Hof Arnhem, 03-05-2011, nr. 24-002504-10
ECLI:NL:GHARN:2011:BQ3712, Cassatie: (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen
- Instantie
Hof Arnhem
- Datum
03-05-2011
- Zaaknummer
24-002504-10
- LJN
BQ3712
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARN:2011:BQ3712, Uitspraak, Hof Arnhem, 03‑05‑2011; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2013:BZ8168, (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen
Conclusie in cassatie: ECLI:NL:PHR:2013:BZ8168
Uitspraak 03‑05‑2011
Inhoudsindicatie
De verdachte wordt ter zake van belediging van een ambtenaar, mishandeling en eenvoudige belediging veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen vervangende hechtenis. Het verweer van de raadsvrouw, inhoudende dat het betreffende woordgebruik van verdachte binnen de grenzen van vrije meningsuiting valt, dan wel dat het gebruik van deze woorden op basis van artikel 266, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht niet strafbaar is, wordt verworpen.
Partij(en)
Parketnummer: 24-002504-10
Parketnummer eerste aanleg: 07-040696-10
Arrest van 3 mei 2011 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 20 oktober 2010 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1947] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. J.A. van der Lem, advocaat te Deventer.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde zal veroordelen tot een werkstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
- 1.
hij op of omstreeks 28 januari 2010 te [plaats], gemeente [gemeente] opzettelijk beledigend (een) ambtena(a)r(en), te weten [slachtoffer 1] (belastingdeurwaarder), gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, op of aan de [straat] in diens/dier tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "Vuile NSB-ers", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
- 2.
hij op of omstreeks 28 januari 2010 te [plaats], gemeente [gemeente] opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 2], autoberger), één of meermalen op/tegen de pols heeft gestompt/geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
- 3.
hij op of omstreeks 28 januari 2010 te [plaats], gemeente [gemeente] opzettelijk beledigend
[slachtoffer 2] (autoberger), in diens/dier tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "Vuile NSB-ers", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
Bespreking verweer
Met betrekking tot het onder 1 en 3 ten laste gelegde is van de zijde van de verdediging aangevoerd dat niet bewezen kan worden dat verdachte op 28 januari 2010 tegenover aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] de woorden 'Vuile NSB-ers' heeft gebruikt. Verdachte heeft hen wel de woorden 'Jullie lijken wel NSB-ers' toegevoegd, maar dit valt binnen de grenzen van de vrije meningsuiting, aldus de raadsvrouw. Bovendien kan verdachte hier volgens de raadsvrouw niet voor worden veroordeeld, nu deze woorden gericht waren tegen de Belastingdienst in het algemeen en dit op basis van artikel 266, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, niet strafbaar is.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
Aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben zowel tegenover de politie als ter terechtzitting in eerste aanleg verklaard dat verdachte hen op 28 januari 2010 de woorden 'Vuile NSB-ers' heeft toegevoegd. Het hof heeft geconstateerd dat deze verklaringen op essentiële onderdelen overeenstemmen en ziet geen aanleiding om aan de juistheid van die verklaringen te twijfelen. Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft beledigd door hen de woorden 'Vuile NSB-ers' toe te voegen.
Dat deze woorden ertoe strekten een oordeel te geven over de behartiging van openbare belangen door de Belastingdienst - zoals de raadsvrouw heeft gesteld - acht het hof, mede gelet op de aard en inhoud van de woorden, niet aannemelijk geworden. Bovendien zou in dat geval niet kunnen worden gezegd dat deze bewoordingen vanuit die strekking niet onnodig grievend zijn geweest. Het verweer wordt verworpen.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
- 1.
hij op 28 januari 2010 te [plaats], opzettelijk beledigend een ambtenaar, te weten [slachtoffer 1] (belastingdeurwaarder), gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, op of aan de [straat] in diens tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "Vuile NSB-ers";
- 2.
hij op 28 januari 2010 te [plaats], opzettelijk mishandelend een persoon, te weten [slachtoffer 2], autoberger, tegen de pols heeft gestompt/geslagen, waardoor deze pijn heeft ondervonden;
- 3.
hij op 28 januari 2010 te [plaats], opzettelijk beledigend [slachtoffer 2] (autoberger), in diens tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "Vuile NSB-ers".
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op de misdrijven:
- 1.
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
- 2.
mishandeling;
- 3.
eenvoudige belediging.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich op 28 januari 2010 schuldig gemaakt aan belediging van belastingdeurwaarder [slachtoffer 1] en belediging en mishandeling van aangever [slachtoffer 2]. Hoewel verdachte heeft aangegeven dat hij hierbij gedreven werd door emoties en frustraties als gevolg van een langlopend conflict met de Belastingdienst, is dit gedrag onacceptabel. Het handelen van verdachte getuigt niet alleen van een gebrek aan respect tegenover personen die niets anders dan hun werk deden, ook heeft verdachte [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in hun goede eer en naam aangetast en inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer 2].
Het hof houdt bij de strafoplegging rekening met een verdachte betreffend uittreksel uit het justitieel documentatieregister d.d. 3 maart 2011, waaruit blijkt dat verdachte eerder ter zake van een strafbaar feit is veroordeeld. Deze veroordeling heeft verdachte er kennelijk niet van weerhouden opnieuw strafbare feiten te begaan.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, acht het hof
- -
overeenkomstig de door de politierechter opgelegde straf - oplegging van een werkstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen vervangende hechtenis, passend en geboden. Deze straf doet voldoende recht aan de ernst van de bewezen verklaarde feiten.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 22c, 22d, 57, 266, 267 en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van zestig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van dertig dagen zal worden toegepast.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. J. Dolfing, voorzitter, mr. W.M. van Schuijlenburg en mr. E. de Witt, in tegenwoordigheid van mr. H. Akkerman als griffier, zijnde mr. E. de Witt buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.