Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) nr. 655/2014 tot vaststelling procedure betreffende het Europees bevel tot conservatoir beslag op bankrekeningen om grensoverschrijdende inning van schuldvorderingen in burgerlijke en handelszaken te vergemakkelijken
Artikel 10 Instelling van een procedure betreffende het bodemgeschil
Geldend
Geldend vanaf 17-07-2014
- Bronpublicatie:
15-05-2014, PbEU 2014, L 189 (uitgifte: 27-06-2014, regelingnummer: 655/2014)
- Inwerkingtreding
17-07-2014
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
15-05-2014, PbEU 2014, L 189 (uitgifte: 27-06-2014, regelingnummer: 655/2014)
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Beslag en executie
1.
Indien de schuldeiser een verzoek om een bevel tot conservatoir beslag heeft ingediend voordat hij een procedure betreffende het bodemgeschil heeft ingesteld, stelt hij deze procedure in en levert hij het gerecht waar het verzoek om het bevel is ingediend daarvan het bewijs, uiterlijk dertig dagen na de datum waarop hij het verzoek heeft ingediend of, indien dit later is, binnen veertien dagen na de datum waarop het bevel is uitgevaardigd. Tevens kan het gerecht, op verzoek van de schuldenaar en onder kennisgeving aan de beide partijen, die termijn verlengen, bijvoorbeeld om de partijen de zaak te laten schikken.
2.
Indien het gerecht binnen de in lid 1 bedoelde termijn niet het bewijs heeft ontvangen dat de procedure is ingeleid, wordt het bevel tot conservatoir beslag ingetrokken of eindigt het en worden de partijen daarvan op de hoogte gebracht.
Indien het gerecht dat het bevel heeft uitgevaardigd zich in de lidstaat van tenuitvoerlegging bevindt, wordt het bevel ingetrokken of eindigt het overeenkomstig het recht van die lidstaat.
Indien het bevel moet worden ingetrokken of het bevel eindigt in een andere lidstaat dan de lidstaat van herkomst, wordt het bevel door het gerecht ingetrokken met behulp van het formulier dat door middel van volgens de in artikel 52, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure aangenomen uitvoeringshandelingen is vastgesteld, en dat overeenkomstig artikel 29 aan de bevoegde instantie van de lidstaat van tenuitvoerlegging wordt toegezonden. Die instantie onderneemt de nodige stappen om in voorkomend geval artikel 23 toe te passen om de intrekking of de beëindiging van de tenuitvoerlegging uitgevoerd te zien.
3.
Voor de toepassing van lid 1 wordt de procedure betreffende het bodemgeschil geacht te zijn ingesteld:
- a)
op het tijdstip waarop het stuk waarmee de procedure wordt ingeleid of een gelijkwaardig stuk bij het gerecht wordt ingediend, mits de schuldeiser vervolgens niet heeft nagelaten te doen wat hij met het oog op de betekening of de kennisgeving van het stuk aan de schuldenaar moest doen; of
- b)
indien het stuk betekend of ter kennis gebracht moet worden voordat het bij het gerecht wordt ingediend, op het tijdstip waarop de instantie die belast is met de betekening of kennisgeving het stuk ontvangt, mits de schuldeiser vervolgens niet heeft nagelaten te doen wat hij met het oog op de indiening van het stuk bij het gerecht moest doen.
De onder b) van de eerste alinea bedoelde instantie die belast is met de betekening of de kennisgeving is de eerste instantie die de te betekenen of ter kennis te brengen stukken ontvangt.