HR, 12-03-2024, nr. 22/01696
ECLI:NL:HR:2024:370
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
12-03-2024
- Zaaknummer
22/01696
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2024:370, Uitspraak, Hoge Raad, 12‑03‑2024; (Artikel 81 RO-zaken, Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2024:81
- Vindplaatsen
Uitspraak 12‑03‑2024
Inhoudsindicatie
Caribische zaak. Schietpartij op parkeerterrein bij nachtclub in Sint Maarten. Medeplegen (poging tot) doodslag (art. 2:259 jo. 1:119 jo. art. 1:123 SrStM) en medeplegen voorhanden hebben van vuurwapens, patroonhouder en munitie (art. 3.1 Vuurwapenverordening). 1. Verweer strekkende tot bewijsuitsluiting m.b.t. voorhanden hebben van vuurwapen en munitie, art. 413 SvStM. 2. Noodweer(exces), art. 1:114 en 1:115 SrSM. Kon hof oordelen dat feiten en omstandigheden die door verdediging aan dit verweer ten grondslag zijn gelegd, niet aannemelijk zijn geworden? 3. Motivering opgelegde schadevergoedingsmaatregel, art. 1:78 SrStM en art. 402.4 SvStM. HR: art. 81.1 RO. Samenhang met 22/01695 C.
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 22/01696 C
Datum 12 maart 2024
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba van 31 maart 2022, nummers H-38/20 en H-46/21, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1999,
hierna: de verdachte.
1. Procesverloop in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft D.J.M. Dammers, advocaat in Amsterdam, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, tot vermindering daarvan aan de hand van de gebruikelijke maatstaf en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2. Beoordeling van het eerste, het tweede en het vierde cassatiemiddel
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3. Beoordeling van het derde cassatiemiddel
3.1
Het cassatiemiddel klaagt dat in de cassatiefase de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) is overschreden.
3.2
Het cassatiemiddel is gegrond. De Hoge Raad doet in deze zaak waarin de verdachte zich in voorlopige hechtenis bevindt, uitspraak nadat meer dan zestien maanden zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Een en ander brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 EVRM is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van achttien jaren.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf;
- vermindert deze in die zin dat deze zeventien jaren en zes maanden beloopt;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.J. Borgers als voorzitter, en de raadsheren T. Kooijmans en C.N. Dalebout, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 maart 2024.