RvdW 2017/125
Marktplaatsoplichting: ontoereikend bewijs valse hoedanigheid.
HR 10-01-2017, ECLI:NL:HR:2017:20
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
10 januari 2017
- Magistraten
Mrs. W.A.M. van Schendel, B.C. de Savornin Lohman, J. de Hullu, H.A.G. Splinter-van Kan, V. van den Brink
- Zaaknummer
13/04938
- Conclusie
A-G mr. G. Knigge
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2017:20, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 10‑01‑2017
ECLI:NL:PHR:2015:478, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 03‑03‑2015
Beroepschrift, Hoge Raad, 14‑05‑2014
- Wetingang
Art. 326 Sr
Essentie
Marktplaatsoplichting. De bewezenverklaring is ten aanzien van twee gevallen van oplichting ontoereikend gemotiveerd nu uit de bewijsmiddelen — die inhouden dat de verdachte na ontvangst van de koopsom het verkochte goed niet had geleverd — niet zonder meer kan worden afgeleid dat de verdachte door het aannemen van een valse hoedanigheid de slachtoffers heeft bewogen tot de afgifte van geld.
Partij(en)
Arrest op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van 1 oktober 2013, nummer 21/003126-11, in de strafzaak tegen: L. Adv.: mr. B.P. de Boer, te Amsterdam.