Vgl. HR 10 juli 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI0773, NJ 2010/212 m.nt. H.J. Snijders.
HR, 24-02-2017, nr. 16/06133
ECLI:NL:HR:2017:304
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
24-02-2017
- Zaaknummer
16/06133
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2017:304, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 24‑02‑2017; (Cassatie, Beschikking)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:10, Gevolgd
ECLI:NL:PHR:2017:10, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 13‑01‑2017
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2017:304, Gevolgd
- Vindplaatsen
Uitspraak 24‑02‑2017
Inhoudsindicatie
Cassatieprocesrecht. Art. 426a lid 1 Rv. Niet-ontvankelijkheid. Verzoekschrift niet ondertekend door advocaat bij de Hoge Raad; hersteltermijn.
Partij(en)
24 februari 2017
Eerste Kamer
16/06133
EV/AR
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[verzoekster],wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
t e g e n
[verweerder],wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
Verzoekster tot cassatie zal hierna worden aangeduid als [verzoekster].
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak 409281 CV EXPL 2663-12 van de kantonrechter te Almelo van 22 oktober 2013;
b. het arrest in de zaak 200.145.110 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 27 september 2016.
Het arrest van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [verzoekster] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal strekt ertoe dat [verzoekster] niet in haar cassatieberoep kan worden ontvangen.
3. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
Het bij brief van 29 november 2016 ingekomen verzoekschrift voldoet niet aan de eisen van art. 426a lid 1 Rv, omdat het niet is ondertekend door een advocaat bij de Hoge Raad. Dit verzuim kan worden hersteld door hetzelfde verzoekschrift binnen twee weken na binnenkomst ter griffie van de Hoge Raad opnieuw in te dienen, maar nu ondertekend door een advocaat bij de Hoge Raad. Van deze mogelijkheid is geen gebruik gemaakt. Dit brengt mee dat [verzoekster] in haar beroep niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
4. Beslissing
De Hoge Raad verklaart [verzoekster] niet-ontvankelijk in haar beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, C.E. du Perron en M.J. Kroeze, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op 24 februari 2017.
Conclusie 13‑01‑2017
Inhoudsindicatie
Cassatieprocesrecht. Art. 426a lid 1 Rv. Niet-ontvankelijkheid. Verzoekschrift niet ondertekend door advocaat bij de Hoge Raad; hersteltermijn.
16/06133
Mr. F.F. Langemeijer
13 januari 2017
Conclusie inzake:
[verzoekster]
tegen
[verweerder]
1. [verzoekster] heeft een vordering ingesteld tegen [verweerder] als gedaagde, tot vergoeding van schade die zij stelt te hebben geleden doordat hij op haar perceel takken van bomen heeft afgezaagd en bomen heeft gekapt. Bij tussenvonnis van 2 juli 2013 heeft de rechtbank Overijssel aan gedaagde bewijs opgedragen. Bij eindvonnis van 22 oktober 2013 heeft de rechtbank de gevorderde vergoeding (in hoofdsom € 7.686,24) toegewezen, met veroordeling van gedaagde in de proceskosten.
2. Op het hoger beroep van gedaagde heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden bij arrest van 27 september 2016 beide vonnissen vernietigd. Opnieuw recht doende, heeft het hof een vergoeding toegewezen van € 280,- plus € 3.650,-, dit laatste bedrag te vermeerderen met BTW. Het hof heeft de proceskosten in eerste aanleg gecompenseerd en [verzoekster] veroordeeld in de kosten van het hoger beroep, aan de zijde van de appellant begroot op in totaal € 3.783,44.
3. Bij brief gedateerd 29 november 2016 heeft [verzoekster] zich tot de Hoge Raad gewend met het verzoek het arrest van 27 september 2016 te vernietigen. Dit verzoekschrift in cassatie was in strijd met art. 426a lid 1 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet ondertekend door een advocaat bij de Hoge Raad. Dit verzuim is niet binnen twee weken hersteld1., hoewel [verzoekster] door de griffie hierop is geattendeerd. Bovendien is een verkeerde rechtsingang gekozen; zie art. 407 lid 1 Rv. Bij brief van 10 december 2016 heeft [verzoekster] in haar verzoek volhard.
4. Om deze reden luidt de conclusie dat [verzoekster] niet in haar cassatieberoep kan worden ontvangen.
De Procureur-Generaal bij de
Hoge Raad der Nederlanden,
plv
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 13‑01‑2017