Drie beginselen van fiscale rechtsbescherming
Einde inhoudsopgave
Drie beginselen van fiscale rechtsbescherming (FM nr. 77) 2000/:Verhandeling
Drie beginselen van fiscale rechtsbescherming (FM nr. 77) 2000/
Verhandeling
Documentgegevens:
Dr. R.H. Happé, datum 06-11-2000
- Datum
06-11-2000
- Auteur
Dr. R.H. Happé
- JCDI
JCDI:ADS397308:1
- Vakgebied(en)
Fiscaal bestuursrecht (V)
Fiscaal procesrecht / Algemeen
Bestuursrecht algemeen / Algemene beginselen van behoorlijk bestuur
Fiscaal bestuursrecht / Algemeen
Fiscaal procesrecht (V)
Fiscaal bestuursrecht / Algemene rechtsbeginselen en abbb
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Een laatste punt van vergelijking tussen algemeen verbindende voorschriften enerzijds en beleidsregels anderzijds ziet op de vraag wat de rechter staat te doen als hij in een bepaald geval een schending van het gelijkheidsbeginsel constateert. Op het eerste gezicht lijkt het antwoord duidelijk: hij dient de ongelijkheid weg te nemen. In de praktijk blijkt dit echter lang niet altijd zo eenvoudig te liggen. Soms vergt de opheffing van de ongelijkheid een dermate grote ingreep in het wettelijke stelsel dat dit aan de wetgever moet worden overgelaten. Ook komt het voor dat allerlei keuzes moeten worden gemaakt over hoe een niet-dis- criminatoire regeling zou moeten luiden. Er doen zich dan situaties voor waarin het volgens de rechter niet meer zijn taak is om deze keuzes te maken. Hij laat deze over aan de wetgever wiens principiële taak dat ook is.
In het vervolg wordt eerst aan de hand van de rechtspraak van de Hoge Raad inzake art. 26 IVBPR een beeld gegeven van de verschillende mogelijkheden die de rechter heeft als hij eenmaal heeft geconstateerd dat er van een ongerechtvaardigde ongelijke behandeling van gelijke gevallen sprake is. Daarbij zal blijken dat de kans op succes voor de individuele belastingplichtige nog niet is gegarandeerd, ook al is de regeling in strijd met het gelijkheidsbeginsel. Dit is niet alleen in kwalitatief maar ook in kwantitatief opzicht het geval. In kwalitatief opzicht zal blijken dat de rechter soms de regeling in stand laat. De belastingplichtige haalt slechts een Pyrrusoverwinning: ondanks het discriminatoire karakter van de regeling blijft zij op zijn situatie van toepassing. In aansluiting hierop komt nog een bijzondere vorm van relatieve rechtstreekse werking aan de orde. Het bijzondere ervan is dat de rechter in het midden laat of een wettelijke regeling een discriminatoir karakter heeft.
Ook in kwantitatief opzicht moeten de verwachtingen van een rechtzoekende van een beroep op art. 26 IVBPR niet al te hoog worden gesteld. Het zal blijken dat de belastingplichtige zelf slechts in een enkel geval wordt recht gedaan. In verreweg de meeste gevallen strandt het beroep hetzij op een rechtvaardigingsgrond hetzij op een toch niet ongedaan maken van de ongelijkheid door de rechter.
Tenslotte zal een vergelijking worden gemaakt met de rechtspraak inzake de beleidsregels. Het feit dat het bij de ene categorie van rechtspraak om toetsing van de wet gaat en bij de andere categorie om toetsing van de toepassing van de wet zal blijken betekenis te hebben voor de houding van de rechter bij het bepalen van de gevolgen van een schending van het gelijkheidsbeginsel.