RvdW 2009, 1231
HR, 13-10-2009, nr. 07/10516
HR 13-10-2009, ECLI:NL:HR:2009:BI1325
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
13 oktober 2009
- Magistraten
Mrs. F.H. Koster, J.P. Balkema, W.M.E. Thomassen, J. de Hullu, C.H.W.M. Sterk
- Zaaknummer
07/10516
- Conclusie
A-G Vellinga
- LJN
BI1325
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Internationaal strafrecht (V)
Staatsrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2009:BI1325, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 13‑10‑2009
ECLI:NL:HR:2009:BI1325, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 13‑10‑2009
- Wetingang
Essentie
Het oordeel van het Hof berust op de opvatting dat voor de beoordeling van een beroep op art. 31 Vluchtelingenverdrag een onderscheid moet worden gemaakt tussen ‘illegal entry or presence’ enerzijds en het daarmee samenhangende bezit van valse identiteitspapieren anderzijds. Die opvatting is echter onjuist, omdat zij onvoldoende recht doet aan de bedoeling van art. 31 Vluchtelingenverdrag om vluchtelingen, onder nadere, in het kader van de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging te beoordelen voorwaarden, te vrijwaren van vervolging wegens ‘illegal entry or presence’. Immers, bij een andere opvatting zou de met die bepaling beoogde ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.