Hof Arnhem-Leeuwarden, 20-10-2021, nr. 21-002765-19
ECLI:NL:GHARL:2021:10615
- Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
- Datum
20-10-2021
- Zaaknummer
21-002765-19
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARL:2021:10615, Uitspraak, Hof Arnhem-Leeuwarden, 20‑10‑2021; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2023:1440
Uitspraak 20‑10‑2021
Inhoudsindicatie
Arrest na terugwijzing Hoge Raad. Klachtvereiste bij afdreiging ex art. 318 Sr. Wens tot vervolging. Klachttermijn van drie maanden geldt onverkort als voorwaarde voor de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie. Ingevolge het arrest van de Hoge Raad van 24 april2018, ECLI:NL:HR:2018:667, hoeft een beperkte(re) tenlastelegging en/of bewezenverklaring er niet aan in de weg te staan dat het hof bij de beoordeling van de klachttermijn acht slaat op de gehele in de aangifte genoemde periode. Het hof verklaart het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vervolging met betrekking tot het onder 3 primair en subsidiair en het onder 6 primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde, nu aangevers niet binnen de termijn van drie maanden een klacht hebben ingediend en evenmin binnen deze termijn is gebleken dat aangevers vervolging wensten. Veroordeling ter zake van het onder 1 primair onder A, 2 primair, 3 meer subsidiair en 5 primair onder A bewezenverklaarde, te weten: van medeplegen van afdreiging, meermalen gepleegd, en medeplegen van een ander door een feitelijkheid te dwingen iets te doen, tot een gevangenisstraf van 180 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan 107 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en met daaraan verbonden bijzondere voorwaarden. Daarnaast bepaalt het hof de straf ten aanzien van de bij arrest van 20 februari 2017 door het hof onder 4 primair en 7 bewezenverklaarde op een gevangenisstraf van 60 dagen, met aftrek van het voorarrest. Het hof wijst af de vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen en verklaart de benadeelde partijen voor het overige deel niet-ontvankelijk in hun vorderingen.
Partij(en)
Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002765-19
Uitspraak d.d.: 20 oktober 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen - na terugwijzing door de Hoge Raad der Nederlanden bij arrest van 4 december 2018 - op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 2 december 2014 met parketnummer 18-950033-14 in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1994,
wonende te [woonadres]
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Procesgang van het hoger beroep
De rechtbank heeft het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging van verdachte ter zake van het onder 3 primair en 6 primair ten laste gelegde. Verdachte is vrijgesproken van de feiten 1 primair onder B en 5 primair onder B. Ter zake van de feiten 1 primair onder A, 2 primair, 3 subsidiair, 4 primair, 5 primair onder A, 6 subsidiair en 7 is verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest, met een proeftijd van drie jaren en met als bijzondere voorwaarden een meldplicht en deelname aan een COVA-training. Verder heeft de rechtbank beslist op de vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen.
Verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis.
Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, heeft in hoger beroep bij arrest van 20 februari 2017 verdachte niet-ontvankelijk verklaard in haar hoger beroep, voor zover dit was gericht tegen de vrijspraken van de feiten 1 primair onder B en 5 primair onder B. Verder heeft het hof het vonnis waarvan beroep – voor zover onderworpen aan het oordeel van het hof – vernietigd en opnieuw rechtgedaan. Verdachte is ter zake van het onder 1 primair onder A, 2 primair, 3 primair, 4 primair, 5 primair onder A, 6 primair en 7 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf van 313 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest, met een proeftijd van drie jaren en een taakstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis. Daarnaast heeft het hof de vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen deels afgewezen en de benadeelde partijen voor het overige deel van hun vorderingen niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen.
Verdachte heeft tegen dat arrest van het gerechtshof beroep in cassatie ingesteld.
De Hoge Raad der Nederlanden (hierna: de Hoge Raad) heeft bij arrest van 4 december 2018 het bestreden arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden vernietigd, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen met betrekking tot het onder 1, 2, 3, 5 en 6 tenlastegelegde en de strafoplegging. De Hoge Raad heeft de zaak teruggewezen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
De omvang van het hoger beroep is daarom beperkt tot de beoordeling van de feiten 1, 2, 3, 5 en 6 en de strafoplegging, waarbij het hof uitgaat van de bewezenverklaringen, de kwalificaties en de strafbaarheid van het onder 4 primair en 7 bewezenverklaarde en de strafbaarheid van de verdachte zoals bepaald in het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 20 februari 2017.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is - na terugwijzing van de zaak door de Hoge Raad - gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 6 oktober 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot:
- vernietiging van het vonnis waarvan beroep;
- het niet-ontvankelijk verklaren van het openbaar ministerie in de vervolging ten aanzien van de feiten 3 primair en subsidiair en 6 primair en subsidiair;
- veroordeling van verdachte ter zake van het onder 1 primair A, 2 primair, 3 meer subsidiair, 5 primair A en 6 meer subsidiair ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 160 dagen, waarvan 120 dagen voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest, met een proeftijd van twee jaren, en een taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis;
- het bepalen van de straf ten aanzien van de feiten 4 primair en 7 op een gevangenisstraf van 93 dagen, met aftrek van het voorarrest, en een taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis;
- gedeeltelijke afwijzing van de vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen en het niet-ontvankelijk verklaren van de benadeelde partijen in hun vorderingen voor het overige deel.
Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en haar raadsvrouw,mr. J.A.M. Kwakman, naar voren is gebracht.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Het hof vat de tenlastelegging aldus op dat de feiten genoemd onder 1 primair onder B en 5 primair onder B zijn aan te merken als afzonderlijk tenlastegelegde strafbare feiten. Van deze feiten is verdachte door de rechtbank vrijgesproken. Voor zover het hoger beroep is gericht tegen deze vrijspraken, kan verdachte daarin niet worden ontvangen.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep – voor zover dat aan het oordeel van het hof is onderworpen – vernietigen. Het hof komt tot andere beslissingen ten aanzien van de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie, de bewezenverklaringen en de strafoplegging. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep, en voor zover in hoger beroep aan de orde, tenlastegelegd dat:
1. primair
A
zij in of omstreeks de periode van 1 januari 2013 tot en met 11 februari 2013 te [plaats 1] en/of [plaats 2] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (meermalen) (telkens) met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met smaad, smaadschrift of openbaring van een geheim, [benadeelde partij 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [benadeelde partij 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan verdachte en/of die mededader(s), welke bedreiging hierin bestond dat zij en/of een van haar mededader(s) in een of meer msn- en/of chat- en/of telefoongesprek(ken) en/of e-mailbericht(en) met/aan die [benadeelde partij 1] heeft gedreigd aan de politie en of de pers en/of de familie en/of het personeel van die [benadeelde partij 1] afbeeldingen, waarop te zien is dat [benadeelde partij 1] zich heeft afgetrokken voor een webcam en/of zijn geslachtsdeel heeft getoond bekend te maken, althans openbaar te maken en/of dat verdachte en/of een van zijn mededader(s) bij die [benadeelde partij 1] de indruk heeft doen ontstaan dat verdachte en/of een van haar mededader(s) een meisje van 12 jaar oud was;
1.subsidiair
A
dat [medeverdachte] in of omstreeks de periode van 1 januari 2013 tot en met 11 februari 2013 te [plaats 1] en/of [plaats 2] , althans in Nederland, (meermalen) (telkens) met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door bedreiging met smaad, smaadschrift of openbaring van een geheim, [benadeelde partij 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [benadeelde partij 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan die [medeverdachte] , welke bedreiging hierin bestond dat die [medeverdachte] in een of meer msn- en/of chat- en/of telefoongesprek(ken) en/of e-mailbericht(en) met/aan die [benadeelde partij 1] heeft gedreigd aan de politie en/of de pers en/of de familie en/of het personeel van die [benadeelde partij 1] afbeeldingen, waarop te zien is dat [benadeelde partij 1] zich heeft afgetrokken voor een webcam en/of zijn geslachtsdeel heeft getoond bekend te maken, althans openbaar te maken en/of dat verdachte en/of een van zijn mededader(s) bij die [benadeelde partij 1] de indruk heeft doen ontstaan dat de verdachte een meisje van 12 jaar oud was;
en/of
B
dat [medeverdachte] in of omstreeks de periode van 13 mei 2013 tot en met 22 maart 2014, op verschillende tijdstippen, ter uitvoering van het door die [medeverdachte] voorgenomen misdrijf om, (meermalen) (telkens) met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met smaad, smaadschrift of openbaring van een geheim, [benadeelde partij 1] te dwingen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [benadeelde partij 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan [medeverdachte] , welke bedreiging hierin bestond dat die [medeverdachte] in een of meer msn- en/of chat- en/of telefoongesprek(ken) en/of e-mailbericht(en) met/aan die [benadeelde partij 1] zich voordeed als een zusje van degene die in 2013 chatcontact met die [benadeelde partij 1] heeft gehad en/of geld voor schoonmaakwerkzaamheden moest ontvangen en/of zich voordeed als ene [naam 1] en/of dat hij geld moest overboeken naar een bankrekening van ene [naam 2] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
tot en/of bij het plegen van welke poging tot misdrij(f)(v)en verdachte, in of omstreeks de periode van 1 januari 2013 tot en met 22 maart 2014 te [plaats 1] , althans in Nederland, opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door:
- achter de webcam plaats te nemen en zodoende die [benadeelde partij 1] het idee te geven dat hij met een minderjarig meisje chatte/sprak en/of
- met die [benadeelde partij 1] te chatten/spreken en/of
- met die [benadeelde partij 1] te bellen en/of
- informatie over die [benadeelde partij 1] op te zoeken op internet;
1.meer subsidiair
zij in of omstreeks de periode van 1 januari 2013 tot en met 11 februari 2014 te [plaats 1] en/of [plaats 2] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (meermalen) (telkens) [benadeelde partij 1] door een of meer feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met een of meer feitelijkhe(i)d(en) wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, immers heeft/hebben verdachte en/of een van haar mededader(s) die [benadeelde partij 1] gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan voornoemde [benadeelde partij 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan verdachte en/of die mededader(s) en/of dat zij en/of een van zijn mededader(s) in een of meer msn- en/of chat- en/of telefoongesprek(ken) en/of e-mailbericht(en) met/aan die [benadeelde partij 1] heeft gedreigd aan de politie en of de pers en/of de familie en/of het personeel van die [benadeelde partij 1] , afbeeldingen, waarop te zien is dat [benadeelde partij 1] zich heeft afgetrokken voor een webcam en/of zijn geslachtsdeel heeft getoond bekend te maken, althans openbaar te maken, en/of dat verdachte en/of een van haar mededader(s) bij die [benadeelde partij 1] de indruk heeft doen ontstaan dat verdachte en/of een van haar mededader(s) een meisje van 12 jaar oud was;
2. primair
zij in of omstreeks de periode van 1 januari 2013 tot en met 20 februari 2014 te [plaats 1] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met smaad, smaadschrift of openbaring van een geheim, [benadeelde partij 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [benadeelde partij 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan verdachte en/of die mededader(s), welke bedreiging hierin bestond dat zij en/of een van haar mededader(s) in een of meer msn- en/of chat- en/of telefoongesprek(ken) en/of e-mailbericht(en) met/aan die [benadeelde partij 2] heeft gedreigd aan Pownews afbeeldingen, waarop te zien is dat die [benadeelde partij 2] zich heeft afgetrokken voor een webcam en/of zijn geslachtsdeel heeft getoond voor een webcam en/of (in combinatie met) privé- en/of werkgegevens van die [benadeelde partij 2] , bekend te maken en/of bij Jeugdzorg zijn kinderen aan te melden en/of dat verdachte en/of een van haar mededader(s) bij die [benadeelde partij 2] de indruk heeft doen ontstaan dat verdachte en/of een van haar mededader(s) een meisje van (ongeveer) 12 jaar oud, althans minderjarig was;
2. subsidiair
dat [medeverdachte] in of omstreeks de periode van 1 januari 2013 tot en met 20 februari 2014 te [plaats 1] , althans in Nederland, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door bedreiging met smaad, smaadschrift of openbaring van een geheim, [benadeelde partij 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [benadeelde partij 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan die [medeverdachte] , welke bedreiging hierin bestond dat die [medeverdachte] in een of meer msn- en/of chat- en/of telefoongesprek(ken) en/of e-mailbericht(en) met/aan die [benadeelde partij 2] heeft gedreigd aan Pownews afbeeldingen, waarop te zien is dat [benadeelde partij 2] zich heeft afgetrokken voor een webcam en/of zijn geslachtsdeel heeft getoond voor een webcam en/of zijn geslachtsdeel heeft getoond voor een webcam en/of (in combinatie met) privé- en/of werkgegevens van die [benadeelde partij 2] bekend te maken, en/of bij jeugdzorg zijn kinderen aan te melden en/of dat die [medeverdachte] bij die [benadeelde partij 2] de indruk heeft doen ontstaan dat die [medeverdachte] een meisje van (ongeveer) 12 jaar oud, althans minderjarig was;
tot en/of bij het plegen van welke poging tot misdrijf verdachte, in of omstreeks de periode van 1 januari 2013 tot en met 20 februari 2014 te [plaats 1] , althans in Nederland, opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door:
- achter de webcam plaats te nemen en zodoende die [benadeelde partij 2] het idee te geven dat hij met een minderjarig meisje chatte/sprak en/of
- met die [benadeelde partij 2] te chatten/spreken en/of
- met die [benadeelde partij 2] te bellen en/of
- informatie over die [benadeelde partij 2] op te zoeken op internet;
2. meer subsidiair
zij in of omstreeks de periode van 1 januari 2013 tot en met 20 februari 2014 te [plaats 1] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
[benadeelde partij 2] door een of meer feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met een of meer feitelijkhe(i)d(en) wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen of te dulden, immers heeft/hebben verdachte en/of een van haar mededader(s) die [benadeelde partij 2] gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan voornoemde [benadeelde partij 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan verdachte en/of die mededader(s) en/of dat zij en/of een van haar mededader(s) in een of meer msn- en/of chat- en/of telefoongesprek(ken) en/of e-mailbericht(en) met/aan die bedreiging hierin bestond dat zij en/of een van haar mededader(s) in een of meer msn- en/of chat- en/of telefoongesprek(ken) en/of e-mailbericht(en) met/aan die [benadeelde partij 2] heeft gedreigd aan Pownews afbeeldingen, waarop te zien is dat die [benadeelde partij 2] zich heeft afgetrokken voor een webcam en/of zijn geslachtsdeel heeft getoond voor een webcam en/of (in combinatie met) privé- en/of werkgegevens van die [benadeelde partij 2] , bekend te maken en/of bij Jeugdzorg zijn kinderen aan te melden en/of dat verdachte en/of een van haar mededader(s) bij die [benadeelde partij 2] de indruk heeft doen ontstaan dat verdachte en/of een van haar mededader(s) een meisje van (ongeveer) 12 jaar oud, althans minderjarig was;
3. primair
zij in of omstreeks de periode van 1 januari 2014 tot en met 27 januari 2014 te [plaats 1] en/of [plaats 3] en/of [plaats 4] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met smaad, smaadschrift of openbaring van een geheim, [benadeelde partij 3] heeft gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [benadeelde partij 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan verdachte en/of die mededader(s), welke bedreiging hierin bestond dat zij en/of een van zijn mededader(s) in een of meer msn- en/of chat- en/of telefoongesprek(ken) en/of e-mailbericht(en) met/aan die [benadeelde partij 3] heeft gedreigd aan de werkgever en/of collega's van die [benadeelde partij 3] afbeeldingen, waarop te zien is dat die [benadeelde partij 3] zich heeft afgetrokken voor een webcam en/of chatgesprekken met een compromitterende inhoud en/of dat [benadeelde partij 3] een ontmoeting heeft gehad met verdachte en/of haar mededader bekend te maken, althans openbaar te maken en/of dat verdachte en/of een van haar mededader(s) bij die [benadeelde partij 3] de indruk heeft doen ontstaan dat verdachte en/of een van haar mededader(s) een meisje van (ongeveer) 12 jaar oud, althans minderjarig was;
3.subsidiair
dat [medeverdachte] in of omstreeks de periode van 1 januari 2014 tot en met 27 januari 2014 te [plaats 1] en/of [plaats 3] en/of [plaats 4] , althans in Nederland, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door bedreiging met smaad, smaadschrift of openbaring van een geheim, [benadeelde partij 3] heeft gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [benadeelde partij 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan die [medeverdachte] , welke bedreiging hierin bestond dat die [medeverdachte] in een of meer msn- en/of chat- en/of telefoongesprek(ken) en/of e-mailbericht(en) met/aan die [benadeelde partij 3] heeft gedreigd aan de werkgever en/of collega's van die [benadeelde partij 3] afbeeldingen, waarop te zien is dat [benadeelde partij 3] zich heeft afgetrokken of zijn geslachtsdeel heeft getoond voor een webcam en/of chatgesprekken met seksueel compromitterende inhoud en/of dat [benadeelde partij 3] een ontmoeting heeft gehad met die [medeverdachte] bekend te maken, althans openbaar te maken en/of dat die [medeverdachte] bij die [benadeelde partij 3] de indruk heeft doen ontstaan dat die [medeverdachte] een meisje van (ongeveer) 12 jaar oud, althans minderjarig, was;
tot en/of bij het plegen van welke poging tot misdrijf verdachte, in of omstreeks de periode van 1 januari 2014 tot en met 27 januari 2014 te [plaats 1] , althans in Nederland, opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door:
- achter de webcam plaats te nemen en zodoende die [benadeelde partij 3] het idee te geven dat hij met een minderjarig meisje chatte/sprak en/of
- met die [benadeelde partij 3] te chatten/spreken en/of
- met die [benadeelde partij 3] te bellen en/of
- informatie over die [benadeelde partij 3] op te zoeken op internet;
3.meer subsidiair
zij in of omstreeks de periode van 1 januari 2014 tot en met 27 januari 2014 te [plaats 1] en/of [plaats 3] en/of [plaats 4] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [benadeelde partij 3] door een of meer feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met een of meer feitelijkhe(i)d(en) wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen of te dulden, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) haar mededader(s) voornoemde [benadeelde partij 3] gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan voornoemde [benadeelde partij 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan verdachte en/of die mededader(s) en/of dat zij en/of een van zijn mededader(s) in een of meer msn- en/of chat- en/of telefoongesprek(ken) en/of e-mailbericht(en) met/aan die [benadeelde partij 3] heeft gedreigd aan de werkgever en/of collega’s van die [benadeelde partij 3] afbeeldingen, waarop te zien is dat die [benadeelde partij 3] zich heeft afgetrokken en/of zijn geslachtsdeel heeft getoond voor een webcam en/of chatgesprekken met seksueel compromitterende inhoud en/of dat [benadeelde partij 3] een ontmoeting heeft gehad met verdachte en/of een van haar mededader(s) bekend te maken, althans openbaar te maken en/of dat verdachte en/of een van haar mededader(s) bij die [benadeelde partij 3] de indruk heeft doen ontstaan dat verdachte en/of een van haar mededader(s) een meisje van 12 jaar oud, althans minderjarig was;
5.primair
A
zij in of omstreeks de periode van 1 mei 2013 tot en met 31 mei 2013 te [plaats 1] en/of [plaats 5] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met smaad, smaadschrift of openbaring van een geheim, [benadeelde partij 5] heeft gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [benadeelde partij 5] , in elk geval aan een ander of anderen dan verdachte en/of die mededader(s), welke bedreiging hierin bestond dat zij en/of een van haar mededader(s) in een of meer msn- en/of chat- en/of telefoongesprek(ken) en/of e-mailbericht(en) met/aan die [benadeelde partij 5] heeft gedreigd aan zakelijke contactpersonen van die [benadeelde partij 5] afbeeldingen, waarop te zien is dat die [benadeelde partij 5] zijn geslachtsdeel heeft getoond voor een webcam bekend te maken, althans openbaar te maken en/of dat verdachte en/of een van haar mededader(s) bij die [benadeelde partij 5] de indruk heeft doen ontstaan dat verdachte en/of een van haar mededader(s) een meisje van 13 jaar oud, althans minderjarig was;
5. subsidiair
A
dat [medeverdachte] in of omstreeks de periode van 1 mei 2013 tot en met 31 mei 2013 te [plaats 1] en/of [plaats 5] , althans in Nederland, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door bedreiging met smaad, smaadschrift of openbaring van een geheim, [benadeelde partij 5] heeft gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [benadeelde partij 5] , in elk geval aan een ander of anderen dan die [medeverdachte] , welke bedreiging hierin bestond dat die [medeverdachte] in een of meer msn- en/of chat- en/of telefoongesprek(ken) en/of e-mailbericht(en) met/aan die [benadeelde partij 5] heeft gedreigd aan zakelijke contactpersonen van die [benadeelde partij 5] , afbeeldingen, waarop te zien is dat [benadeelde partij 5] zijn geslachtsdeel heeft getoond voor een webcam bekend te maken, althans openbaar te maken en/of dat [medeverdachte] bij die [benadeelde partij 5] de indruk heeft doen ontstaan dat die [medeverdachte] een meisje van 13 jaar oud was, althans minderjarig was,
en/of
B
dat [medeverdachte] in of omstreeks de periode van 1 mei 2014 tot en met 31 mei 2014, te [plaats 1] , althans in Nederland, ter uitvoering van het door die [medeverdachte] voorgenomen misdrijf om, (meermalen) (telkens) met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met smaad, smaadschrift of openbaring van een geheim, [benadeelde partij 5] heeft gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [benadeelde partij 5] , in elk geval aan een ander of anderen dan [medeverdachte] , welke bedreiging hierin bestond dat die [medeverdachte] in een of meer msn- en/of chat- en/of telefoongesprek(ken) en/of e-mailbericht(en) met/aan die [benadeelde partij 5] zich voordeed als iemand van een stichting die een naheffing deed over de betaling die in 2013 had plaatsgevonden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
tot en/of bij het plegen van welke poging tot misdrijf verdachte, in of omstreeks de periode van 1 mei 2013 tot en met 31 mei 2014 te [plaats 1] , althans in Nederland, opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door:
- achter de webcam plaats te nemen en zodoende die [benadeelde partij 5] het idee te geven dat hij met een minderjarig meisje chatte/sprak en/of
- met die [benadeelde partij 5] te chatten/spreken en/of
- informatie over die [benadeelde partij 5] op te zoeken op internet;
5. meer subsidiair
zij in of omstreeks de periode van 1 mei 2013 tot en met 31 mei 2013 te [plaats 1] en/of [plaats 5] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [benadeelde partij 5] door een of meer feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met een of meer feitelijkhe(i)d(en) wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen of te dulden, immers heeft/hebben verdachte en/of een van haar mededader(s) die [benadeelde partij 5] gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [benadeelde partij 5] , in elk geval aan een ander of anderen dan verdachte en/of die mededader(s) en/of dat zij en/of een van zijn mededader(s) in een of meer msn- en/of chat- en/of telefoongesprek(ken) en/of e-mailbericht(en) met/aan die [benadeelde partij 5] heeft gedreigd aan zakelijke contactpersonen van die [benadeelde partij 5] afbeeldingen, waarop te zien is dat die [benadeelde partij 5] zijn geslachtsdeel heeft getoond voor een webcam bekend te maken, althans openbaar te maken en/of dat verdachte en/of een van haar mededader(s) bij die [benadeelde partij 5] de indruk heeft doen ontstaan dat verdachte en/of een van haar mededader(s) een meisje van 13 jaar oud, althans minderjarig was;
6.primair
zij in of omstreeks de periode van 1 december 2013 tot en met 15 februari 2014 te [plaats 1] en/of [plaats 6] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met smaad, smaadschrift of openbaring van een geheim, [benadeelde partij 6] heeft gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [benadeelde partij 6] , in elk geval aan een ander of anderen dan verdachte en/of die mededader(s), welke bedreiging hierin bestond dat zij en/of een van zijn mededader(s) in een of meer msn- en/of chat- en/of telefoongesprek(ken) en/of e-mailbericht(en) met/aan die [benadeelde partij 6] heeft gedreigd aan de familie en vrienden van die [benadeelde partij 6] afbeeldingen, waarop te zien is dat die [benadeelde partij 6] zijn geslachtsdeel heeft getoond voor een webcam bekend te maken, althans openbaar te maken en/of dat verdachte en/of een van haar mededader(s) bij die [benadeelde partij 6] de indruk heeft doen ontstaan dat verdachte en/of een van haar mededader(s) een meisje van 12 jaar oud, althans minderjarig was;
6. subsidiair
dat [medeverdachte] in of omstreeks de periode van 1 december 2013 tot en met 15 februari 2014 te [plaats 1] en/of [plaats 6] , althans in Nederland, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door bedreiging met smaad, smaadschrift of openbaring van een geheim, [benadeelde partij 6] heeft gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [benadeelde partij 6] , in elk geval aan een ander of anderen dan die [medeverdachte] , welke bedreiging hierin bestond dat die [medeverdachte] in een of meer msn- en/of chat- en/of telefoongesprek(ken) en/of e-mailbericht(en) met/aan die [benadeelde partij 6] heeft gedreigd aan de familie en vrienden van die [benadeelde partij 6] afbeeldingen, waarop te zien is dat [benadeelde partij 6] zijn geslachtsdeel heeft getoond voor een webcam bekend te maken, althans openbaar te maken en/of dat die [medeverdachte] bij die [benadeelde partij 6] de indruk heeft doen ontstaan dat die [medeverdachte] een meisje van 12 jaar oud, althans minderjarig, was;
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte, in of omstreeks de periode van
1 december 2013 tot en met 15 februari 2014 te [plaats 1] , althans in Nederland, opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door:
- achter de webcam plaats te nemen en zodoende die [benadeelde partij 6] het idee te geven dat hij met een minderjarig meisje chatte/sprak en/of
- met die [benadeelde partij 6] te chatten/spreken en/of
- informatie over die [benadeelde partij 6] op te zoeken op internet;
6. meer subsidiair
zij in of omstreeks de periode van 1 december 2013 tot en met 15 februari 2014 te [plaats 1] en/of [plaats 6] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [benadeelde partij 6] door een of meer feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met een of meer feitelijkhe(i)d(en) wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen of te dulden, immers heeft/hebben verdachte en/of een of van haar mededader(s) die [benadeelde partij 6] gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [benadeelde partij 6] , in elk geval aan een ander of anderen dan verdachte en/of die mededader(s) en/of dat zij en/of een van haar mededader(s) in een of meer msn- en/of chat- en/of telefoongesprek(ken) en/of e-mailbericht(en) met/aan die [benadeelde partij 6] heeft gedreigd aan de familie en/of werkgever van die [benadeelde partij 6] afbeeldingen, waarop te zien is dat die [benadeelde partij 6] zijn geslachtsdeel heeft getoond voor een webcam bekend te maken, althans openbaar te maken en/of dat verdachte en/of een van haar mededader(s) bij die [benadeelde partij 6] de indruk heeft doen ontstaan dat verdachte en/of een van haar mededader(s) een meisje van 12 jaar oud, althans minderjarig was.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging
De verdediging heeft ten aanzien van de onder 1, 2, 3, 5 en 6 - telkens primair en subsidiair - tenlastegelegde feiten de niet ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in zijn recht tot vervolging bepleit. Hiertoe is aangevoerd dat, nu de klachttermijn een dwingende termijn betreft en de aangiftes c.q. klachten van de aangevers volgens het hof in het arrest van 2017 buiten de termijn zijn gedaan, het openbaar ministerie geen vervolgingsrecht meer heeft.
Verder heeft de verdediging ook ten aanzien van het meer subsidiair tenlastegelegde aangevoerd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging. Door de wijze van ten laste leggen wordt het klachtvereiste op ongeoorloofde wijze omzeild. De feitelijkheden zoals opgenomen in de (meer) subsidiair tenlastegelegde variant betreffen in feite ‘smaad(schrift)’ als bedoel in artikel 284, lid 1, sub 2, Wetboek van Strafrecht (verder: Sr). Ook dit delict is een klachtdelict waarvoor niet tijdig een klacht is ingediend. Dit klachtdelict mag niet worden genegeerd door ten aanzien van precies hetzelfde feit te vervolgen voor een ander delict waarvoor geen klacht is vereist.
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot het ontvankelijk verklaren van het openbaar ministerie in haar vervolging voor de feiten 1 primair onder A, 2 primair en 5 primair onder A. Het openbaar ministerie is niet-ontvankelijk in de vervolging voor de feiten 3 primair en subsidiair en 6 primair en subsidiair. Voor wat betreft het onder 3 meer subsidiair en 6 meer subsidiair tenlastegelegde is geen sprake van een onrechtmatig omzeilen van het klachtvereiste. Er is geen sprake van een specialis-generalis-verhouding tussen artikel 284, lid 1, sub 1 en 2, Sr.
Het hof overweegt als volgt.
In artikel 318 Sr is afdreiging strafbaar gesteld. Op grond van het derde lid van deze bepaling kan dit misdrijf niet worden vervolgd dan op klacht van hem tegen wie het is gepleegd. In het eerste lid van artikel 66 Sr is bepaald dat de klacht kan worden ingediend gedurende drie maanden na de dag waarop de klachtgerechtigde kennis heeft genomen van het gepleegde feit.
De Hoge Raad heeft bij arrest van 4 december 2018 geoordeeld dat de klachtgerechtigde zijn bevoegdheid slechts gedurende de in de wet genoemde klachttermijn kan uitoefenen. Ingeval de klacht niet voldoet aan alle formele wettelijke eisen of niet is ingediend bij de bevoegde ambtenaar, maar vaststaat dat de klachtgerechtigde de vervolging heeft gewenst, zal van die wens binnen de termijn van drie maanden moeten zijn gebleken.
Uit de rechtspraak van de Hoge Raad volgt dat het hof (enige) ruimte heeft om concreet te beoordelen wanneer de klachttermijn is aangevangen, maar dat een binnen de wettelijke termijn ingediende klacht bij klachtdelicten onverkort als voorwaarde geldt voor de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie.
Vaststaat dat de in deze zaak formeel ingediende klachten buiten de in artikel 66, eerste lid, Sr gestelde termijn zijn gedaan, als wordt gelet op de data van de in de tenlastegelegde feiten.
Het voorgaande brengt mee dat het hof per feit zal beoordelen of van de wens tot vervolging van de klachtgerechtigde binnen de termijn van drie maanden is gebleken.
Ten aanzien van feit 1 onder A primair
Het chatgesprek tussen aangever [benadeelde partij 1] en verdachte en/of medeverdachte heeft plaatsgevonden op 10 januari 2013, waarna aangever dezelfde dag € 2.000,- heeft overgemaakt naar de (ABN) rekening met nummer [nummer] ten name van [verdachte] .
Vervolgens is aangever op 10 februari 2013 door verdachte en/of medeverdachte opnieuw benaderd en afgedreigd vanwege het eerder genoemde chatgesprek. Hierop heeft aangever op respectievelijk 10 en 11 februari 2013 € 2.000,- en € 5.500,- naar verdachte en/of medeverdachte overgemaakt.
Hierna is het tot 15 mei 2013 rustig gebleven. Die dag werd aangever op zijn werk gebeld door een persoon (medeverdachte) die wederom refereerde aan het chatgesprek van 10 januari 2013 en vroeg om geld naar hem over te maken. Aangever heeft dit geld niet overgemaakt, maar is enkele dagen later, op 18 mei 2013, naar de politie gestapt om aangifte te doen. Diezelfde dag is door de hulpofficier een stuk opgemaakt waarin staat dat hij op 18 mei 2013 de klacht van die [benadeelde partij 1] met het uitdrukkelijke verzoek tot strafrechtelijke vervolging van de personen die hem afdreigen heeft ontvangen.
Het hof overweegt dat sprake is geweest van een voortdurende compromitterende situatie, waarin aangever steeds opnieuw door verdachte en/of haar medeverdachte werd geconfronteerd met het chatgesprek van 10 januari 2013. Dit chatgesprek werd door verdachte en/of haar medeverdachte telkens aangegrepen om aangever opnieuw af te dreigen door hem geld over te laten maken of dit te proberen.
Ingevolge het arrest van de Hoge Raad van 24 april 2018, ECLI:NL:HR:2018:667, hoeft een beperkte(re) tenlastelegging en/of bewezenverklaring er niet aan in de weg te staan dat het hof bij de beoordeling van de klachttermijn acht slaat op de gehele in de aangifte genoemde periode. Nu uit de aangifte volgt dat in de periode van 10 januari 2013 tot 15 mei 2013 sprake is geweest van meerdere afdreigingen en een poging daartoe, terwijl uit de aangifte eveneens blijkt dat voor aangever de compromitterende situatie tot op de datum van het doen van aangifte voortduurde, is het hof van oordeel dat de klachttermijn niet eerder dan 15 mei 2013 is aangevangen en (dus) de klacht tijdig is ingediend.
Het verweer wordt verworpen.
Ten aanzien van feit 2 primair
Het chatgesprek tussen aangever [benadeelde partij 2] en verdachte en/of medeverdachte heeft plaatsgevonden op 18 februari 2014, waarna er op 20 februari 2014 telefonisch contact is geweest en aangever € 10.000,- heeft overgemaakt naar (ABN) rekeningnummer [nummer] (op naam van [verdachte] ).
Op 24 april 2014 heeft aangever een eerste gesprek gevoerd met de politie, waarbij door hem is aangegeven dat hij eerst wil nadenken of zijn verklaring mag worden vastgesteld als aangifte. Vervolgens heeft aangever de aangifte op 5 mei 2014 ondertekend. De klacht dateert van 2 juni 2014, derhalve van enkele dagen nadat formeel de klachttermijn was verlopen.
Het hof overweegt dat aangever na de door hem gevraagde bedenktijd (van twaalf dagen) zijn aangifte heeft ondertekend. Het ondertekenen en doorzetten van de aangifte is een heel bewuste handeling geweest. Het hof is van oordeel dat aangever door deze bekrachtiging kenbaar heeft gemaakt dat hij vervolging wenste. Deze wens tot vervolging vindt vervolgens ook bevestiging in de later ingediende klacht, alsook in de door hem als benadeelde partij ingediende vordering tot schadevergoeding.
Het verweer wordt verworpen.
Ten aanzien van feit 3
primair en subsidiair
Het chatgesprek tussen aangever [benadeelde partij 3] en verdachte en/of medeverdachte heeft plaatsgevonden op 24 januari 2014, waarna er op 27 januari 2014 een ontmoeting heeft plaatsgevonden en aangever diezelfde dag nog € 2.000,- heeft overgemaakt naar (ING) rekeningnummer [nummer] ten name van [verdachte] .
Op 2 juni 2014 is aangever benaderd door de politie, waarbij hij heeft aangegeven aangifte te willen doen. Aangever heeft op 12 juni 2014 aangifte gedaan. De klacht dateert eveneens van 12 juni 2014.
Evenals de advocaat-generaal en de raadsvrouw is het hof van oordeel dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk is in de vervolging van het onder 3 primair en subsidiair tenlastegelegde. Aangever heeft niet binnen de termijn van drie maanden een klacht ingediend, evenmin is binnen deze termijn gebleken dat aangever vervolging wenste.
meer subsidiair
Door de verdediging is aangevoerd dat het openbaar ministerie door vervolging voor artikel 284, lid 1, sub 1, Sr het klachtvereiste omzeilt.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
Onder feit 3 meer subsidiair zijn als feitelijkheden tenlastegelegd het dreigen met het bekend maken van afbeeldingen en/of chatgesprekken en/of dat [benadeelde partij 3] een ontmoeting heeft gehad met verdachte en/of een van haar mededader(s).
Anders dan de raadsvrouw heeft aangevoerd behelst het onder 3 meer subsidiair tenlastegelegde meer feitelijkheden dan enkel bedreiging met smaad of smaadschrift als bedoeld in artikel 284, lid 1, sub 1, Sr, zodat geen sprake is van het omzeilen van het klachtvereiste. Het verweer wordt daarom verworpen.
Ten aanzien van feit 5 primair onder A
Het chatgesprek tussen aangever [benadeelde partij 5] en verdachte en/of medeverdachte heeft plaatsgevonden op 25 mei 2013, waarna aangever op 27 mei 2013 € 950,- heeft overgemaakt naar (ING) rekeningnummer [nummer] ten name van [medeverdachte] . De weken er na heeft aangever in angst geleefd. Vervolgens is aangever medio mei 2014 telefonisch en per mail opnieuw benaderd door verdachte en/of medeverdachte. De boodschap was dat aangever een ‘naheffing’ moest betalen over het bedrag dat hij het jaar ervoor had betaald en dat hij wel kon begrijpen dat er bepaalde maatregelen zouden worden getroffen als hij niet zou reageren. Aangever zat weer in zak en as, maar ontving een half uur later ineens een e-mail waarin stond dat men afzag van de boete. Daarna heeft aangever niets meer over deze kwestie gehoord.
Aangever heeft op 17 juni 2014 aangifte gedaan. De klacht dateert eveneens van 17 juni 2014.
Het hof overweegt dat evenals onder 1 primair onder A sprake is geweest van een voortdurende compromitterende situatie, waarin aangever een jaar later – medio mei 2014 – opnieuw door verdachte en/of haar medeverdachte werd geconfronteerd met het chatgesprek van 25 mei 2013. Dit chatgesprek werd door verdachte en/of haar medeverdachte wederom aangegrepen om aangever opnieuw af te dreigen door hem geld over te laten maken of dit te proberen.
Zoals hiervoor is overwogen hoeft een beperkte(re) tenlastelegging en/of bewezenverklaring er niet aan in de weg te staan dat het hof bij de beoordeling van de klachttermijn acht slaat op de gehele in de aangifte genoemde periode. Nu uit de aangifte volgt dat in de periode van 25 mei 2013 tot medio mei 2014 sprake is geweest van een afdreiging en een poging daartoe, terwijl uit de aangifte eveneens blijkt dat voor aangever de compromitterende situatie tot op de datum van het doen van aangifte voortduurde, is het hof van oordeel dat de klachttermijn niet eerder dan medio mei 2014 is aangevangen en (dus) de klacht tijdig is ingediend.
Het verweer wordt verworpen.
Ten aanzien van feit 6
primair en subsidiair
Het chatgesprek tussen aangever [benadeelde partij 6] en verdachte en/of medeverdachte heeft plaatsgevonden op 10 februari 2014, waarna aangever op 15 februari 2014 € 500,- heeft overgemaakt naar rekeningnummer [nummer] (op naam van [verdachte] ).
Aangever heeft op 30 juni 2014 aangifte gedaan. De klacht dateert eveneens van 30 juni 2014.
Evenals de advocaat-generaal en de raadsvrouw is het hof van oordeel dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk is in de vervolging van het onder 6 primair en subsidiair tenlastegelegde. Aangever heeft niet binnen de termijn van drie maanden een klacht ingediend, evenmin is binnen deze termijn gebleken dat aangever vervolging wenste.
meer subsidiair
Door de verdediging is aangevoerd dat het openbaar ministerie door vervolging voor artikel 284 lid 1 sub 1 Sr het klachtvereiste omzeilt.
De advocaat-generaal heeft aangevoerd dat de feitelijke handelingen die aan verdachte worden verweten onder zowel bedreiging met een feitelijkheid (sub 1) als bedreiging met smaad/smaadschrift (sub 2) gebracht kunnen worden. Er is geen specialis-generalis-verhouding, zodat het openbaar ministerie ontvankelijk is in de vervolging voor sub 1.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
In artikel 284 Sr wordt strafbaar gesteld:
- 1. 1° hij die een ander door geweld of enige andere feitelijkheid of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid, gericht hetzij tegen die ander, hetzij tegen derden, wederrechtelijk dwingt iets te doen, niet te doen of te dulden;
2° hij die een ander door bedreiging met smaad of smaadschrift dwingt iets te doen, niet te doen of te dulden.
- 2. In het geval onder 2° omschreven wordt het misdrijf niet vervolgd dan op klacht van hem tegen wie het gepleegd is.
In dit artikel is door de wetgever onderscheid gemaakt tussen dreigen met een feitelijkheid en dreigen met smaad of smaadschrift, waarbij een speciale voorziening is getroffen voor sub 2 voor wat betreft het klachtvereiste.
Onder feit 6 meer subsidiair is – kort weergegeven – als feitelijkheid tenlastegelegd het dreigen met het bekend maken van afbeeldingen aan de familie en/of werkgever, althans het openbaar maken van die afbeeldingen. Nu de feitelijke omschrijving niets anders inhoudt dan het dwingen van die [benadeelde partij 6] door bedreiging met smaad of smaadschrift, zoals primair en subsidiair op dezelfde wijze is tenlastegelegd, beschouwt het hof het onder 6 meer subsidiair tenlastegelegde als een tenlastelegging ex artikel 284 lid 1, sub 2, Sr. Dit brengt mee dat aangever gehouden was binnen de termijn van drie maanden een klacht in te dienen. Zoals hiervoor is overwogen heeft aangever niet tijdig een klacht ingediend en is evenmin binnen de termijn gebleken dat hij vervolging wenste. Het openbaar ministerie wordt daarom ook ten aanzien van het meer subsidiair tenlastegelegde niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging.
Overweging met betrekking tot het bewijs van de feiten 1 primair onder A, 2 primair, 3 meer subsidiair en 5 primair onder A
Ter zitting in hoger beroep is (opnieuw) algehele vrijspraak bepleit. Daartoe is aangevoerd dat verdachte enkel en alleen op verzoek van de medeverdachte (met wie zij een relatie had en met wie zij samenwoonde) achter de webcam heeft plaatsgenomen omdat ze pedofielen wilden aanspreken op hun gedrag en dat zij geen enkele notie had van de afdreiging die mogelijk door haar vriend is gepleegd. Verdachte wist niet dat de dwang leidde tot de afgifte van geld. Daarnaast is aangevoerd dat geen sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking, noch van een gezamenlijke uitvoering tussen verdachte en haar medeverdachte.
Het hof is van oordeel dat het door en namens verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof verenigt zich met de overwegingen van het hof uit het arrest van 20 februari 2017 en neemt deze over.
Van medeplegen is naar geldend slechts sprake indien blijkt van een bewuste en nauwe samenwerking, waarbij de bewezenverklaarde intellectuele en/of materiële bijdrage die de verdachte aan het delict heeft geleverd, van voldoende gewicht is geweest.
Bij de vorming van het oordeel dat sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip. Daarbij verdient overigens opmerking dat aan het zich niet distantiëren op zichzelf geen grote betekenis toekomt. Het gaat er immers om dat de verdachte een wezenlijke bijdrage moet hebben geleverd aan het delict. Louter aanwezig zijn bij en zich niet distantiëren van een door een ander gepleegde delict, alsmede het louter instemmen daarmee rechtvaardigt geen bewijs van medeplegen.
De bijdrage van de medepleger zal in de regel worden geleverd tijdens het begaan van het strafbare feit in de vorm van een gezamenlijke uitvoering van het feit. Maar de bijdrage kan ook zijn geleverd in de vorm van verscheidene gedragingen voor en/of tijdens en/of na het strafbare feit.
Het hof volgt de verdediging niet in haar standpunt dat er geen toereikend bewijs is voor het daderschap van verdachte. De rechtbank heeft in haar vonnis een aantal feiten en omstandigheden opgesomd die zij redengevend acht voor het bewijs van het ten laste gelegde. Het hof neemt deze over.
Meerdere aangevers hebben geldbedragen overgemaakt op de bankrekening die op naam van verdachte stond.
De pinpas behorend bij die bankrekening werd (ook) door verdachte gebruikt.
Vanaf die bankrekening zijn substantiële bedragen contant opgenomen door te pinnen en zijn er bedragen overgeboekt naar de bankrekening van de medeverdachte, terwijl verdachte ook op de hoogte was.
In het dossier bevinden zich foto’s waarop verdachte met aanzienlijke hoeveelheden contant geld is te zien.
Op 10 februari 2013 heeft verdachte contact opgenomen met haar bank omdat ze een groot geldbedrag (€7.500,--) verwachtte, terwijl op 10 en 11 februari 2013 een van de aangevers dat bedrag op haar bankrekening stortte.
Verdachte was in [plaats 4] aanwezig tijdens een ontmoeting met één van de aangevers, op het moment dat de medeverdachte deze aangever heeft afgedreigd, terwijl zij samen met de medeverdachte bewust voor deze ontmoeting naar [plaats 4] is gegaan; bij deze afdreiging bevond verdachte zich in de nabijheid van aangever zodat zij hiervan wetenschap heeft.
Verdachte heeft, al dan niet vermomd met een pruik, plaatsgenomen achter de webcam om zich te tonen aan de aangevers en heeft zich met hen onderhouden, terwijl korte tijd daarna vanuit dezelfde woning de afdreiging plaatsvond door een geldbedrag te eisen;
Een aantal aangevers is gebeld door een vrouw om de afdreiging te bewerkstelligen. Verdachte ontkent deze vrouw te zijn geweest en hult zich omtrent de identiteit van deze vrouwen in een stilzwijgen. Het zouden vriendinnen van haar partner kunnen zijn, maar nadere gegevens kunnen niet worden verstrekt.
Het hof overweegt in aanvulling hierop dat verdachte ook ter zitting in hoger beroep heeft erkend dat zij bankrekeningen die betrokken waren bij de feiten heeft geopend, dat zij telefonisch contact heeft opgenomen met de bank over een uitblijvende boeking door ‘haar oom’ terwijl dat een betaling door een van de aangevers betrof, dat er over en weer gebruik werd gemaakt van de rekeningen en dat zij tijdens het cammen/chatten tegelijkertijd met haar medeverdachte achter de computer zat, waarbij zowel zij als haar medeverdachte, al dan niet afgewisseld, met de mannen chatten. Zowel verdachte als haar medeverdachte bedachten (valse) chatnamen en ook zij is wel degene geweest die een chat startte.
De verklaring van verdachte dat zij en haar medeverdachte geen geldelijk gewin beoogden maar tot doel hadden pedofielen te ontmaskeren acht het hof ongeloofwaardig. De periode van chatcontacten en overboekingen beslaat in totaal zo’n 1,5 jaar. In de periode is feitelijk niets van (enige vorm van) ontmaskering gebleken. Daarbij komt dat verdachte en haar medeverdachte geldbedragen incasseerden.
Uit bovenvermelde feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang beschouwd, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte vanwege haar wetenschap het oogmerk tot bevoordeling heeft gedeeld met haar medeverdachte en dat zij tezamen en in vereniging met hem door afdreiging grote geldbedragen heeft afgetroggeld van aangevers.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel - ook in onderdelen - slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair onder A, 2 primair, 3 meer subsidiair en 5 primair onder A tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1. primair
A
zij in de periode van 1 januari 2013 tot en met 11 februari 2013 te [plaats 1] , tezamen en in vereniging met een ander, meermalen met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met openbaring van een geheim, [benadeelde partij 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, toebehorende aan die [benadeelde partij 1] , welke bedreiging hierin bestond dat zij en haar mededader in msn- en chat- en e-mailberichten met/aan die [benadeelde partij 1] heeft gedreigd aan de politie en of de pers en/of de familie en/of het personeel van die [benadeelde partij 1] afbeeldingen, waarop te zien is dat [benadeelde partij 1] zich heeft afgetrokken voor een webcam en/of zijn geslachtsdeel heeft getoond bekend te maken en dat verdachte en haar mededader bij die [benadeelde partij 1] de indruk hebben doen ontstaan dat verdachte en/of haar mededader een meisje van 12 jaar oud was;
2. primair
zij in de periode van 1 januari 2013 tot en met 20 februari 2014 te [plaats 1] , tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met smaad, smaadschrift of openbaring van een geheim, [benadeelde partij 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, toebehorende aan die [benadeelde partij 2] , welke bedreiging hierin bestond dat zij en haar mededader in chat- en telefoongesprekken en e-mailberichten met/aan die [benadeelde partij 2] heeft gedreigd aan Pownews afbeeldingen, waarop te zien is dat die [benadeelde partij 2] zijn geslachtsdeel heeft getoond voor een webcam en (in combinatie met) privé- en/of werkgegevens van die [benadeelde partij 2] , bekend te maken en/of bij Jeugdzorg zijn kinderen aan te melden en dat verdachte en haar mededader bij die [benadeelde partij 2] de indruk hebben doen ontstaan dat verdachte en/of haar mededader een meisje van (ongeveer) 12 jaar oud was;
3. meer subsidiair
zij in de periode van 1 januari 2014 tot en met 27 januari 2014 in [plaats 1] en [plaats 4] , tezamen en in vereniging met een ander, [benadeelde partij 3] door bedreiging met feitelijkheden wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, immers hebben verdachte en haar mededader voornoemde [benadeelde partij 3] gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, toebehorende aan voornoemde [benadeelde partij 3] , en die [benadeelde partij 3] heeft gedreigd aan de werkgever en/of collega’s van die [benadeelde partij 3] chatgesprekken met seksueel compromitterende inhoud en dat [benadeelde partij 3] een ontmoeting heeft gehad met verdachte en haar mededader bekend te maken, en dat verdachte en haar mededader bij die [benadeelde partij 3] de indruk hebben doen ontstaan dat verdachte een meisje van 12 jaar oud was;
5. primair
A
zij in de periode van 1 mei 2013 tot en met 31 mei 2013 te [plaats 1] , tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met de openbaring van een geheim, [benadeelde partij 5] heeft gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, toebehorende aan die [benadeelde partij 5] , welke bedreiging hierin bestond dat zij en haar mededader in chat- en telefoongesprekken en e-mailberichten met/aan die [benadeelde partij 5] heeft gedreigd aan zakelijke contactpersonen van die [benadeelde partij 5] afbeeldingen, waarop te zien is dat die [benadeelde partij 5] zijn geslachtsdeel heeft getoond voor een webcam bekend te maken en dat verdachte en haar mededader bij die [benadeelde partij 5] de indruk hebben doen ontstaan dat verdachte en/of haar mededader een meisje van 13 jaar oud was.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 primair onder A, 2 primair en 5 primair onder A bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van afdreiging, meermalen gepleegd.
Het onder 3 meer subsidiair bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van een ander door een feitelijkheid, gericht tegen die ander, wederrechtelijk dwingen iets te doen.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straffen
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het arrest van 20 februari 2017 heeft het hof overwogen:
Verdachte heeft zich samen met haar medeverdachte meermalen schuldig gemaakt aan afdreiging, in de volksmond chantage genoemd. Verdachte en haar medeverdachte hebben zich telkens op een chatsite begeven. De mannen waarmee werd gechat, hebben tijdens die chatgesprekken uitlatingen gedaan met compromitterende inhoud en/of hun geslachtsdeel voor de webcam laten zien. Door onder meer het tonen van kopieën van die gesprekken en/of webcam beelden, hebben zij deze mannen gechanteerd en hen gedwongen forse geldbedragen over te maken. Als zij niet zouden betalen, zouden de afbeeldingen bekend worden gemaakt bij familie, kennissen en/of collega's. De vrees dat hun handelen bekend zou worden, heeft voor veel onrust bij de aangevers gezorgd. Verdachte heeft aldus een ernstige inbreuk gemaakt op hun persoonlijke levenssfeer. Daarnaast heeft zij zich schuldig gemaakt aan gewoontewitwassen.
Het hof houdt rekening met de rol die verdachte in de bewezen verklaarde feiten heeft gespeeld. Zij was weliswaar onmisbaar, maar heeft - ten opzichte van haar medeverdachte - een minder leidende rol in het geheel gehad. Het initiatief ging uit van de medeverdachte.
Deze gegeven strafmotivering is onverminderd actueel en juist. Het hof neemt deze daarom over en voegt daaraan het volgende toe.
Ook na de terugwijzing is ter zitting in hoger beroep gebleken dat verdachte zichzelf vooral als slachtoffer ziet en haar handelen van destijds bagatelliseert. Ook voert verdachte “het ontmaskeren van pedofielen” nog steeds aan als een rechtvaardiging voor haar handelen. Zoals eerder door het hof is overwogen is verdachtes aandeel een stuk kleiner geweest dan die van haar medeverdachte, maar heeft zij wel degelijk een strafbare en op sommige momenten juist essentiële rol gehad in de samenwerking met haar medeverdachte en heeft zij bovendien van de opbrengsten geprofiteerd.
Uit het verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie van 7 september 2021 blijkt dat zij eenmaal eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van een (andersoortig) strafbaar feit. Positief is evenwel dat verdachte niet opnieuw met politie of justitie in aanraking is gekomen.
Het hof houdt verder rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Voor zover relevant blijkt uit het inmiddels ruim vier jaar oude reclasseringsrapport van 6 januari 2017 dat de trekken van de gesignaleerde stoornis PDD-NOS een rol kunnen hebben gespeeld bij de totstandkoming van de delicten. De relatie met haar partner, met wie zij de feiten pleegde, en haar opstelling ten opzichte van hem behoren tot de kern van de problematiek. Volgens de reclassering was destijds sprake van een positieve ontwikkeling, waarin verdachte in staat leek zich assertief op te stellen. Detentie werd niet wenselijk geacht gelet op de gezinssituatie. Het hof beschikt niet over een actueel rapport omdat verdachte haar medewerking hieraan (bewust) heeft geweigerd. Wel is ter zitting gebleken dat verdachte weliswaar niet meer samenwoont met haar (ex)partner, maar dat zij nog wel steeds contact hebben. Verdachte en haar (ex)partner hebben inmiddels drie kinderen.
De ernst van de feiten maakt dat in deze zaak – als uitgangspunt – naar het oordeel van het hof niet kan worden volstaan met de oplegging van een andere straf dan een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van acht maanden wordt in beginsel passend en geboden geacht. Toch komt het hof tot een andere beslissing die inhoudt dat verdachte niet opnieuw naar de gevangenis hoeft, maar waarbij de nadruk ligt op het voorkomen van herhaling. Het hof houdt daarbij ook rekening met het aanzienlijke tijdsverloop en de overschrijding van de redelijke termijn in hoger beroep. De feiten dateren uit 2013 en 2014, toen verdachte net meerderjarig was, terwijl het inmiddels ruim zeven jaar later is. Ook houdt het hof rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, in het bijzonder haar kwetsbare persoonlijkheid, vooral ook destijds, tegenover haar dominante (ex)partner, ook in het licht van diens eerdere veroordeling waarbij verdachte het slachtoffer was. Verder heeft het hof meegewogen dat verdachte inmiddels als alleenstaande moeder de zorg over drie jonge kinderen heeft.
Alles afwegend acht het hof oplegging van een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 107 dagen voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest, met een proeftijd van twee jaren, voor de feiten 1 primair onder A, 2 primair, 3 meer subsidiair en 5 primair onder A passend en geboden. Het voorwaardelijke deel dient als stok achter de deur. Bovendien legt het hof op als bijzondere voorwaarden: een meldplicht, toezicht door de reclassering en de verplichting tot het volgen van een (weerbaarheids)training, indien de reclassering dit nodig acht. Het in het rapport uit 2017 geschetste risico van beïnvloeding door haar (ex)partner, is gezien hun voorgeschiedenis en de huidige omgang nog actueel, zodat toezicht, hulp en steun van de reclassering in de toekomst wenselijk wordt geacht.
Het hof zal overeenkomstig het bepaalde in het vierde lid van artikel 423 van het Wetboek van Strafvordering de straf bepalen ten aanzien van het eerder bij arrest van het hof van 20 februari 2017 onder 4 primair en 7 bewezenverklaarde misdrijven, te weten op een gevangenisstraf voor de duur van 60 dagen, met aftrek van het voorarrest.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 10.357,89. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 9.557,89. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
De raadsvrouw heeft het hof verzocht de vordering af te wijzen, voor zover dit ziet op de materiële schade. Daarnaast heeft zij verschuldigdheid van immateriële schade betwist en verzocht de benadeelde partij ten aanzien van die gevorderde immateriële schade niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 primair onder A bewezen verklaarde handelen van verdachte tot een bedrag van€ 9.557,89 rechtstreeks schade heeft geleden. De medeverdachte heeft de ten laste van hem in eerste aanleg hoofdelijk toegewezen vordering van [benadeelde partij 1] voldaan. Verdachte is daarom niet (meer) tot vergoeding van de materiële schade gehouden, zodat de vordering in zoverre zal worden afgewezen.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 11.030,-. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 10.000,-. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
De raadsvrouw heeft het hof verzocht de vordering af te wijzen, voor zover dit ziet op de materiële schade. Daarnaast heeft zij verschuldigdheid van immateriële schade betwist en verzocht de benadeelde partij ten aanzien van die gevorderde immateriële schade niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 2 primair bewezen verklaarde handelen van verdachte tot een bedrag van € 10.000,- rechtstreeks schade heeft geleden. De medeverdachte heeft de ten laste van hem in eerste aanleg hoofdelijk toegewezen vordering van [benadeelde partij 2] voldaan. Verdachte is daarom niet (meer) tot vergoeding van de materiële schade gehouden, zodat de vordering in zoverre zal worden afgewezen.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 3]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 2.000,-. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
De raadsvrouw heeft het hof verzocht de vordering af te wijzen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 3 meer subsidiair bewezen verklaarde handelen van verdachte tot een bedrag van€ 2.000,- rechtstreeks schade heeft geleden. De medeverdachte heeft de ten laste van hem hoofdelijk toegewezen vordering van [benadeelde partij 3] voldaan. Verdachte is daarom niet (meer) tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering zal worden afgewezen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 4]
Bij arrest van 20 februari 2017is vastgesteld dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 4 primair bewezen verklaarde handelen van verdachte tot een bedrag van € 571,76 rechtstreeks schade heeft geleden. De medeverdachte heeft de ten laste van hem in eerste aanleg hoofdelijk toegewezen vordering van [benadeelde partij 4] voldaan. Verdachte is daarom niet (meer) tot vergoeding van de materiële schade gehouden, zodat de vordering in zoverre zal worden afgewezen.
Het hof heeft bij zijn arrest van 20 februari 2017 de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk verklaard en heeft bepaald dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
De Hoge Raad heeft bij zijn arrest in deze zaak bij zijn terugwijzing beslist dat de zaak voor wat betreft dit feit het cassatieberoep wordt verworpen. Met die beslissing van de Hoge Raad is de vordering van de benadeelde partij niet meer onderdeel van deze teruggewezen procedure. Het hof stelt volledigheidshalve vast dat met betrekking tot de beslissing tot schadevergoeding voor wat betreft dit feit geen schadevergoedingsmaatregel is opgelegd. In zoverre speelt de beslissing evenmin een rol in het kader van de strafoplegging. Met het oog op de volledigheid en leesbaarheid van het arrest zal het hof de beslissing hieronder vermelden in die zin dat het hof verstaat dat op deze verzoeken in een eerder stadium is beslist.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 5]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.994,09. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 964,05. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
De raadsvrouw heeft het hof verzocht de vordering af te wijzen voor zover dit ziet op de materiële schade. Daarnaast heeft zij verzocht de benadeelde partij ten aanzien van de gevorderde immateriële schade niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 5 primair onder A bewezen verklaarde handelen van verdachte tot een bedrag van € 964,05 rechtstreeks schade heeft geleden. De medeverdachte heeft de ten laste van hem in eerste aanleg hoofdelijk toegewezen vordering van [benadeelde partij 5] voldaan. Verdachte is daarom niet (meer) tot vergoeding van de materiële schade gehouden, zodat de vordering in zoverre zal worden afgewezen.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 6]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 500,-. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
De raadsvrouw heeft het hof verzocht de vordering af te wijzen.
Het hof heeft het openbaar ministerie ten aanzien van het onder 6 primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging. De benadeelde partij kan daarom evenmin in haar vordering worden ontvangen en kan haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Rechtdoende op het hoger beroep, na terugwijzing door de Hoge Raad:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep met betrekking tot het onder 1 primair onder B en het onder 5 primair onder B ten laste gelegde.
Verklaart het openbaar ministerie ter zake van het onder 3 primair, 3 subsidiair, 6 primair, 6 subsidiair en 6 meer subsidiair tenlastegelegde niet-ontvankelijk in zijn strafvervolging.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair onder A, 2 primair, 3 meer subsidiair en 5 primair onder A tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair onder A, 2 primair, 3 meer subsidiair en 5 primair onder A bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 180 (honderdtachtig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 107 (honderdzeven) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde verplicht is zich gedurende de volledige proeftijd te melden bij Reclassering Nederland op het adres [adres] (of de spreekkamerlocatie [plaats 4] of [plaats 1] ), zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde zich houdt aan de aanwijzingen van de reclassering, hetgeen kan inhouden dat verdachte zal deelnamen aan een (weerbaarheids)training, te bepalen door de reclassering, indien de reclassering dit noodzakelijk acht.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Bepaalt de straf ten aanzien van de bij arrest van 20 februari 2017 door het hof onder 4 primair en 7 bewezenverklaarde op:
een gevangenisstraf voor de duur van 60 (zestig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1]
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor een bedrag van€ 9.557,89 (negenduizend vijfhonderdzevenenvijftig euro en negenentachtig cent) aan materiële schade af.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2]
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor een bedrag van€ 10.000,00 (tienduizend euro) aan materiële schade af.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 3]
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 3] tot schadevergoeding af.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 4]
Verstaat dat het hof bij arrest van 20 februari 2017 de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor een bedrag van € 517,76 (vijfhonderdzeventien euro en zesenzeventig cent) aan materiële schade heeft afgewezen.
Verstaat dat de benadeelde partij bij arrest van 20 februari 2017 voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering is verklaard en dat is bepaald dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 5]
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor een bedrag van€ 964,09 (negenhonderdvierenzestig euro en negen cent) aan materiële schade af.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 6]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 6] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Aldus gewezen door
mr. J. Dolfing, voorzitter,
mr. H.J. Deuring en mr. M.C. Fuhler, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J. Brink, griffier,
en op 20 oktober 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.