Proces-verbaal van verhoor verdachte bij de rechter-commissaris d.d. 18 november 2010.
Hof Amsterdam, 14-05-2014, nr. 23-005496-12
ECLI:NL:GHAMS:2014:1754
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
14-05-2014
- Zaaknummer
23-005496-12
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2014:1754, Uitspraak, Hof Amsterdam, 14‑05‑2014; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2015:62, Niet ontvankelijk
Uitspraak 14‑05‑2014
Inhoudsindicatie
Hof veroordeelt verdachte tot 17 jaar gevangenisstraf wegens betrokkenheid bij gekwalificeerde doodslag in een woning. Het hof stelt het aangevoerde alternatief scenario als onaannemelijk en ongeloofwaardig terzijde en verwerpt het bewijsverweer met betrekking tot (voorwaardelijk) opzet.
parketnummer: 23-005496-12
datum uitspraak: 14 mei 2014
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 11 december 2012 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 13-524360-09 (zaak A) en 13-664093-11 (zaak B) tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortedatum] op[geboortedatum],
adres:[adres 1],
thans gedetineerd in P.I. Flevoland, HvB Lelystad te Lelystad.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 25 april 2014 en 30 april 2014 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
Tenlasteleggingen
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Zaak A (13-524360-09):
primair:
hij op of omstreeks 27 februari 2009 te 's-Graveland, gemeente Wijdemeren, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) met dat opzet met een vuurwapen een schot afgevuurd op het lichaam van die[slachtoffer 1], tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1]is overleden, welke vorenomschreven doodslag werd gevolgd, vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten afpersing in vereniging en/of diefstal met geweld in vereniging tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], van enige goederen, te weten een geldbedrag en/of sieraden en/of enig ander goed, toebehorende aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn medeverdachte(n), en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of aan de andere deelnemer(s) straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
subsidiair:
hij op of omstreeks 27 februari 2009 te 's-Graveland, gemeente Wijdemeren, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, methet oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag en/of sieraden en/of enig ander goed, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn medeverdachte(n)
- zich met (een) vuurwapen(s) naar de woning (gelegen aan de [adres 1]) van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben begeven en/of
- bij voornoemde woning heeft/hebben aangeklopt, waarbij verdachte en/of zijn medeverdachte(n) (een) bivakmuts(en) droeg(en), althans bedekte gezicht(en) had(den), en/of
- voornoemde woning is/zijn binnengedrongen en/of
- in een worsteling is/zijn geraakt met voornoemde [slachtoffer 1] en/of
- die [slachtoffer 1] naar de gang en/of de keuken heeft/hebben gesleept/gesleurd en/of
- die [slachtoffer 1] zijn handen (op de rug) met tie rips heeft/hebben vastgebonden en/of
- met een vuurwapen een schot heeft/hebben afgevuurd op het lichaam van die [slachtoffer 1] en/of - met kracht een hand voor de mond van die [slachtoffer 2] heeft/hebben gehouden en/of
- die [slachtoffer 2] (meermalen) met kracht bij de arm(en) en/of het gezicht heeft/hebben gepakt en/of
- die [slachtoffer 2] heeft/hebben gevraagd "waar is het geld" en/of "waar is de kluis" en/of "heb je een kluis boven", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- die [slachtoffer 2] heeft/hebben gedwongen op de grond te knielen en/of
- tegen die [slachtoffer 2] heeft/hebben gezegd: "als je niet zegt waar het geld of de kluis is, dan gaan we naar je zoon en dan halen we daar de andere kinderen", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- die [slachtoffer 2] en/of[slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 3] (zijnde de kleinkinderen van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]) onder schot heeft/hebben gehouden en/of
- die [slachtoffer 2] en/of[slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 3] (zijnde de kleinkinderen van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]) in de kelder heeft/hebben opgesloten, terwijl dat feit de dood voor die [slachtoffer 1] ten gevolge heeft gehad;
en/of
hij op of omstreeks 27 februari 2009 te 's-Graveland, gemeente Wijdemeren, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een geldbedrag en/of sieraden en/of enig ander goed, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat verdachte en/of zijn medeverdachte(n)
- zich met (een) vuurwapen(s) naar de woning (gelegen aan de[adres 1]) van die[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben begeven en/of
- bij voornoemde woning heeft/hebben aangeklopt, waarbij verdachte en/of zijn medeverdachte(n) (een) bivakmuts(en) droeg(en), althans bedekte gezicht(en) had(den), en/of
- voornoemde woning is/zijn binnengedrongen en/of
- in een worsteling is/zijn geraakt met voornoemde [slachtoffer 1] en/of
- die [slachtoffer 1] naar de gang en/of de keuken heeft/hebben gesleept/gesleurd en/of
- die [slachtoffer 1] zijn handen (op de rug) met tie rips heeft/hebben vastgebonden en/of
- met een vuurwapen een schot heeft/hebben afgevuurd op het lichaam van die [slachtoffer 1] en/of - met kracht een hand voor de mond van die [slachtoffer 2] heeft/hebben gehouden en/of
- die [slachtoffer 2] (meermalen) met kracht bij de arm(en) en/of het gezicht heeft/hebben gepakt en/of
- die [slachtoffer 2] heeft/hebben gevraagd "waar is het geld" en/of "waar is de kluis" en/of "heb je een kluis boven", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- die [slachtoffer 2] heeft/hebben gedwongen op de grond te knielen en/of
- tegen die [slachtoffer 2] heeft/hebben gezegd: "als je niet zegt waar het geld of de kluis is, dan gaan we naar je zoon en dan halen we daar de andere kinderen", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of[slachtoffer 3] (zijnde de kleinkinderen van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]) onder schot heeft/hebben gehouden en/of
- die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of[slachtoffer 4] (zijnde de kleinkinderen van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]) in de kelder heeft/hebben opgesloten, terwijl dat feit de dood voor die [slachtoffer 1] ten gevolge heeft gehad.
Zaak B (13-664093-11):
1:hij op of omstreeks 26 januari 2009 te Almere, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning (onder andere) heeft weggenomen
- een horloge (merk Immersion) en/of
- een Cartier horloge (serienummer 3076334) en/of
- een geldbedrag met een totale waarde van (ongeveer) 2500,- Euro en/of
- een of meerdere afstandbediening(en) en/of
- een mobiele telefoon (merk Samsung) en/of
- een sieradendoosje met inhoud en/of
- een ABN-AMRO apparaat voor internetbankieren en/of
- een sleutel, behorende bij een personenauto (merk Volkswagen, type Touareg),
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] en/of [benadeelde 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn medeverdachte(n), waarbij verdachte en/of zijn medeverdachte(n) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door het slot van een (schuif)pui (aan de achterzijde) van het huis open te breken en/of te forceren, in elk geval door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
2:hij op of omstreeks 26 januari 2009 te Almere, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit de [adres 2] te Almere, heeft weggenomen een personenauto (merk Volkswagen, type Touareg, gekentekend [kenteken]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] en/of [benadeelde 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn medeverdachte(n), waarbij verdachte en/of zijn medeverdachte(n) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door de sleutel(s) van voornoemde personenauto uit een woning gelegen aan de [adres 2] te Almere weg te nemen en/of vervolgens voornoemde personenauto door gebruik making van voornoemde sleutel(s) te starten, in elk geval door middel van (een) valse sleutel(s).
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, nu het hof tot andere beslissingen komt dan de rechtbank.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in zaak A primair en in zaak B onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
In zaak A:
primair:
hij op 27 februari 2009 te 's-Graveland, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd, immers hebben verdachte en zijn mededaders met dat opzet met een vuurwapen een schot afgevuurd op het lichaam van die [slachtoffer 1], tengevolge waarvan voornoemde[slachtoffer 1] is overleden, welke vorenomschreven doodslag werd gevolgd en vergezeld van enig strafbaar feit, te weten afpersing in vereniging en/of diefstal met geweld in vereniging tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], van een geldbedrag en sieraden en enige andere goederen, toebehorende aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en aan de andere deelnemers straffeloosheid en het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren.
In zaak B:
1:hij op 26 januari 2009 te Almere, tezamen en in vereniging met een anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een woning heeft weggenomen
- een horloge (merk Immersion) en
- een Cartier horloge (serienummer 3076334) en
- een geldbedrag met een totale waarde van (ongeveer) 2500,- Euro en
- meerdere afstandsbedieningen en
- een mobiele telefoon (merk Samsung) en
- een sieradendoosje met inhoud en
- een ABN-AMRO apparaat voor internetbankieren en
- een sleutel, behorende bij een personenauto (merk Volkswagen, type Touareg),
toebehorende aan [benadeelde 1] en/of [benadeelde 1], waarbij verdachte en zijn medeverdachten zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door het slot van een schuifpui aan de achterzijde van het huis te forceren.
2:hij op 26 januari 2009 te Almere, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit de [adres 2] te Almere, heeft weggenomen een personenauto (merk Volkswagen, type Touareg, gekentekend [kenteken]), toebehorende aan [benadeelde 1] en/of [benadeelde 1], waarbij verdachte en zijn medeverdachten het weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door de sleutel van voornoemde personenauto uit een woning gelegen aan de [adres 2] te Almere weg te nemen en vervolgens voornoemde personenauto door gebruik making van voornoemde sleutel te starten.
Hetgeen in zaak A primair en in zaak B onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Bespreking bewijsverweren in zaak A
Bewijsverweer met betrekking tot de getuige [getuige 1] en het zo genaamde briefje van [getuige 2]
Het voorwaardelijk verzoek tot het horen als getuige van B. [getuige 1] en het door de verdediging gevoerde verweer met betrekking tot [getuige 1] en het briefje van [getuige 2] behoeven geen bespreking, nu het hof daarvan geen gebruik maakt voor het bewijs.
Bewijsverweer met betrekking tot alternatief scenario en bedreiging
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep zoals weergegeven in zijn pleitnotities, welke als hier herhaald en ingelast worden beschouwd, gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het onder A ten laste gelegde, nu er voor de de verdachte belastende gegevens, te weten het gebruik van de door de verdachte gestolen auto bij de overval en het aantreffen van een bril met het DNA van de verdachte naast het slachtoffer, door de verdachte een alternatief scenario is geschetst, dat niet in strijd is met wettige bewijsmiddelen en evenmin onaannemelijk dan wel ongeloofwaardig is. Het alternatieve scenario houdt – kort gezegd – in dat de verdachte op 26 januari 2009 een woninginbraak heeft gepleegd met twee andere personen, waarbij een Volkswagen Touareg (hierna Touareg) is gestolen met het kenteken [kenteken]. Tijdens het wegrijden met die auto van de plaats delict heeft de verdachte zijn zonnebril opgezet. Deze bril heeft hij afgezet toen hij de parkeergarage inreed, waar hij de auto heeft gestald in afwachting van de verkoop daarvan. Later heeft hij zich gerealiseerd dat hij die zonnebril toen in de auto heeft laten liggen. De koper(s) van de auto moet(en) die bril hebben gevonden en bij zich hebben gestoken en vervolgens hebben verloren ten tijde van de overval, waarna die bril op de plaats delict is aangetroffen, zij het zonder glazen. Wie de koper(s) is/zijn kan de verdachte niet zeggen, nu hij wordt bedreigd.
Het hof overweegt als volgt.
Het door de verdediging geschetste scenario is niet zo onwaarschijnlijk dat het geen uitdrukkelijke weerlegging behoeft. De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen sluiten de alternatieve lezing van de verdachte niet uit, evenmin als aan wettige bewijsmiddelen ontleende feiten en omstandigheden. Het hof zal dan ook niet tot bewezenverklaring kunnen komen, tenzij het hof de door de verdachte geschetste toedracht niet aannemelijk acht dan wel als ongeloofwaardig terzijde stelt.
Het hof stelt op grond van de bewijsmiddelen vast, zoals door de verdachte ook niet wordt betwist, dat de door de verdachte op 26 januari 2009 gestolen auto is gebruikt als vluchtauto bij de overval en dat het bij de naast het slachtoffer aangetroffen bril gaat om een bril van de verdachte.
Voor het hof is uitgangspunt dat de bril daar is achtergelaten door een van de daders van de overval. Op de uiteinden van de poten van de bril is het DNA van de verdachte aangetroffen en er zijn geen aanwijzingen voor een DNA-profiel van een ander persoon. De verdachte bestrijdt ook niet dat het zijn bril betreft.
Gelet hierop gaat het hof er in beginsel vanuit dat de verdachte als dader daar toen op de plaats delict was.
Dat laatste wordt door de verdachte betwist met de stelling dat hij de Touareg met daarin zijn bril heeft verkocht en dat niet hij maar de koper(s) betrokken moet(en) zijn geweest bij de overval.
Deze stelling is door de verdachte voor het eerst betrokken tijdens zijn verhoor bij de rechter-commissaris op 18 november 20101., nadat hij zich bij zijn verhoren door de politie op 20 oktober 2009, 21 oktober 2009, 22 juni 2010 en 23 juni 2010 op zijn zwijgrecht had beroepen. Hij heeft daarbij verklaard niets te willen zeggen over de persoon of personen die de Touareg gekocht hebben, noch over zijn mededaders bij de diefstal van de Touareg. Door de koper(s) zou hem zo’n anderhalf jaar daarvoor zijn geraden zijn mond te houden als met hem daarover zou worden gesproken, nu er iets was gebeurd met de Touareg. Ook heeft de verdachte desgevraagd niet het adres willen geven van de garage waarin hij de Touareg had gestald, voordat hij deze verkocht.
Ter terechtzitting in eerste aanleg op 26 november 2012 is de verdachte bij deze verklaring gebleven.2.
Ter terechtzitting in hoger beroep op 25 april 2014 heeft het hof de verdachte er meermalen en uitdrukkelijk op gewezen dat hij ter verificatie van het aangevoerde alternatieve scenario tenminste enige aanknopingspunten zou moeten geven. Dat is niet gebeurd.
De verdachte heeft geen namen willen noemen van zijn twee mededaders bij de diefstal van de Touareg, hoewel zij volgens de verdachte niets te maken zouden hebben met de woningoverval en/of de bedreiging. Zij hadden bijvoorbeeld kunnen worden gehoord over de afspraken rond (de verkoop van) die auto, de daadwerkelijke verkoop, nu immers aannemelijk is dat zij een deel van de opbrengst zouden ontvangen, over de koper(s) en over het dragen van een zonnebril door de verdachte ten tijde van de diefstal en in de periode daarna. Desgevraagd heeft de verdachte aangegeven dat hij hen niet wil belasten met die woninginbraak. Die keuze komt voor rekening van de verdachte. Afgezet tegen de ernst van de ten laste gelegde woningoverval met dodelijke afloop en de daarmee samenhangende bestraffing vindt het hof dat geen begrijpelijke keuze.
De verdachte heeft ook niet willen aangeven waar de Touareg gestald is geweest. Desgevraagd heeft de verdachte aangegeven dat de gestolen Touareg gestald is in een parkeergarage onder een flat waartoe hij toegang had verkregen via een toegangspas van een kennis, die volgens de verdachte evenmin als de mededaders bij de diefstal iets te maken zou hebben gehad met de woningoverval en/of de bedreiging. De verdachte heeft niet willen vertellen waar deze parkeergarage zich bevindt noch wie deze kennis is. Desgevraagd heeft hij als reden gegeven dat er ter plekke camera’s zijn waarop zich beelden zouden kunnen bevinden van hemzelf en de koper(s) van de auto. Nu deze koper(s) die, zo begrijpt het hof, volgens de verdachte de dader(s) van de roofoverval is/zijn en hem na het ten laste gelegde feit hebben bedreigd, wil hij niet riskeren dat de politie achter hun identiteit komt. Die bedreiging heeft, zo verklaart de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep3.omstreeks twee maanden voor zijn aanhouding op19 augustus 2009 plaatsgevonden; in de verklaring bij de rechter-commissaris op 18 november 2010 heeft de verdachte deze bedreiging gedateerd rond mei 2009.4.
Afgezien van het feit dat het zeer onwaarschijnlijk is dat ten tijde van de aanhouding van de verdachte voor het ten laste gelegde feit en zeker thans nog beelden van januari 2009 bewaard zijn gebleven, is het hof van oordeel dat er, zoals hierna zal worden uiteengezet, voor de verdachte mogelijkheden voorhanden waren anders dan in persoon gegevens over de kennis die hem toegang gaf tot de parkeergarage en de locatie daarvan bekend te maken.
De verdachte heeft niet alleen geen enkel aanknopingspunt gegeven om te verifiëren dat de Touareg is verkocht, hij heeft ook op geen enkele wijze enig inzicht gegeven in de (ernst van de) gestelde bedreiging.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat hem is verteld dat ”er iets met die auto zou zijn gebeurd” en “dat de verdachte met geen woord over die auto mocht reppen”.5.Dit is door de verdachte kennelijk als bedreigend ervaren. Niet nader is aangeduid hoe de bedreiging heeft plaatsgevonden, waar dat is gebeurd, wie daar eventueel bij was, met wie hij daarover eventueel heeft gesproken, op welke wijze de bedreiging kracht is bijgezet, noch waarom de verdachte zozeer vreest voor zijn leven – en, zoals ter terechtzitting in hoger beroep aangevuld, dat van zijn familie – dat daarin een gegronde reden zou liggen geen nadere gegevens te willen verschaffen.
Het hof merkt op dat er voldoende mogelijkheden zijn om wetenschap over een strafbaar feit aan de opsporingsautoriteiten bekend te maken, anders dan in persoon, zoals bijvoorbeeld via Meld Misdaad Anoniem of naar aanleiding van televisieprogramma’s zoals “Opsporing verzocht”. Reeds bijvoorbeeld de enkele anonieme vermelding dat de auto was gezien op een bepaalde locatie – een waarneming die elke burger had kunnen doen – had aanknopingspunten voor nader onderzoek door de politie kunnen opleveren. Het volgen van een dergelijke weg had gelet op de ernst van de verdenking van de thans ten laste gelegde beroving met dodelijke afloop en de zwaarte van de daarop volgende straf naar het oordeel van het hof voor de hand gelegen.
Kortom, de verdachte heeft geen enkel aanknopingspunt gegeven ter verificatie van zijn alternatieve scenario. Het scenario berust enkel op de aanname dat een derde een in de Touareg achtergebleven bril van de glazen heeft ontdaan en in opgevouwen toestand bij zich heeft gestoken toen hij een woningoverval ging plegen.
Voor zover al moet worden uitgegaan van een niet nader onderbouwde zeer ernstige bedreiging, staat deze niet in de weg aan het geven van enige aanknopingspunten voor verificatie daarvan.
Het hof merkt daarnaast op dat het dossier geen aanwijzingen bevat waaruit blijkt dat de verdachte niet een van de daders kan zijn geweest. De verdachte was ten tijde van de overval niet thuis en heeft in de periode dat de overval plaatsvond zijn telefoon niet gebruikt.6.
Bezien in het licht van de mogelijkheden die de verdachte naar het oordeel van het hof heeft en heeft gehad om aanknopingspunten te verschaffen ter verificatie van zijn alternatieve scenario, welke mogelijkheden de verdachte niet heeft benut, stelt het hof dit alternatieve scenario als onaannemelijk en ongeloofwaardig terzijde.
Al het voorgaande leidt tot de conclusie dat het verweer van de raadsman dat de verdachte moet worden vrijgesproken wegens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs van zijn daderschap wordt verworpen.
Bewijsverweer met betrekking tot (voorwaardelijk) opzet
De raadsman heeft zoals weergegeven in zijn pleitnotities, welke als hier herhaald en ingelast worden beschouwd, gesteld dat geen sprake is van doodslag nu de opzet daartoe, ook in de vorm van voorwaardelijk opzet, heeft ontbroken; immers is aannemelijk dat de dood van [slachtoffer 1] een ongeluk is geweest.
Het hof overweegt als volgt.
Uit de reeds vastgestelde feiten volgt dat de drie daders, onder wie in elk geval één met een vuurwapen in handen, de woning zijn binnengedrongen en dat zij, toen zij op verzet van de[slachtoffer 1] stuitten, hem hebben aangevallen. Daarbij is een schot gevallen waardoor [slachtoffer 1] zodanig gewond is geraakt dat hij aan de gevolgen daarvan is overleden.
Met de raadsman is het hof van oordeel dat geen sprake is geweest van bloot opzet om[slachtoffer 1] van het leven te beroven. De opzet van de daders was er op gericht een overval te plegen en de inhoud van een kluis, geld en waardevolle goederen te bemachtigen. Dat blijkt uit de wijze van binnentreden, het feit dat zij tie-raps bij zich hadden – kennelijk met de bedoeling om personen die hen hinderden bij de overval vast te binden – en het feit dat zij, nadat met het vuurwapen is geschoten, de woning hebben doorzocht en waardevolle goederen hebben weggenomen.
Anders dan de raadsman is het hof van oordeel dat wel sprake is van voorwaardelijk opzet op de dood van [slachtoffer 1]. De daders zijn de woning binnengedrongen terwijl tenminste een van hen een vuurwapen in de hand houd. Bij een woningoverval, zeker op een tijdstip vroeg in de avond, bestaat altijd de aanmerkelijke kans dat de bewoners thuis zijn en zich tegen dat binnendringen zullen verzetten. Reeds door een vuurwapen direct bij de hand te hebben, waarbij gelet op de verklaring over het tijdens de worsteling afgaan van het schot aannemelijk is dat dit wapen ook was doorgeladen, hebben de daders zich willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat bij verzet het vuurwapen zou worden gebruikt en (een) bewoner(s) daardoor zodanig ernstig gewond zou(den) raken dat de dood het gevolg zou zijn. Het is immers een feit van algemene bekendheid dat schotwonden veelal de dood tot gevolg hebben.
Door de woning reeds gewapend met een (doorgeladen) vuurwapen binnen te dringen hebben alle drie de daders bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat bij verzet het vuurwapen zou worden gebruikt. Daarom is niet van belang dat niet kan worden vastgesteld dat het de verdachte is geweest die heeft geschoten.
Het verweer wordt verworpen.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het in zaak A primair en in zaak B onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
het in zaak A primair bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van doodslag, vergezeld en gevolgd van een strafbaar feit en gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit gemakkelijk te maken , en om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf of andere deelnemers aan dat feit hetzij straffeloosheid hetzij het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren
het in zaak B onder 1 bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
het in zaak B onder 2 bewezen verklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het in zaak A primair en in zaak B onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straf
De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het onder zaak A primair en zaak B onder 1 en 2 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 jaren met aftrek.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder zaak A primair en zaak B 1 en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 17 jaren met aftrek. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de vorderingen van de benadeelde partijen dienen te worden toegewezen tot respectievelijk een bedrag van € 103.422,27 ([slachtoffer 2]) en € 7.055,50 ([benadeelde 1]).
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder in beschouwing genomen dat de verdachte zich met zijn mededaders schuldig heeft gemaakt aan gekwalificeerde doodslag. Dit is een van de zwaarste delicten die het Nederlandse strafrecht kent. De verdachte heeft met twee mededaders gewapend een woning overvallen. Toen zij daarbij op verzet stuitten heeft één van hen geschoten, ten gevolge waarvan[slachtoffer 1] is overleden. Terwijl [slachtoffer 1] op dat moment reeds (ernstig) gewond was en geen directe bedreiging meer vormde, hebben zij hem naar de keuken gesleept en hem daar met vastgebonden handen achtergelaten. De twee zeer jonge kleinkinderen (respectievelijk 4 en 6 jaar oud) zijn in de slaapkamer “gegijzeld’’ geweest door een van de met een bivakmuts vermomde daders, hetgeen voor hen buitengewoon bedreigend moet zijn geweest. Onder die omstandigheden hebben zij [slachtoffer 2] gedwongen hen de bergplaatsen van geld en sieraden aan te wijzen, welke zij zich hebben toegeëigend. Daarna hebben zij [slachtoffer 2] samen met haar twee jonge kleinkinderen in de donkere kelder opgesloten en zijn zij gevlucht.
De daders hebben zich nadat zij[slachtoffer 1] hadden neergeschoten niet alleen op geen enkele wijze bekommerd om zijn lot, maar ook hebben zij hun overval onverstoorbaar en op gecontroleerde en doelgerichte wijze voltooid. Hieruit spreekt een kille, berekenende zucht naar geld en een grote gewetenloosheid.
Door de doodslag hebben de daders aan [slachtoffer 1] zijn kostbaarste bezit, het leven, ontnomen en hebben zij onherstelbaar leed berokkend aan de naasten van het slachtoffer, zoals is gebleken uit de slachtofferverklaringen van de vrouw, de zoon en de dochter van de overledene. Voor [slachtoffer 2] geldt dat deze tragische gebeurtenis zich voor haar eigen ogen heeft afgespeeld. Ook de kleinkinderen hebben hiervan getuige moeten zijn. Het spreekt vanzelf dat sprake is van een zeer ernstig, traumatiserend feit, dat ook de rechtsorde als zodanig ernstig heeft geschokt en dat sterke gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving veroorzaakt.
Een maand vóór dit zeer ernstige feit heeft de verdachte een inbraak gepleegd en daarbij onder meer de auto weggenomen, die hij een maand later bij eerdergenoemde woningoverval als vluchtauto heeft gebruikt.
Vanuit het oogpunt van generale preventie en vanuit het oogpunt van vergelding kan slechts met een gevangenisstraf van lange duur worden volstaan. Daarbij geldt dat de wetgever op gekwalificeerde doodslag hetzelfde strafmaximum heeft gesteld als op moord.
Bij het bepalen van de duur van de op te leggen gevangenisstraf is in negatieve zin in aanmerking genomen, dat blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 9 april 2014 de verdachte eerder meermalen en ook nadien onherroepelijk is veroordeeld tot langere gevangenisstraffen in verband met inbraken en geweld gerelateerde feiten, waaronder een overval. Verder weegt in het nadeel van de verdachte mee dat hij aantoonbaar geen enkele lering uit deze tragisch verlopen woningoverval heeft getrokken. Immers heeft de verdachte – blijkens de onherroepelijke veroordeling van het gerechtshof Amsterdam van 12 oktober 2011 – op 6 juli 2009, derhalve slechts enkele maanden na de onderhavige feiten, wederom een gewapende overval gepleegd. Ook om te voorkomen dat de verdachte met het plegen van dergelijke ernstige delicten kan doorgaan is een gevangenisstraf van lange duur noodzakelijk.
Het hof heeft kennis genomen van het reclasseringsrapport betreffende de verdachte van 17 juli 2012.
Het hof rekent de verdachte de wijze waarop de woningoverval met dodelijke afloop heeft plaatsgevonden en met name het feit dat daarbij zeer jonge kinderen aanwezig waren zwaar aan. Mede gelet hierop en op het hiervoor overwogene, acht het hof een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur, passend en geboden.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 103.422,27. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden.
De verdediging heeft subsidiair geen verweer gevoerd tegen de hoogte van de vordering.
De benadeelde partij heeft een vergoeding gevorderd voor materiële schade tot een bedrag van€ 103.422,27, bestaande uit de kosten voor de begrafenis (€ 15.331,14), de condoleance (€ 12.117,51), herstel ruitbreuk (€ 773,62), sieraden en 2 handtassen ( € 80.000,=) en het weggenomen contante geldbedrag (€ 7.200,=).
Voor de kosten die zijn opgevoerd voor de meegenomen sieraden en twee handtassen geldt dat de benadeelde partij de waarde daarvan niet heeft onderbouwd met facturen of andere informatie waaruit de gestelde waarde zou kunnen blijken.
Hoewel het hof er begrip voor heeft dat de waarde van sieraden voor zover uit erfenis en als geschenk verkregen niet altijd eenvoudig is te achterhalen en vast te stellen, behoort het geven van enige indicatie van de gestelde waarde door bijvoorbeeld het overleggen van taxatierapporten en verklaringen wel tot de mogelijkheden. Bij het ontbreken daarvan is het hof van oordeel dat een verantwoorde behandeling en beoordeling van de vordering van de benadeelde partij betreffende de materiële schade voor zover deze de sieraden en de handtassen betreft een zodanige onevenredige belasting voor het strafgeding oplevert, dat deze zich niet leent voor behandeling in het strafgeding.
Gelet op het bepaalde in artikel 361, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering dient de benadeelde partij in zoverre niet-ontvankelijk te worden verklaard, met bepaling dat de benadeelde partij haar vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Naar het oordeel van het hof is komen vast te staan dat de benadeelde partij materiële schade heeft geleden tot een bedrag van € 23.442,27 (€ 103.442,27 verminderd met € 80.000,=).
De vordering van de benadeelde partij behoort derhalve te worden toegewezen tot een bedrag van€ 23.442,27. Verdachte is dan ook tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 10.309,33. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 7.055,50. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te
melden bedrag. De verdediging heeft geen verweer gevoerd tegen de hoogte van de vordering.
Het hof stelt, net als de rechtbank, vast dat de posten 1,2 en 3 uit de vordering, tevens reeds in post 4 zijn begrepen, waardoor sprake is van een dubbeltelling. Dit wordt door het hof gecorrigeerd, hetgeen resulteert in een bedrag van €7.055,50. Verdachte is dan ook tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige is uit het onderzoek ter terechtzitting onvoldoende gebleken dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is in zoverre niet tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering voor het overige zal worden afgewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in zaak A primair en in zaak B onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in zaak A primair en in zaak B onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 17 (zeventien) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 2] ter zake van het in de zaak met parketnummer 13-524360-09 (zaak A) primair bewezen verklaarde tot het bedrag van € 23.422,27 (drieëntwintigduizend vierhonderdtweeëntwintig euro en zevenentwintig cent) ter zake van materiële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd[slachtoffer 2] een bedrag te betalen van € 23.422,27 (drieëntwintigduizend vierhonderdtweeëntwintig euro en zevenentwintig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 152 (honderdtweeënvijftig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] ter zake van het in de zaak met parketnummer 13-664093-11 (zaak B) onder 1 en 2 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 7.055,50 (zevenduizend vijfenvijftig euro en vijftig cent) ter zake van materiële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1], een bedrag te betalen van € 7.055,50 (zevenduizend vijfenvijftig euro en vijftig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 70 (zeventig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. I.M.H. van Asperen de Boer-Delescen, mr. E. van Die en mr. M. Gonggrijp-van Mourik, in tegenwoordigheid van mr. J.J. Veldheer, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 14 mei 2014.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 14‑05‑2014
Proces-verbaal van de terechtzitting in eerste aanleg d.d. 26 november 2012.
Proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep d.d. 25 april 2014.
Proces-verbaal van verhoor verdachte bij de rechter-commissaris d.d. 18 november 2010.
Proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep d.d. 25 april 2014.
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 juni 2009 (rubriek 3.91 en 3.91.1) en Proces-verbaal van bevindingen verwerking verkeersgegevens d.d. 20 april 2011 (rubriek 3.177)