Einde inhoudsopgave
RvdW 2015/1284
Blowverbod. Art. 3.3.4 APV Rotterdam 2008 stelt OM strafbaar het op of aan de weg, op een andere voor het publiek toegankelijke plaats of in een voor het publiek toegankelijk gebouw middelen als bedoeld in de art. 2 of 3 Opiumwet te gebruiken. Met deze bepaling is het belang van de handhaving van de openbare orde gediend. Gelet op het bepaalde in de art. 149 en 121 Gemeentewet en in aanmerking genomen dat art. 3.3.4 APV Rotterdam 2008 wat betreft bedoeld ‘gebruiken’ de voorschriften van de Opiumwet niet dupliceert, moet worden geoordeeld dat de Raad van de gemeente Rotterdam niet buiten zijn verordenende bevoegdheid is getreden. Gelijk aan ECLI:NL:HR:2015:3031.
HR 17-11-2015, ECLI:NL:HR:2015:3328
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
17 november 2015
- Magistraten
Mrs. W.A.M. van Schendel, H.A.G. Splinter-van Kan, Y. Buruma
- Zaaknummer
14/01220
- Conclusie
A-G mr. A.J. Machielse
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Bijzonder strafrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2015:3328, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 17‑11‑2015
ECLI:NL:PHR:2015:703, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 17‑02‑2015
Essentie
Blowverbod. Art. 3.3.4 APV Rotterdam 2008 stelt o.m. strafbaar het op of aan de weg, op een andere voor het publiek toegankelijke plaats of in een voor het publiek toegankelijk gebouw middelen als bedoeld in de art. 2 of 3 Opiumwet te gebruiken. Met deze bepaling is het belang van de handhaving van de openbare orde gediend. Gelet op het bepaalde in de art. 149 en 121 Gemeentewet en in aanmerking genomen dat art. 3.3.4 APV Rotterdam 2008 wat betreft bedoeld ‘gebruiken’ de voorschriften van de Opiumwet niet dupliceert, moet worden ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.