Einde inhoudsopgave
Wetboek van Strafvordering
Artikel 6:6:35 [Vervangende jeugddetentie bij gedragsmaatregel]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2023
- Bronpublicatie:
22-08-2022, Stb. 2022, 345 (uitgifte: 07-09-2022, kamerstukken: 36003)
- Inwerkingtreding
01-01-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
16-09-2022, Stb. 2022, 364 (uitgifte: 21-09-2022, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Tenuitvoerlegging
Jeugdstrafrecht (V)
1.
Indien op grond van artikel 77wb van het Wetboek van Strafrecht vervangende jeugddetentie wordt toegepast en reeds een gedeelte van de maatregel ten uitvoer is gelegd, vermindert de duur van de vervangende jeugddetentie naar evenredigheid.
2.
De artikelen 6:3:10 en 6:6:23 zijn van overeenkomstige toepassing.
3.
De artikelen 6:3:15 en 6:6:20 zijn van overeenkomstige toepassing.
4.
Onverminderd het bepaalde in het tweede lid kan de rechter op vordering van de officier van justitie de tijdelijke opneming in een justitiële jeugdinrichting bevelen in het geval de veroordeelde niet naar behoren aan de tenuitvoerlegging van de maatregel meewerkt.
5.
De tenuitvoerlegging van de tijdelijke opneming schorst de termijn van de maatregel. De maximale aaneengesloten duur van de tijdelijke opneming in de jeugdinrichting bedraagt vier weken. De tijdelijke opneming kan ten hoogste tweemaal tijdens de looptijd van de maatregel worden bevolen, ook in het geval waarin de maatregel is verlengd.