Hof Den Haag, 20-03-2018, nr. 200.212.271/01
ECLI:NL:GHDHA:2018:714
- Instantie
Hof Den Haag
- Datum
20-03-2018
- Zaaknummer
200.212.271/01
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHDHA:2018:714, Uitspraak, Hof Den Haag, 20‑03‑2018; (Hoger beroep)
- Vindplaatsen
PFR-Updates.nl 2018-0118
Uitspraak 20‑03‑2018
Inhoudsindicatie
Hoger beroep vonnis kantonrechter. Verdelingszaak. Absolute competentie in eerste aanleg: kantonrechter of rechtbank. Hof toetst ambtshalve bevoegdheid kantonrechter op grond van artikel 72 Rv, omdat deze van openbare orde is. Hof vernietigt het vonnis en verwijst naar de rechtbank.
GERECHTSHOF DEN HAAG
Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.212.271/01
Zaaknummer rechtbank : 5291482 CV EXPL 16-33169
arrest van 20 maart 2018
inzake
[de man] ,
wonende te [woonplaats] ,
appellant, tevens voorwaardelijk incidenteel geïntimeerde,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. S. Ben Ahmed te Rotterdam,
tegen
[de vrouw] ,
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde, tevens voorwaardelijk incidenteel appellante,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. E.J. Eijsberg te Rotterdam.
Het geding
Bij exploot van 16 maart 2017 is de man in hoger beroep gekomen van het vonnis van 16 december 2016 van de kantonrechter van de rechtbank Rotterdam, locatie Rotterdam tussen de man als eiser in conventie en verweerder in voorwaardelijke reconventie en de vrouw als gedaagde in conventie en eiseres in voorwaardelijke reconventie gewezen.
Bij memorie van grieven heeft de man twee grieven aangevoerd.
Bij memorie van antwoord heeft de vrouw de grieven bestreden en tevens voorwaardelijk incidenteel appel ingesteld.
Vervolgens hebben partijen arrest gevraagd en vervolgens hun procesdossiers overgelegd.
Beoordeling van het hoger beroep
1. Bij het bestreden vonnis heeft de kantonrechter in het kader van de verdeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap van partijen bepaald dat de man de aflossing van
- -
de restschuld van de hypothecaire geldlening bij de Rabobank van € 28.440,02
- -
de schuld onder rekeningnummer [volgt nummer] bij de Rabobank van € 2.327,14
- -
de schuld bij kredietmaatschappij [volgt naam] van € 20.951,98
geheel voor zijn rekening dient te nemen.
De proceskosten zijn tussen partijen gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt. Het bestreden vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders verzochte is afgewezen.
2. De man vordert dat het het hof moge behagen het bestreden vonnis te vernietigen op de beroepen punten en, opnieuw rechtdoende, de vorderingen van appellant alsnog toe te wijzen en te bepalen dat de huwelijksgoederengemeenschap van appellant en geïntimeerde als volgt wordt verdeeld:
I. te bepalen dat appellant en geïntimeerde in hun onderlinge verhouding ieder voor de helft voor zijn/haar rekening zullen nemen en als eigen schuld zullen voldoen:
o de restschuld van de hypotheek ad € 28.440,02
o de schuld onder rekeningnummer [volgt nummer] ad € 2.327,14
o de schuld bij de kredietmaatschappij ad € 20.951,98
totaal € 51.719,14;
II. te bepalen dat partijen de helft van de totale persoonlijke lening ad € 12.000,- voor zijn of haar rekening neemt;
III. onder aanpassing van het vonnis naar hoofdsommen, rente en kosten, met veroordeling van geïntimeerde in de kosten van beide instanties, waaronder begrepen een bijdrage in de kosten van rechtskundige bijstand aan de zijde van appellant.
3. De vrouw concludeert:
a. dat het hof het bestreden vonnis voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen bekrachtigt en
b. voor het geval het hof oordeelt dat een grief slaagt: met vernietiging van het bestreden vonnis en opnieuw recht doende:
- -
primair de vorderingen van de man af te wijzen
- -
subsidiair voor zover het hof komt tot het oordeel dat de drie schulden wel voor een deel voor rekening van de vrouw komen de verdeling van de boedel vast te stellen zoals door de vrouw omschreven althans op een wijze die door het hof in goede justitie zal vermenen te behoren.
Kosten rechtens.
Absolute competentie
4. Het hof overweegt als volgt. De absolute competentie van de rechter is van openbare orde (Hoge Raad 20 juni 2003, NJ 2004, 569). De appelrechter dient op grond van artikel 72 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) derhalve ambtshalve de bevoegdheid van de kantonrechter in de onderhavige zaak te toetsen.
5. Het hof stelt vast dat het bestreden vonnis is gewezen door de kantonrechter. De inleidende vorderingen van partijen strekken tot de verdeling van de tussen hen bestaande ontbonden huwelijksgemeenschap. De absolute bevoegdheid van de rechter wordt beheerst door het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Tot aan de herziening van dit wetboek per1 januari 2002 bepaalde artikel 126 lid 12 dat de rechtbank de bevoegde rechter was ter zake van een verdeling. Uit de parlementaire geschiedenis blijkt niet dat de wetgever deze absolute bevoegdheid heeft willen wijzigen. In de memorie van toelichting op de Aanpassingswet wordt vermeld, dat na de bestuurlijke overbrenging van de kantongerechten in de rechtbank het takenpakket van de kantonrechter gehandhaafd blijft (Parl. Gesch. Burg. Procesrecht, p. 258). Op grond van artikel 42 Wet op de rechterlijke organisatie (RO.) nemen de rechtbanken in eerste aanleg kennis van alle burgerlijke zaken, behoudens bij de wet bepaalde uitzonderingen. Waar het de absolute bevoegdheid van de kantonrechter betreft, geeft artikel 93 Rv een aantal uitzonderingen op de hoofdregel van artikel 42 RO. Deze uitzonderingen omvatten geen verdelingszaken. Onder vorderingen als bedoeld in artikel 93 Rv letter a worden geldvorderingen verstaan (MvT, Kamerstukken II 1999-2000, 26 855, nr. 3, p. 192). Onder de vordering als bedoeld in letter b van artikel 93 Rv moet ook een geldvordering worden verstaan. Ook aan de andere in artikel 93 Rv omschreven uitzonderingen kan de kantonrechter in verdelingszaken geen bevoegdheid ontlenen. Ten aanzien van de onderhavige vorderingen ter zake verdeling is dan ook de rechtbank bevoegd. De kantonrechter was naar het oordeel van het hof niet bevoegd de zaak te behandelen en hierover te oordelen.
6. Gelet op het vorenstaande zal het hof het bestreden vonnis van de kantonrechter vernietigen en de zaak op grond van artikel 73 Rv verwijzen naar de in eerste aanleg bevoegde rechter: de rechtbank Rotterdam.
Proceskosten
7. Nu de onderhavige zaak van familierechtelijke aard is, zal het hof de proceskosten tussen partijen compenseren in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt. De andersluidende vorderingen van partijen zullen worden afgewezen.
8. Mitsdien wordt als volgt beslist.
Beslissing
Het hof:
vernietigt het bestreden vonnis en, opnieuw rechtdoende:
verwijst de zaak naar de rechtbank Rotterdam;
compenseert de kosten van het geding in eerste aanleg en in hoger beroep in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het in hoger beroep meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.N. Labohm, A.H.N. Stollenwerck en A.E. Sutorius-van Hees en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 maart 2018 in aanwezigheid van de griffier.