgebied(en)
Pensioenen / Toezicht
1.
Voor een pensioenfonds dat een kortetermijnherstelplan als bedoeld in artikel 16b, tweede lid, van de Pensioenwet BES heeft ingediend, geldt met inachtneming van dit artikel, een verlenging van de looptijd met maximaal twee jaar indien het pensioenfonds een herzien kortetermijnherstelplan indient uiterlijk vier maanden voor de afloop van de termijn van het oorspronkelijke kortetermijnherstelplan.
2.
In het herziene kortetermijnherstelplan wordt opgenomen:
- a.
door welke maatregelen het fonds, zo nodig met vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten, in uiterlijk vijf jaar na de ingangsdatum van het oorspronkelijke kortetermijnherstelplan zal voldoen aan de artikelen 13 en 13d van de Pensioenwet BES; en
- b.
welke aanvullende maatregelen, waaronder zo nodig verdergaande vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten, genomen kunnen worden om opnieuw op een haalbaar herstelpad te komen indien gedurende de verlengde looptijd van het herziene kortetermijnherstelplan alsnog blijkt dat naar verwachting niet zal kunnen worden voldaan aan de eis dat de technische voorzieningen volledig door waarden worden gedekt.
3.
De maatregelen, bedoeld in het tweede lid, voldoen aan de volgende eisen:
- a.
indien ten tijde van de indiening van het herziene kortetermijnherstelplan geconstateerd wordt dat een vermindering noodzakelijk is, wordt in het herziene kortetermijnherstelplan een voorgenomen vermindering opgenomen, die wordt doorgevoerd uiterlijk per 1 april 2017 en die voldoende is om naar verwachting uiterlijk per 31 december 2018 te voldoen aan de eis dat de technische voorzieningen volledig door waarden worden gedekt;
- b.
indien uit de evaluatie op basis van de gegevens uiterlijk per 31 december 2016, blijkt dat:
- 1°
volstaan kan worden met een beperktere vermindering dan bedoeld onder a, omdat het pensioenfonds dit tot genoegen van De Nederlandsche Bank kan aantonen op basis van de feitelijke ontwikkeling van de dekkingsgraad, wordt per 1 april 2017 die beperktere vermindering doorgevoerd; of
- 2°
een grotere vermindering noodzakelijk is, wordt de onder a bedoelde vermindering doorgevoerd en wordt de nog aanvullend noodzakelijke vermindering per 1 april 2018 doorgevoerd, mits de gegevens per 31 december 2017 die vermindering nog steeds noodzakelijk maken.
4.
Indien De Nederlandsche Bank gedurende de looptijd van het herziene kortetermijnherstelplan vaststelt dat de feitelijke ontwikkeling van de dekkingsgraad afwijkt van de daarin veronderstelde ontwikkeling, zodanig dat naar verwachting niet aan het einde van de verlengde looptijd zal kunnen worden voldaan aan de eis dat de technische voorzieningen volledig door waarden worden gedekt, wordt uiterlijk:
- a.
per 1 april 2018 een vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten doorgevoerd om de dekkingsgraad op een zodanig niveau te brengen dat naar verwachting opnieuw zal worden voldaan aan de eis dat de technische voorzieningen aan het einde van de verlengde looptijd volledig door waarden worden gedekt; en
- b.
per 1 april 2019 een vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten doorgevoerd om de dekkingsgraad op een zodanig niveau te brengen dat aan het einde van de verlengde looptijd zal worden voldaan aan de eis dat de technische voorzieningen volledig door waarden worden gedekt.
5.
Voor de toepassing van het derde en vierde lid wordt de feitelijke ontwikkeling van de dekkingsgraad vastgesteld op 31 december van enig jaar.
6.
Zo nodig in afwijking van het derde en vierde lid, wordt een vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten die op grond van de feitelijke ontwikkeling van de dekkingsgraad, vastgesteld op de laatste dag van de verlengde looptijd van het herziene kortetermijnherstelplan, noodzakelijk is, uiterlijk drie maanden na afloop van het herziene kortetermijnherstelplan onvoorwaardelijk ingeboekt en geëffectueerd.
7.
In afwijking van de eis, bedoeld in het zesde lid, dat de vermindering binnen drie maanden na afloop van het herziene kortetermijnherstelplan wordt geëffectueerd, kan een pensioenfonds de vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten, bedoeld in het zesde lid, spreiden, indien per 31 december 2018:
- a.
het pensioenfonds op basis van een continuïteitsanalyse aannemelijk heeft gemaakt dat de pensioenregeling structureel zodanig is vormgegeven dat het beoogde pensioenresultaat haalbaar is;
- b.
stijgingen van de levensverwachting ten laste worden gebracht van de toeslagverlening op pensioenaanspraken en pensioenrechten; en
- c.
bij een dekkingsgraad van minder dan 110% geen toeslag wordt verleend.
8.
Een pensioenfonds met een herzien kortetermijnherstelplan waarvan de looptijd eindigt op of na 31 december 2018, kan de vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten, bedoeld in het zevende lid, als volgt spreiden:
- a.
in 2019 kan de vermindering worden beperkt tot hetgeen op grond van het vierde lid wordt geëffectueerd per 1 april 2019, met dien verstande dat indien deze vermindering meer bedraagt dan 7%, de vermindering in 2019 kan worden beperkt tot 7%;
- b.
in 2020 kan de effectuering van de vermindering worden beperkt tot 7%;
- c.
de resterende vermindering wordt geëffectueerd per 1 april 2021.