RvdW 2020/1032
Art. 81 lid 1 RO. Arbeidsrecht. Art. 3:35 en 3:37 BW. Arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd die ingevolge art. 7:668a lid 1 BW als voor onbepaalde tijd aangegaan gold. Na veronderstelde einddatum is aan de arbeidsovereenkomst geen uitvoering meer gegeven. Heeft werknemer de arbeidsovereenkomst opgezegd of heeft werkgever dat gedaan (en dan zonder toestemming UWV)? Komt betekenis toe aan de rechtsdwaling?
HR 25-09-2020, ECLI:NL:HR:2020:1525
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
25 september 2020
- Magistraten
Mrs. E.J. Numann, G. Snijders, T.H. Tanja-van den Broek
- Zaaknummer
19/04035
- Conclusie
A-G mr. G.R.B. van Peursem
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht / Arbeidsovereenkomstenrecht
Arbeidsrecht / Einde arbeidsovereenkomst
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2020:1525, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 25‑09‑2020
ECLI:NL:PHR:2020:557, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 05‑06‑2020
Essentie
Art. 81 lid 1 RO. Arbeidsrecht. Art. 3:35 en 3:37 BW. Arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd die ingevolge art. 7:668a lid 1 BW als voor onbepaalde tijd aangegaan gold. Na veronderstelde einddatum is aan de arbeidsovereenkomst geen uitvoering meer gegeven. Heeft werknemer de arbeidsovereenkomst opgezegd of heeft werkgever dat gedaan (en dan zonder toestemming UWV)? Komt betekenis toe aan de rechtsdwaling?
Partij(en)
BESCHIKKING In de zaak van [verzoeker] , wonende te [woonplaats] , VERZOEKER tot cassatie, hierna: [verzoeker] , advocaat: J. de Jong van Lier, ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.