NJB 2014/578
Klachtvereiste art. 318 lid 2 (oud) Sr jo. art. 164 lid 1 Sv: indien een stuk wel een aangifte bevat maar geen uitdrukkelijk verzoek tot vervolging inhoudt, kan niettemin het bestaan van een klacht als omschreven in art. 164 lid 1 Sv worden aangenomen, mits op grond van het onderzoek op de terechtzitting is vastgesteld dat de klager ten tijde van het opmaken van dat stuk de bedoeling had dat een vervolging zou worden ingesteld. In casus is van zodanige vaststelling sprake
HR 18-02-2014, ECLI:NL:HR:2014:380
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
18 februari 2014
- Magistraten
Mrs. W.A.M. van Schendel, B.C. de Savornin Lohman, Y. Buruma
- Zaaknummer
13/02083
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Strafprocesrecht / Voorfase
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2014:380, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 18‑02‑2014
ECLI:NL:PHR:2013:2351, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 26‑11‑2013
- Wetingang
Essentie
Klachtvereiste art. 318 lid 2 (oud) Sr jo. art. 164 lid 1 Sv: indien een stuk wel een aangifte bevat maar geen uitdrukkelijk verzoek tot vervolging inhoudt, kan niettemin het bestaan van een klacht als omschreven in art. 164 lid 1 Sv worden aangenomen, mits op grond van het onderzoek op de terechtzitting is vastgesteld dat de klager ten tijde van het opmaken van dat stuk de bedoeling had dat een vervolging zou worden ingesteld. In casus is van zodanige vaststelling sprake
Uitspraak
Inleiding:
Verdachte is veroordeeld wegens – kort gezegd – (feit 1) ‘medeplegen van afdreiging’ en (feiten 2 ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.