NJ 2013/281
Wijziging tenlastelegging waarbij na de tenlastegelegde (medeplichtigheid aan) oplichting als meer subsidiair witwassen ten laste wordt gelegd toelaatbaar.
HR 26-04-2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ8645
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
26 april 2013
- Magistraten
Mrs. A.J.A. Van Dorst, J. de Hullu, H.A.G. Splinter-van Kan, Y. Buruma, V. van den Brink
- Zaaknummer
11/02642
- Conclusie
A-G mr. A.J.M. Machielse
- LJN
BZ8645
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Strafprocesrecht / Rechtsmiddelen
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2013:BZ8645, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 26‑04‑2013
ECLI:NL:HR:2013:BZ8645, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 26‑04‑2013
Beroepschrift, Hoge Raad, 06‑09‑2012
- Wetingang
Essentie
Bij de beoordeling van de vraag of een vordering tot wijziging van de tenlastelegging sprake is van ‘hetzelfde feit’, dient de rechter de in de tenlastelegging en de in de vordering tot wijziging van de tenlastelegging omschreven verwijten te vergelijken. Het verschil in de juridische aard van de in de tenlastelegging aan verdachte verweten feiten (art. 326 Sr) en de gevorderde toevoeging als meer subsidiair feit van witwassen (art. 420bis/420quater Sr) en het verschil tussen de omschreven gedragingen is niet zodanig dat geen sprake kan zijn van ‘hetzelfde feit’ in de zin van art. ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.