De procesovereenkomst
Einde inhoudsopgave
De procesovereenkomst (BPP nr. XIII) 2012/5.3.4:5.3.4 Uitsluiting van de bevoegdheid om te procederen met betrekking tot een gedeelte van een vordering
De procesovereenkomst (BPP nr. XIII) 2012/5.3.4
5.3.4 Uitsluiting van de bevoegdheid om te procederen met betrekking tot een gedeelte van een vordering
Documentgegevens:
M.W. Knigge, datum 24-10-2012
- Datum
24-10-2012
- Auteur
M.W. Knigge
- JCDI
JCDI:ADS387135:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Dergelijke afspraken schijnen in Duitsland wel voor te komen; zie Snijders, Klaassen & Meijer 2011, p. 113, nr. 84.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Partijen kunnen de bevoegdheid om te procederen niet uitsluiten, omdat dit een groot gevaar van eigenrichting meebrengt. Zouden partijen wel kunnen overeenkomen dat over een deel van een vordering niet geprocedeerd wordt? A beweert bijvoorbeeld een vordering van € 20.000 te hebben op B. B betwist wel het bestaan van deze vordering, maar niet de hoogte ervan. A en B spreken vervolgens af dat A bij de rechter enkel betaling van € 1000 zal eisen, dit om ervoor te zorgen dat partijen minder griffierecht hoeven te voldoen. Daarbij belooft B de overige € 19.000 vrijwillig te betalen, mocht de rechter A gelijk geven.1
Is een dergelijke overeenkomst geldig? Indien A zich bedenkt en bij de rechter toch de volle € 20.000 vordert omdat hij er niet op vertrouwt dat B het restantbedrag vrijwillig zal voldoen, kan B hem dan aan zijn afspraak houden? Aangevoerd zou kunnen worden dat in dit geval geen gevaar van eigenrichting bestaat. Partijen hebben immers enkel een geschil over het bestaan van de vordering, en dit geschil kan A zonder meer aan de rechter voorleggen. Indien B uiteindelijk niet vrijwillig betaalt, is sprake van wanprestatie en kan A de overeenkomst om niet te procederen ontbinden. Hij kan dan alsnog voor het restant van de vordering naar de rechter gaan.
Toch is ook de overeenkomst om over een gedeelte van een vordering niet te procederen, nietig. Nog los van de vraag of hierdoor de toegang tot de rechter te zeer belemmerd wordt, lijkt mij sprake van een ontoelaatbare omzeiling van de wettelijke regeling van het griffierecht. Daarbij komt dat door een dergelijke afspraak het gevaar ontstaat dat de rechterlijke macht zich twee keer met dezelfde vordering moet bezighouden, hetgeen vanuit het belang van een beperkte inzet van overheidsmiddelen ongewenst is.
Dat de overeenkomst om slechts over een gedeelte van een vordering te procederen nietig is, betekent uiteraard niet dat partijen feitelijk niet op deze manier kunnen handelen. In de praktijk kunnen partijen dus wel degelijk de regeling van het griffierecht omzeilen. Op het moment dat A toch een vordering voor een hoger bedrag instelt, is hij in deze vordering echter gewoon ontvankelijk.