Einde inhoudsopgave
Richtlijn (EU) 2016/2284 betreffende de vermindering van de nationale emissies van bepaalde luchtverontreinigende stoffen
Artikel 4 Nationale emissiereductieverbintenissen
Geldend
Geldend vanaf 31-12-2016
- Bronpublicatie:
14-12-2016, PbEU 2016, L 344 (uitgifte: 17-12-2016, regelingnummer: 2016/2284)
- Inwerkingtreding
31-12-2016
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
14-12-2016, PbEU 2016, L 344 (uitgifte: 17-12-2016, regelingnummer: 2016/2284)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Lucht
1.
De lidstaten beperken op zijn minst hun jaarlijkse antropogene emissies van zwaveldioxide, stikstofoxiden, vluchtige organische stoffen met uitzondering van methaan, ammoniak, en fijnstof overeenkomstig de nationale emissiereductieverbintenissen die gelden van 2020 tot en met 2029 en vanaf 2030 en verder, zoals vastgesteld in bijlage II.
2.
Onverminderd lid 1 treffen de lidstaten de noodzakelijke maatregelen ter beheersing van hun antropogene emissies van zwaveldioxide, stikstofoxiden, vluchtige organische stoffen met uitzondering van methaan, ammoniak en fijnstof in 2025. De indicatieve niveaus van die emissies worden bepaald aan de hand van een lineair reductietraject dat is vastgesteld tussen hun emissieniveaus als bepaald door de emissiereductieverbintenissen voor 2020 en de emissieniveaus als bepaald door de emissiereductieverbintenissen voor 2030.
Lidstaten kunnen een niet-lineair reductietraject volgen indien dit economisch of technisch gezien efficiënter is, en mits dit vanaf 2025 geleidelijk samenloopt met het lineaire reductietraject en geen afbreuk doet aan een emissiereductieverbintenis voor 2030. lidstaten beschrijven dat niet-lineaire reductietraject en de redenen om dit te volgen in de nationale programma's ter beheersing van de luchtverontreiniging die overeenkomstig artikel 10, lid 1, bij de Commissie moeten worden ingediend.
Indien zij er niet in slagen de emissies in 2025 te beperken overeenkomstig het vastgestelde reductietraject, lichten de lidstaten de redenen van die afwijking alsook de maatregelen die de lidstaten weer op hun traject moeten brengen toe in de daaropvolgende informatieve inventarisrapporten die overeenkomstig artikel 10, lid 2, aan de Commissie bezorgd worden.
3.
Wanneer wordt bekeken of is voldaan aan de leden 1 en 2 worden de volgende emissies niet in aanmerking genomen:
- a)
emissies van vliegtuigen, buiten de landings- en startcyclus;
- b)
emissies van de nationale zeevaart van en naar de in artikel 2, lid 2, genoemde gebieden;
- c)
emissies van de internationale zeevaart;
- d)
emissies van stikstofoxiden en vluchtige organische stoffen met uitzondering van methaan van activiteiten die vallen onder de rapportagenomenclatuur (NFR) van 2014 zoals voorzien door het LRTAP-verdrag, categorieën 3B (mestbeheer) en 3D (landbouwgronden).