Voor de leesbaarheid zijn de gegevens van de omwonenden die deel uitmaken van ‘eisers 1’ in een bijlage bij deze uitspraak opgenomen.
Rb. Midden-Nederland, 26-03-2020, nr. UTR 19/4579, UTR 19/4597 en UTR 19/4966
ECLI:NL:RBMNE:2020:1335
- Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
- Datum
26-03-2020
- Zaaknummer
UTR 19/4579, UTR 19/4597 en UTR 19/4966
- Vakgebied(en)
Omgevingsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBMNE:2020:1335, Uitspraak, Rechtbank Midden-Nederland, 26‑03‑2020; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Uitspraak 26‑03‑2020
Inhoudsindicatie
Wet natuurbescherming. Windpark. Verlening ontheffing van het verbod om vleermuizen en vogels te doden. Belanghebbendheid omwonenden. Verweerder heeft de omwonenden terecht niet-ontvankelijk verklaard. Beroepen ongegrond.
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummers: UTR 19/4579, UTR 19/4597 en UTR 19/4966
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 maart 2020 in de zaken tussen
29 omwonenden, te verschillende plaatsen1., eisers 1
(gemachtigde: mr. A. Kwint-Ocelikova),
[eiser 2/1] en [eiseres 2/2] , eisers 2
en
het college van gedeputeerde staten van de provincie Utrecht, verweerder
(gemachtigde: mr. drs. W. van Dijk).
Als derde-partij heeft aan geding deelgenomen: [derde-partij] B.V., gemachtigde: mr. K. Dankers.
Inleiding
1. [derde-partij] B.V. (hierna: [derde-partij] ) is van plan vier windturbines te bouwen. [derde-partij] heeft voor dit plan op 1 juni 2018 een ontheffing op grond van de Wet natuurbescherming (Wnb) aangevraagd.
2. Op 14 december 2018 heeft verweerder de Wnb-ontheffing aan [derde-partij] verleend. De ontheffing ziet op de verbodsbepalingen uit artikel 3.1, eerste lid van de Wnb en artikel 3.5, eerste lid van de Wnb. Dit betekent dat de ontheffing wordt verleend voor het verbod op het doden van vogels en vleermuizen. Het gaat om 81 vogelsoorten en 4 vleermuissoorten. De ontheffing is geldig in de periode van 1 juni 2020 tot en met 31 december 2048.
3. Eisers 1 en eisers 2 hebben bezwaar gemaakt tegen de ontheffing. Verweerder heeft de bezwaren tegen de ontheffing op 12 september 2019 niet-ontvankelijk verklaard.
4. Eisers 2 hebben verweerder op 4 augustus 2019 in gebreke gesteld. Op27 september 2019 heeft verweerder geweigerd een dwangsom toe te kennen, omdat eiseres 2 niet-ontvankelijk zijn geacht in hun bezwaar tegen de ontheffing.
5. Zowel eisers 1 als eisers 2 hebben vervolgens beroep ingesteld tegen het besluit van
12 september 2019. Eisers 2 hebben daarnaast bezwaar gemaakt tegen het besluit van 27 september 2019. Het bezwaar van eisers 2 tegen het besluit van 12 september 2019 heeft op grond van artikel 4:19, eerste lid, van de Awb mede betrekking op het besluit van 27 september 2019.
6. De beroepen zijn behandeld op de zitting van 11 maart 2019. Namens eisers 1 waren
verschillende personen aanwezig en werd het woord gevoerd door hun gemachtigde en [eiser/eiseres 1/12]
. Eisers 2 waren ook op de zitting aanwezig. Namens verweerder was zijn
gemachtigde aanwezig en ook [derde-partij] heeft zich laten vertegenwoordigen door haar
gemachtigde.
7. In deze uitspraak wordt onderscheid gemaakt tussen eisers 1 en eisers 2. Als gesproken
wordt over ‘eisers’, wordt daarmee de combinatie eisers 1 en eisers 2 bedoeld.
Het geschil
8. In het besluit van 12 september 2019 heeft verweerder eisers niet-ontvankelijk verklaard, omdat zij volgens verweerder geen belanghebbende zijn bij de Wnb-ontheffing. Verweerder baseert dit standpunt op rechtspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, de hoogste rechter in dit soort zaken. Verweerder heeft de bezwaren van eisers daarom niet inhoudelijk beoordeeld.
9. Eisers vinden dat zij wel belanghebbende zijn bij de Wnb-ontheffing. In deze uitspraak wordt later in gegaan op welke redenen zij hiervoor noemen, omdat deze redenen verschillen tussen eisers 1 en eisers 2. Eisers vinden dat verweerder hun bezwaren wel inhoudelijk had moeten beoordelen.
Het toetsingskader
10. De rechtbank beoordeelt of eisers belanghebbende zijn bij de Wnb-ontheffing. Als de uitkomst is dat zij belanghebbende zijn, is het besluit van verweerder van
12 september 2019 verkeerd. Als de uitkomst is dat zij geen belanghebbende zijn, is het besluit juist. De rechtbank stelt hierna vast wat het kader is waarin dit beoordeeld moet worden.
11. Of iemand belanghebbende is, kan verschillen per soort besluit. De Afdeling2.heeft in verschillende uitspraken vastgesteld wat de voorwaarden hiervoor zijn als het gaat om een Wnb-ontheffing. Daarbij is bepaald dat de ruimtelijke uitstraling van het project dat mede door de ontheffing mogelijk wordt gemaakt, niet van belang is. In dit geval betekent dat, dat het niet van belang is dat [derde-partij] windturbines wil bouwen. Het is wel van belang of de handeling waarvoor de Wnb-ontheffing verleend wordt ruimtelijke uitstraling heeft. De handeling is in dit geval het doden van verschillende vogel- en vleermuissoorten. De ruimtelijke uitstraling van die handeling moet effect hebben op de woon- en leefomgevingen van eisers. Daarbij vindt de Afdeling het onder andere van belang op welke afstand de aanvaringen plaatsvinden. [derde-partij] wil windturbines bouwen met een ashoogte van 145 tot 165 meter en een rotordiameter van 150 meter. De aanvaringen vinden daarom plaats in een cirkel van maximaal 75 meter rond de plaats waar de turbine staat.
12. Een Wnb-ontheffing is niet bedoeld om gebieden of mensen te beschermen, maar om bepaalde soorten te beschermen. De Afdeling heeft daarom bepaald3.dat een Wnb-ontheffing maar beperkte ruimtelijke uitstraling heeft. De Afdeling heeft in dezelfde uitspraak ook nog het volgende overwogen: dat soorten die aanvaringsslachtoffer kunnen worden in de woon- en leefomgeving voorkomen, is onvoldoende om te spreken van ruimtelijke uitstraling.
13. Verweerder is in het bestreden besluit van dit kader uit gegaan. De rechtbank is daarom van oordeel dat verweerder van het goede toetsingskader is uitgegaan. Eisers verwijzen ook naar dit kader. Het geschil tussen eisers en verweerder concentreert zich dus vooral op de manier waarop het toetsingskader in hun geval moet worden toegepast.
Overwegingen voor eisers 1
14. Eisers 1 wonen allemaal op ruime afstand van de windturbines komen. De dichtstbijzijnde omwonende die deel uitmaakt van eisers 1, woont op ongeveer 780 meter. Ter zitting hebben eisers 1 ook toegelicht dat hun standpunt niet is dat ze zicht zullen hebben op de aanvaringen.
15. Eisers 1 voeren wel aan dat de soorten veel voorkomen in het gebied waar zij wonen. Ze zullen het dus zeker merken als veel soorten aanvaringsslachtoffer worden. De belangen van eisers 1 zijn daarom verweven met het algemene belang van de Wnb. Daarnaast hebben eisers 1 op zitting verteld dat een aantal van hen fruitteler zijn. In het gebied zijn ook nog veel andere fruittelers. Zij hebben belang bij het behoud van vogels zoals torenvalken en buizerds, omdat die soorten op muizen jagen. De telers hebben dus ook een economisch belang.
16. De rechtbank is van oordeel dat eisers 1 geen belanghebbende zijn bij de Wnb-ontheffing. Eisers 1 wonen allemaal op ruime afstand van de turbines en daarmee ook op ruime afstand van de handelingen waarvoor de ontheffing is verleend. Zoals beschreven in rechtsoverweging 12, is de aanwezigheid van de soorten in de woon- en leefomgeving niet voldoende om te spreken van ruimtelijke uitstraling. De rechtbank is verder van oordeel dat het economische belang van de enkele fruittelers in de groep van eisers 1 ook niet genoeg is om belanghebbende te zijn. De stelling dat bepaalde vogelsoorten nodig zijn bij de fruitteelt, en dat het doden van vogels van deze soorten door de windmolen zal leiden tot een voor de fruittelers onaanvaardbare vermindering van deze soorten is niet met stukken onderbouwd. Bovendien is dit een economisch belang en betreft het géén punt van ruimtelijke uitstraling. Tot slot is deze Wnb-ontheffing, zoals uitgelegd in overweging 12, niet bedoeld om gebieden of (de economische belangen van) mensen te beschermen, maar ter bescherming van de soorten. De gronden slagen daarom niet.
17. Dit betekent dat verweerder eisers 1 terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard omdat zij geen belanghebbende zijn bij de Wnb-ontheffing. Het beroep van eisers 1 is daarom ongegrond.
Overwegingen voor eisers 2
18. Eisers 2 wonen op ongeveer 260 meter van de dichtstbijzijnde windturbine. Zij voeren aan dat ze de aanvaringen waarschijnlijk kunnen horen en zien. Daarnaast zijn eisers 2 er bang voor dat aanvaringsslachtoffers in hun tuin terecht zullen komen. Ze wijzen er hierbij op dat als een rotorblad of een onderdeel van de windturbine af kan breken, uit berekeningen blijkt dat zo’n onderdeel ongeveer 600 meter verderop neer kan komen. Hieruit blijkt volgens eisers 2 dat aanvaringsslachtoffers ook zo ver weg geslingerd kunnen worden. Daarnaast vinden eisers 2 het van belang dat er buizerds bij hen in de buurt hun nest hebben en in de buurt foerageren. Als deze soorten slachtoffer worden, zullen eisers 2 dat zeker merken. Tot slot stellen eisers 2 dat de niet-ontvankelijkverklaring in strijd is met het Verdrag van Aarhus. In dit verdrag is immers bepaald dat milieugeschillen aan de rechter voorgelegd moeten kunnen worden.
19. Omdat eisers 2 op ongeveer 260 meter van de windturbines wonen, zullen aanvaringen op ongeveer 185 meter van hun huis plaats vinden. De rechtbank vindt deze afstand dusdanig groot, dat ruimtelijke uitstraling op de woon- en leefomgeving van eisers niet aannemelijk is. Eisers 2 hebben wel gezegd dat ze de aanvaringen zullen zien en horen én dat de slachtoffers in hun tuin terecht zullen komen, maar hebben dit niet nader onderbouwd. De rechtbank vindt de verwijzing naar de berekeningen over de werpafstanden van rotorbladen onvoldoende, omdat deze berekeningen op andersoortige voorwerpen zien en in een heel ander kader gemaakt zijn.
20. Zoals in deze uitspraak al is uitgelegd, is de aanwezigheid van soorten onvoldoende om te kunnen spreken van ruimtelijke uitstraling op de woon- en leefomgeving. Dit geldt dus ook voor de buizerds in de omgeving van eisers 2. De rechtbank is van oordeel dat verweerder eisers 2 terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard omdat zij geen belanghebbende zijn.
21. De verwijzing naar het Verdrag van Aarhus maakt dit ook niet anders. Uit rechtspraak van de Afdeling4.volgt dat de eis dat iemand belanghebbende moet zijn om toegang te krijgen tot de bestuursrechter, in overeenstemming is met de implementatie van het Verdrag van Aarhus.
22. Eisers 2 zijn het ook niet eens met het besluit van 27 september 2019, waarin verweerder zegt geen dwangsom verschuldigd te zijn. Omdat de rechtbank ook vindt dat eisers 2 geen belanghebbende zijn, klopt het besluit van verweerder wel. In de wet5.staat namelijk dat verweerder geen dwangsom verschuldigd kan zijn aan iemand die geen belanghebbende is.
Conclusie
23. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de bezwaren van zowel eisers 1 als eisers 2 terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Daarnaast heeft verweerder zich ook terecht op het standpunt gesteld dat eisers 2 geen dwangsom krijgen. De conclusie is daarom dat de beroepen ongegrond zijn.
24. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank:
- -
verklaart het beroep van eisers 1 ongegrond;
- -
verklaart de beroepen van eisers 2 ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.M. van der Linde, rechter, in aanwezigheid vanmr. M. van Dalen, griffier. Deze uitspraak is gedaan op 26 maart 2020.
Als gevolg van maatregelen rondom het Corona virus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier | rechter |
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Bijlage 1: de gegevens van eisers 1
1. [eiseres 1/1] te [woonplaats 1]
2. [eiser/eiseres 1/2] te [woonplaats 2]
3. [eiser/eiseres 1/3] te [woonplaats 3]
4. [eiseres 1/4] te [woonplaats 1]
5. [eiser/eiseres 1/5] te [woonplaats 3]
6. [eiser/eiseres 1/6] te [woonplaats 3]
7. [eiser/eiseres 1/7] te [woonplaats 3]
8. [eiser/eiseres 1/8] te [woonplaats 3]
9. [eiser/eiseres 1/9] te [woonplaats 1]
10. [eiser/eiseres 1/10] te [woonplaats 1]
11. [eiser/eiseres 1/11] te [woonplaats 4]
12. [eiser/eiseres 1/12] te [woonplaats 3]
13. [eiseres 1/13] te [woonplaats 5]
14. [eiser/eiseres 1/14] te [woonplaats 3]
15. [eiser/eiseres 1/15] te [woonplaats 6]
16. [eiseres 1/16] te [woonplaats 3]
17. [eiser/eiseres 1/17] te [woonplaats 4]
18. [eiser/eiseres 1/18] te [woonplaats 4]
19. [eiser/eiseres 1/19] te [woonplaats 1]
20. [eiser/eiseres 1/20] te [woonplaats 1]
21. [eiser/eiseres 1/21] te [woonplaats 3]
22. [eiser/eiseres 1/22] te [woonplaats 1]
23. [eiser/eiseres 1/23] te [woonplaats 1]
24. [eiser/eiseres 1/24] te [woonplaats 1]
25. [eiser/eiseres 1/25] te [woonplaats 1]
26. [eiser/eiseres 1/26] te [woonplaats 1]
27. [eiser/eiseres 1/27] te [woonplaats 1]
28. [eiser/eiseres 1/28] te [woonplaats 4]
29. [eiseres 1/29] te [woonplaats 5]
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 26‑03‑2020
Zie bijvoorbeeld de uitspraken van 24 januari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:168, en 13 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:296.
Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 21 februari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:616.
Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 3 april 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1064.