NJ 2013/353
Prejudiciële vraag op voet van art. 392 Rv. Internationaal privaatrecht; aansprakelijkheid bestuurders; art. 10:119 aanhef en onder e BW. Is art. 2:11 BW van toepassing op de bestuurders van een buitenlandse rechtspersoon-bestuurder van een Nederlandse rechtspersoon?; ‘acte éclairé’; Hoge Raad ziet af van beantwoording.
HR 21-06-2013, ECLI:NL:HR:2013:CA3958
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
21 juni 2013
- Magistraten
Mrs. E.J. Numann, C.A. Streefkerk, C.E. Drion, G. Snijders, G. de Groot
- Zaaknummer
13/02534
- Conclusie
A-G mr. P. Vlas
- Noot
Red. Aant.
- LJN
CA3958
- JCDI
JCDI:ADS127654:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Internationaal privaatrecht / Algemeen
Internationaal privaatrecht / Conflictenrecht
Ondernemingsrecht / Rechtspersonenrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2013:CA3958, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 21‑06‑2013
ECLI:NL:HR:2013:CA3958, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 21‑06‑2013
- Wetingang
Essentie
Prejudiciële vraag op voet van art. 392 Rv. Internationaal privaatrecht; aansprakelijkheid bestuurders; art. 10:119 aanhef en onder e BW. Is art. 2:11 BW van toepassing op de bestuurders van een buitenlandse rechtspersoon-bestuurder van een Nederlandse rechtspersoon?; ‘acte éclairé’; Hoge Raad ziet af van beantwoording.
De door de rechtbank gestelde vraag luidt: “Is artikel 11 van Boek 2 BW ook van toepassing in het geval waarin een Nederlandse rechtspersoon bestuurd wordt door een buitenlandse rechtspersoon, in die zin dat de aansprakelijkheid van die buitenlandse, besturende rechtspersoon tevens hoofdelijk rust op hen ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.