HR, 13-01-2015, nr. 14/03227
ECLI:NL:HR:2015:62
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
13-01-2015
- Zaaknummer
14/03227
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2015:62, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 13‑01‑2015; (Cassatie, Artikel 80a RO-zaken)
In cassatie op: ECLI:NL:GHAMS:2014:1754, Niet ontvankelijk
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2014:2568, Gevolgd
ECLI:NL:PHR:2014:2568, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 09‑12‑2014
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2015:62, Gevolgd
- Vindplaatsen
Uitspraak 13‑01‑2015
Inhoudsindicatie
HR: art. 80a RO.
Partij(en)
13 januari 2015
Strafkamer
nr. S 14/03227
LNU
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 14 mei 2014, nummer 23/005496-12, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1978.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft schriftelijk het standpunt ingenomen dat het cassatieberoep met toepassing van art. 80a RO niet-ontvankelijk kan worden verklaard.
2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden.
De Hoge Raad zal daarom – gezien art. 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep niet-ontvankelijk verklaren.
3. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en Y. Buruma, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 januari 2015.
Conclusie 09‑12‑2014
Inhoudsindicatie
HR: art. 80a RO.
Nr. 14/03227 Zitting: 9 december 2014 | Mr. Hofstee Conclusie inzake: [verdachte] |
1. Het cassatieberoep richt zich tegen een uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 14 mei 2014. Namens verzoeker is tijdig een schriftuur houdende twee middelen van cassatie ingezonden.
2. Het eerste middel klaagt dat het Hof het alternatieve scenario dat door de verdediging is geschetst op onjuiste dan wel op onbegrijpelijk gronden is verworpen. Het Hof heeft het alternatieve scenario besproken en als onaannemelijk en ongeloofwaardig terzijde geschoven. Daaraan kan ik niet iets onjuist of onbegrijpelijks ontdekken. Het tweede middel klaagt over het bewezenverklaarde opzet op de dood van de mannelijke bewoner van het huis. Anders dan de steller van het middel wil, kan het (voorwaardelijk) opzet uit de door het Hof gebezigde bewijsconstructie worden afgeleid.
3. Nu de middelen klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden, stel ik mij op het standpunt dat het cassatieberoep met toepassing van art. 80a RO niet-ontvankelijk kan worden verklaard.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG